Digitaal dilemma…

Digitaal dilemma…

Alles wat ik zoal de wereld in stuur qua blogs en verhalen doe ik via mijn laptop. Een Acer die mijn zoon me ooit beschikbaar stelde toen mijn vorige lapper het begaf. Het ding is razendsnel, doet alles wat ik er van verwacht zonder gekreun of gesteun, heeft schijfruimte voor wel tien musea aan afbeeldingen of verhalen (ik sla het meeste overigens extern op,..) en ik ben er dus domweg gelukkig mee. Ik ben ook geen digifan die allerlei bijzondere functies met dat ding uitspookt. Ik heb een iPhone waarmee ik allerlei andere zaken beheer, maar de laptop geeft me de ruimte om goed en duidelijk te communiceren.

Het ding is dubbelop beveiligd, dat wordt allemaal door softwarelieden opgewaardeerd en gecontroleerd. Maar nu kreeg ik onlangs toch even de zenuwen toen Windows me duidelijk maakte dat ik over moet (..) naar Windows 11 omdat men de ondersteuning van de huidige versie van hun software na die en die datum ging stopzetten. Resultaat, je moest een test doen om te zien of de huidige lapper wel dat Windows 11 aan zou kunnen. Nou, na 5 seconden wist ik al dat Windows vond dat dit niet zo was en ik een nieuwe laptop moet aanschaffen. Doe ik dat niet loop ik risico op allerlei bedreigingen. Mij viel dat zeer tegen, want ik weet dat deze laptop een supersnelle en grote processor aan boord heeft. Ook de opslag is deels ongebruikt. En de beveiliging is optimaal. Moet kunnen zou ik denken.

Dus maar even advies gevraagd aan zoonlief die er meer verstand van heeft dan ik. Die meent dat het zal gaan leiden tot 1) een nieuwe laptop 2) vervangen van de huidige processor door een nieuwe. Doe ik dat niet en zet ik alsnog WIN.11 op deze laptop wordt deze een stuk trager dan ik gewend ben. Reden, dat nieuwe Windows mag dan van alles kunnen, het vreet ook energie van de hardware. Kortom….Het gaat geld kosten. Schatting 750-1000 euro afhankelijk van wat ik ga doen of kopen. Dat vind ik toch wel wat bizar. Kijk, als zoals bij mijn vorige laptop de machine vol loopt en gewoon de updates niet meer aankan (vreet geheugencapaciteit) snap ik het nog wel. Nu niet. Ruimte zat, het ding functioneert uitstekend, maar moet ik door dit soort onzin nu gaan vervangen? Ik zoek nog even naar een second opinion. Wellicht dat die soelaas biedt. Hielp me al eerder met een vastgelopen harde externe schijf. Zo’n techneut die overal wel een oplossing voor heeft. Maar of dat in dit geval ook zo is?? We gaan het zien…. Intussen meldde de printer van Canon zich ook. ‘Ik zit vol’…. Houdt in dat er een afvaltank vol zit. Valt niet te legen zonder hoge kosten. Resultaat, moet ook vervangen worden. Het belooft een hete zomer te worden…… (beelden: Internet)

Sterren….

Sterren….

Anders dan veel autohaters menen is er in de afgelopen 135 jaar dat de auto nu bestaat heel veel veranderd. Van een door een benzine/stoommotor aangedreven koets zonder enige vorm van comfort naar een vervoermiddel dat naar gelang jouw persoonlijke budget het toestaat een paar miljoen Euri kan kosten en je weet te katapulteren van 0-100km/u in minder dan 2 seconden. Daar tussen zat de ultieme ontwikkeling van de aandrijfbronnen. En dat zijn er een paar geweest. Want bedenk maar dat ook auto’s met accu’s als voortstuwing intussen al dik een eeuw oud zijn, dat we zijn gegaan van een benzineverbruik dat eerst iets van 1:5 gemiddeld was naar 1:20 en diesels daar nog eens 10km gemiddeld bij doen per liter.

Er zijn fabrikanten geweest de werkten aan straalmotoraandrijving (Chrysler en Rover), Duitse uitvinders vonden een raket wel aardig om vooruit te komen, en er was ooit een man die hete lucht benutte om een automotor op te laten draaien. Intussen was er ook de veiligheid. En echt, beste lezers van dit zondagse blogverhaal, die werd jarenlang niet van groot belang geacht door fabrikanten en consumenten tot de jaren van de massa-motorisering aanbraken en de meest vreselijke ongelukken duidelijk maakten dat juist hier echt iets aan moest gebeuren.

Nu is dat eenvoudiger gezegd dan gedaan. Alles wat je namelijk versterkt in het kader van de bescherming van inzittenden zorgt ook voor meer gewicht. En dus werden auto’s steeds vleziger. Niet erg als je in de VS woont maar in ons land met haar op gewicht gebaseerd autobelastingsysteem een kleine ramp. De eerste veiligheidsgordels werden in 1971 verplicht ingebouwd. Kooiconstructies volgden later. Je had merken waar de motor bij een frontale aanrijding niet naar binnen werd gedrukt maar werd gekatapulteerd naar buiten de schadeauto.

Brandstoftanks kwamen in geval van een frontale aanrijding niet meer op je schoot terecht zoals vroeger, met alle gevolgen van dien, maar werden binnen de veiligheidskooi van het voertuig, vaak boven of voor de achteras gesitueerd. En we gingen testen…. Overal met eigen veiligheidstandaards. In Europa kennen we het strenge instituut EuroNCAP dat elk jaar haar normen aanscherpt. Men vergeeft sterren aan de betreffende en tot gort gereden nieuwe automodellen. Maar door de hierbij oplopende eisen kan het zo zijn dat een auto die pakweg in 2015 5 sterren (maximale score) scoorde er anno 2024 nog geen drie weet binnen te halen.

Vaak zit dat in de levering van hulpsystemen die tegenwoordig van de elektronische soort zijn. Zitten die standaard in een autotype krijgt men eerder de benodigde sterren dan wanneer dat niet zo is. En dan zie je dat sommige wagens en merken eindigen met 0 of 1 ster. Dat is anno nu best verbazingwekkend. Vaak auto’s met een laag prijskaartje. Want dat blijft wringen. Veel voor weinig bestaat niet meer. Dus stoppen de meeste fabrikanten met hun goedkopere modellen. Die kunnen voor een betaalbare prijs niet meer voldoen aan onze moderne veiligheidsnormen.

Om het over die voor uitstoot helemaal niet te hebben. En o ja, ook elektrische auto’s vallen soms bij die botsproeven door de mand. Waarbij ook nog eens het brandgevaar een rol speelt en het feit dat accu’s die als ze eenmaal branden vrijwel niet te doven zijn. Kortom…wie in een oudere auto rijdt moet zich bewust zijn dat die jaar na jaar steeds verder af komt te staan van de veiligheidseisen van de moderne tijd. Maar ja, doe die maar eens weg als hij (of zij) nog goed functioneert en zo lekker rijdt. Ik snap dat wel hoor. Als geen ander. Ik heb op professionele basis heel wat stevige crashes en de gevolgen gezien. En ook hoe de daarbij betrokkenen er uit waren gekomen. Dan wordt het toch spannend. Nog een reden om vast te houden aan de norm dat onder de 4 meter lengte weinig auto’s veilig zijn. Een Amerikaanse stelregel…Maar ja, daar is 5 meter al compact en tel je bij 2 meter breedte pas een beetje mee…..(Beelden: archief)

Sjoemelen….

Sjoemelen….

Wie mij al een tijdje volgt weet dat ik wel het een en ander heb ervaren in de wereld van de vliegende vrienden of de automobiele omgeving. Vele jaren werken in of met dat spul maakt dat je met een bepaalde blik kijkt naar wat er af en toe speelt. Dat doe ik anders dan de gemiddelde ‘journalist’ die leeft van zgn. schandalen of ‘sjoemelaffaires’. En komen die voor? Zeker. Maar soms is de waarheid een beetje anders dan men in dit Madurolandje graag wat opblaast.

Zo was er die VW-affaire. Opgeblazen tot buitengewone proporties door een linkse pers en milieubeweging die meende dat men dit grote concern op de knietjes moest krijgen door iets wat in feite voor kopers of gebruikers van diens auto’s nauwelijks of niet van belang was. Men had in de VS bij milieutests gesleuteld aan de software van met name dieselauto’s waardoor die schoner (b)leken dan ze in de praktijk waren. Toen VW meteen in de excuusstand schoot was het hek van de dam.

De fanatieke haters van alles wat wielen heeft zochten en vonden diverse andere misstanden. Het bleek geen typische VW-probleem, nee branchebreed bleek die software bij veel merken aangepast. Maar VW moest bloeden. Gelukkig had het Duitse concern voldoende veerkracht om over te schakelen naar elektrische wagens. De linksextremisten tevreden, de aandeelhouders ook, maar voor gebruikers betekende dit dat men in feite moest afzien van een auto uit de stallen van VW omdat de prijzen van die accu-aandrijvers dik waren verdubbeld. Andere merken moesten gedwongen fuseren of verdwenen zelfs helemaal van de markt.

Onlangs was er weer een affaire. Daihatsu, dat fijne Japanse merk uit de Toyota-stal had de kluit belazerd. Bij veiligheidsproeven hadden ze hun (vaak compacte) modellen uitgerust met geweldig werkende airbags en zo meer. De scores hoog, de wagens als veilig op de weg gezet. In de praktijk bleek dat men veel goedkopere onderdelen (als die airbags) in productiemodellen monteerde. En dat deed men ook bij wagens die voor andere Japanse merken werden geproduceerd. Zo wist men de kosten te drukken en de winst te verhogen. Als onderdeel van Toyota was dat ook een oekaze; winst maken. Het schandaal raakte bekend en de directie van Daihatsu moet diep buigen voor haar klanten maar zeker ook voor die topheren van Toyota.

Die meteen de bezem door de Daihatsu-stal haalde. Want een dochtermerk van het grote Toyota, dat als onderdeel van het concern goed is voor 1.7 miljoen auto’s per jaar, mag zulke schandalen niet veroorzaken. De verkopen kwamen stil te liggen e n beroepsclaimers doken er op met het idee dat er heel wat te halen viel. Ook in Nederland. Maar die hebben weinig kans. Daihatsu is sinds 2009 niet meer in Nederland te koop en de laatste wagens die het merk hier verkocht zijn ten eerste niet getroffen door dat schandaal maar kwamen ook nog van Toyota. Kortom….veel geblaat, weinig wol. Ik zelf vind het erg jammer dat juist dit merk door deze schandalen in diskrediet wordt gebracht. Uit mijn ervaring peurend moet ik constateren dat het prima wagens waren met verfijnde techniek en prima prijzen voor de consument. Waren andere tijden, ik weet het, en veiligheid toen een wat minder issue. Was het ons toen overkomen als dealers denk ik dat de stemming niet vrolijk was geweest. Maar dat gold dan ook voor onze toenmalige klanten. En die zijn toch het belangrijkste. Veiligheid voor alles. Heel wat anders dan een beetje uitstoot meer of minder. Maar dat zullen de linksextremisten wel weer anders zien. Maar dat interesseert mij dan weer niet. (beelden: Yellowbird archief)

Corona

Corona

Terwijl je dit leest is het al weer even geleden dat de meninggever en zijn dame geveld werden door een meer dan heftige griep. Komt wel eens meer voor in onze stede, maar deze had wel heel vreemde kenmerken. Koppijn, pijnlijke gewrichten en hoestbuien die de longen zowat uit het lijf joegen. De eerste nachten na opsteken van dit monster waren niet fijn. Koortsachtige dromen en door het gehoest steeds wakker. Vermoeidheid was ook zo’n dingetje. Alsof er gewichten hingen aan onze handen en voeten. Het was dus een lastige periode, maar we gedroegen ons man/vrouwmoedig. Al was het maar omdat we ook nog poezenkinderen in huis hebben die gewoon aandacht en eten wilden ontvangen op de daartoe bestemde tijden. Kortom…we sloegen ons er doorheen. Piepend en krakend. Nou ja, ik als man was vooral van dat laatste.

Vrouwlief was een stuk taaier en ook sneller dan ik weer in staat tot volwaardig functioneren. Ik daarentegen was ‘echt ziek’, kon mijn armen nauwelijks optillen, en hoestte vele dagen lang als een roker die twee pakjes sigaretten per dag verwerkt. Na een paar dagen toch maar eens een coronatestje gedaan….en verdraaid, een van ons eindelijk ook aan de beurt gekomen. Positieve test! In die hele periode dat dit virus ons aller Nederlandse leven in de war schopte raakte het ons nooit. Zelfs niet verkouden, met dank aan al die afstandsmaatregelen en het consequente gebruik van gel om de handen te reinigen. Maar nu, Corona is een griep geworden en je hoeft er niet meer voor in quarantaine, komen ook wij een keer uit de kast… Ach, het maakte mij niets uit. Al behoorde ik wel ineens tot de grote groep mensen die dit allemaal een keer doormaakten. We steunden mekaar, maar deden ook wat nodig was om de gezondheid weer terug te krijgen.,. Medicatie, wandelen in de frisse wind van de periode, en elkaar beklagen. Want medelijden is ook een soort van medicijn…. Intussen zijn we weer een stuk verder in de tijd en is het een herinnering aan wat een mens zoal kan overkomen. Kijk, vrouwen klagen wel eens over de pijn van bevallingen, maar een mannengriep (of soortgelijk..) is echt een stuk erger….Maar dit terzijde…

Japans en onbekend; Isuzu!

Japans en onbekend; Isuzu!

Voor veel mensen is de naam Isuzu wellicht volstrekt onbekend, maar het was juist dit merk dat als een van de eerste Japanse automerken Nederlandse kopers aan zich wist te binden.

Waarbij moet worden aangemerkt dat het toch vooral een fabrikant van bedrijfswagens was die ergens in de jaren vijftig startte met de productie van personenwagens. Dat waren in principe Britse Hillman’s waarvoor men de licentierechten verkreeg, maar later kwam men ook met eigen wagens. De Bellel was daarvan een voorbeeld. Verscheen in 1961 en was een flinke auto. Onder de motorkap een vierpitter met 2 liter inhoud en een top van 145km/u. Isuzu kwam er een jaar later al mee naar Nederland en trachtte de middenklasser hier te verkopen. Als taxi lukte dat nog wel, maar echt heel veel werden het er niet. De auto had dezelfde prijsstelling als een beetje grote Citroen, Volvo of zelfs Mercedes en daar hielden de meeste Nederlanders niet zo van. Daarbij kwam dat de auto, hoe goed ook, toch net even te veel twijfels opwekte bij kopers die meenden dat die Japanners eigenlijk geen auto’s konden bouwen toch??

Elders in Europa lukte het beter met de Bellel en enkele exemplaren van deze klassiekers zijn daar nog wel te vinden. Een betere toekomst was beschoren voor de kleinere Bellett. In 1963 op de markt gebracht had hij een 1,6 liter motor en was er naast in een klassieke sedanvorm ook als 2&2 Coupe, en kostte hij omgerekend naar Euro’s iets van 3,5 mille. In die tijd best concurrerend. Een echte Coupe-versie werd door Giugiaro ontworpen en oogde overtuigend. Er waren best wat kopers voor Isuzu te vinden en ik herinner me ze ook nog goed uit de jaren 60/70. Toch hield Isuzu niet vol. Het merk werd onderdeel van General Motors en dat besloot dat de Japanners zich moesten concentreren op bestel/vrachtwagens en de personenwagendivisie moesten opgeven.

Het merk Isuzu verdween dus met stille trom en liet een gat achter dat door concurrenten als Mazda, Nissan en Toyota met plezier werd ingevuld. Maar het verhaal van Isuzu is nog niet klaar. Het merk maakte later soms wagens voor andere GM-merken zoals Opel en Vauxhall. Zo was de Opel Frontera gewoon een Isuzu met een aantal wijzigingen. Ook wat Pickups van Isuzu kwamen zo via een omweg terecht bij kopers die geen idee hadden van de herkomst van hun auto. En het werd nog fraaier toen het Chinese merk Landwind ineens die Frontera kopieerde en naar Nederland bracht. Made in China met een indirecte link naar Japan. Al was die Chinees zo slecht in elkaar gestoken dat het bijna schandalig was. Maar dit terzijde. Isuzu is nog steeds actief.

En zal nog wel even doorgaan met haar bedrijfswagens….Maar personenwagens zijn nu schaars. Want af en toe lieten ze nog wel eens zien wat ze zoal in hun mars hadden. Zoals met de bijster fraaie Piazza sportcoupe uit 1982 die hier zeker een hit was geworden ware men als merk nog te koop geweest. Ook de Vehicross uit 2000 liet zien dat men het ontwerpen van spannende wagens nog niet verleerd was. Dat was een Crossover die nu, 20 jaar later, zo mee had gekund in het concurrentieveld van juist dit soort wagens. Een leuk maar onbekend merk dus. En als gezegd, pionier in ons land onder de Japanse automerken. (Beelden: archief/internet)

Werken op Schiphol – 22 – Peyton Place en Ricoh…

Het Vrachtgebouw waarin wij indertijd zetelden was negen etages hoog en alle kantoren waren gesitueerd rond een centraal lift/trappenhuis. Op die manier kon men er per etage een twintigtal kantoren aanbieden. Sommige bedrijven (zoals het onze) nam een aantal aaneengesloten kantoren af waardoor men wat ruimer in de jas zat, andere bedrijven hadden slechts een relatief bescheiden kantoortje op een van die etages. Een wat grotere huurder was begin jaren zeventig ook het Japanse bedrijf Ricoh. Dat zocht en vond een markt in Nederland (en Europa) en startte bescheiden in dat Vrachtgebouw op dezelfde etage als waar wij zaten. Binnen de kortste keren zat chef Breems bij die lui binnen en regelde dat wij hun  in/uitvoer en entrepot-opslag mochten verzorgen. Een slimme set. Al was de communicatie met die Japanners best ingewikkeld. Soms hadden ze de documentatie voor hun zendingen gewoon niet voor mekaar, maar bleek dit door de lastige communicatie niet uit te leggen.

Daarbij hadden zij ook een soort reparatie-afdeling in eigen huis waarvoor je dan weer speciale afspraken met de douane moest maken. Hoe dan ook, het was een aardige klant en ze groeiden als kool. Ik hield er zelf nog wel eens een camera aan over die ze wilden testen op bruikbaarheid. Zo kreeg ik eens een compactcamera met een opwindsysteem van die lui, waardoor je tien foto’s achter elkaar kon maken. Ongewoon in die tijden. Maar het bleek ook niet zo’n geweldige constructie, want het ding gaf het na enige maanden gebruik op, de veer gebroken en Ricoh intussen verhuisd naar Amstelveen. Voor zover mij bekend werd het systeem nooit op de Nederlandse markt gebracht. Een ander gevolg van die indeling van dat gebouw was dat het er net Peyton Place was. Er werden verhalen verteld, geroddeld, er waren kroegvrienden (beneden in het gebouw zat een horecagelegenheid) die de nodige sprookjes de wereld in hielpen. En niemand had daarbij een onbevlekt blazoen.

Het leek een verslaving. Kwam ook omdat het gebouw werd bevolkt door mannen en vrouwen, veelal van niet al te gevorderde leeftijd en het leek dat sommige wel wat oudere lui een soort geestelijke tik hadden voor ze in die luchtvaartwereld waren toegetreden. Uitsloverij leidde nog wel eens tot schade. Zowel in de relationele als fysieke sfeer. Daarbij was men graag op de hoogte van wat de concurrentie nu weer voor klanten had binnengetrokken en werden op het oog ‘spontane vriendschappen’ soms benut om informatie los te krijgen ten bate van het eigen bedrijf. Vertegenwoordigers van airlines die nu wel regelmatig over de vloer kwamen waren soms geweldige bronnen voor dit nieuws, al wist je wel dat wat zij jou toevertrouwden soms wel met een korreltje zout te nemen was, terwijl je ook besefte dat ze nieuws over jouw handel graag weer met anderen zouden delen. Ik had daarom alleen al met sommigen echt een mindere band dan met anderen.

Maar dat had ook andere redenen. In mijn luchtvaartperiode dronk ik niet. Nooit gedaan, geen behoefte. Maar was daarmee een witte duif onder de zwarte eksters. Die kroeg beneden was een magneet voor sommigen en soms kwamen vaak heel wat lieden lichtelijk beschonken van beneden om hun werkdag min of meer af te maken. En dat was soms best frustrerend. En omdat ik als ‘saai’ door het leven ging was elke roddel die mijn persoon betrof natuurlijk interessant. Ik heb er best wel eens last van gehad. Overigens was ik zelf op dit punt zeker niet heilig, al had ik de neiging net de verkeerde dingen te geloven en dan met open ogen in een val te trappen die door anderen was opgezet. Misschien had ik dan toch meer moeten drinken. Was het me vast vergeven. Want achteraf is me gebleken dat onder de toenmalige drinkebroers dat gedrag nog steeds normaal is. (Beelden: Yellowbird archief/internet)

‘Groen; niet altijd goed of efficient…

Mij werd onlangs gevraagd om toch eens iets te schrijven over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van automotive, opdat we wellicht met zijn allen kunnen besluiten over te stappen op alternatieve vervoersmogelijkheden dan wel aandrijflijnen voor ons vervoer. Ik schreef daar tien laar lang over op het internet, maar dat was aan de betreffende waarnemer vast voorbijgegaan. Welllicht omdat ik niet meteen stond of sta te springen van enthousiasme bij de toekomst met elektrische of zelfs zelfrijdende auto’s. Het antwoord zit besloten in de techniek. Stel je eens voor dat de huidige vloot van 9,5 miljoen Nederlandse voertuigen ineens elektrisch zouden moeten gaan rijden. Weet je wat er dan met ons elektriciteitsnet moet gebeuren? Dat moet dan verdrievoudigd worden qua capaciteit. De huidige centrales kunnen deze vraag niet aan. Windmolens al helemaal niet en je auto volplakken met zonnecellen is ook geen optie. Nee, dan gaan we richting kernenergie of moeten we elektriciteit gaan kopen bij de buurlanden.

Waar zich een soortgelijk probleem voor doet. En over die buurlanden gesproken, ons land staat na Portugal en Denemarken op de derde plek van schoonste landen als het gaat om de uitstoot van CO2. En dan alleen gemeten langs de meetlat van het personenwagenpark. Wij kopen en rijden schone auto’s. Heel iets anders dan bij de omringende landen. Waar naast de laag geplaatste Baltische staten, Engeland en Duitsland tot de meest vervuilende naties behoren. En die vervuiling blijft niet in eigen land hangen. Die waait met heersende winden ook bij ons binnen. Hoezo zuivere metingen? De gemiddelde Nederlander rijdt 13.000 km per jaar. Haal je daar de leaserijders uit, zal dit getal nog wat omlaaggaan. Maar in die kilometrage zit dan wel weer de jaarlijkse vakantietrip die Nederlanders graag in Frankrijk of Italië beleven, met een caravan achter hun familievervoer. En daar zit meteen een extra probleem voor die elektrische wagens.

Je kunt er niet echt mee over de grens vanwege de extreem korte actieradius en trekken van een caravan of klapwagen helpt daar bepaald niet bij. Kortom er is veel af te dingen op die toekomstige auto’s, zeker in het licht van de historie. Want ruim een eeuw geleden reden er ook al elektrische auto’s en die deden het qua prestaties nauwelijks slechter dan hun huidige soortgenoten. Maar die conclusie zal wel weer als zuur en conservatief worden ervaren. Voor dat doel heb ik even een praktijktest uit oktober jl. voor de dag gehaald. Door het Duitse autoblad Autobild uitgevoerd. Met vergelijkbare auto’s die draaiden op Diesel, benzine, waterstof, aardgas, een hybride en een puur elektrisch rijdende Tesla. Over een afstand van 2000km, op een dag rijdend van Hamburg naar München. Net of je voor een afspraak die kant op moet, zoals veel Duitse zakenlieden doen. Welke brandstof of aandrijving is daarbij het efficiëntst. Waarmee verlies je de minste tijd onderweg? Wel, de resultaten spraken boekdelen. De Diesel was veruit de meest efficiënte brandstof en de auto die er op reed ook het snelst van de testvloot. Hij verbruikte over deze lange rit, met wat tussenstops voor eten en drinken, slechts 60 liter brandstof.

Na ruim 6 uur was hij in reeds in München. En de gebruikte auto zelf voldeed aan de laatste nieuwe Euro6d normen qua uitstoot. Schoon dus! 17 minuten later is de tweede auto in München. De benzineauto, die duidelijk meer brandstof verbruikte maar ook aardig snel zijn doel bereikte. Als derde de auto die op aardgas reed. Deed er door het zoeken naar tankstations toch 45 minuten langer over. Hij versloeg daarbij wel de Waterstof-auto die er nog eens twintig minuten langer over deed. Ook al door de zoektocht naar schaarse distributiestations voor dat spul. Best een dingetje. Maar is daarmee toch sneller dan de Toyota-hybride die er nog eens 50 minuten langer over deed. Als absolute hekkensluiter komt de Tesla binnen. Vier uur (!!) later dan de dieselauto. Door het onderweg telkens moeten bijladen. Noem dat maar toekomstgericht dan. Tot we nieuwe accu’s krijgen en een veel grotere betaalbaarheid voor die wagens zie ik nog weinig toekomst voor de elektrische auto. Of het moet in of rond de stad zijn. Want dan komt deze techniek echt nog wel tot zijn recht. Voor de rest een aardige gimmick waarvoor met name de ‘progressieven’ uit de grachtengordel dik gesubsideerd wel willen gaan. Ik blijf voorlopig dan maar conservatief. Want ik rijd zelf meer dan het landelijk gemiddelde en daarbij ook heel wat keertjes op en neer naar Duitsland. En om dan constant aan de laadpaal te verkeren? Mijn ongeduldige karakter kan dat niet opbrengen. (Foto’s: Yellowbird archief)