
Zelf ben ik redelijk regiogebonden om niet te zeggen honkvast. Die stad waar wij verkeren heeft een magneetwerking al telt dat zeker niet voor de provinciale bestuurders die alles wat mooi is aan de samenleving in die stad kapot willen maken. Maar dat is een andere kwestie. Via TV of sociale media komen nog wel eens mensen uit deze stad tot mij die in een of andere buurt zijn geboren en daar uit eigen vrije wil hun leven lang zijn blijven wonen. Zij voelen zich daar nog zo thuis dat verhuizing naar een andere buurt voor hen als verraad voelt en zeker zorgt voor gefrustreerde onthechting. Soms wordt dit veroorzaakt door een sociale status waartoe men behoort, anderen hebben een dusdanig sociaal netwerk om zich heen dat dit zorgt dat het voor hen in die bewuste geboortebuurt warm en plezierig toeven is.

Ik ben zelf al enige tijd lid van een Facebookgroep die een bepaalde buurt in Amsterdam-Zuid bejubelt en bewondert. Veel van de leden wonen net als ik elders in de stad, ons land of de wereld zelfs, maar ze koesteren nog altijd die warmte en gezelligheid uit deze specifieke buurt. Bij een andere gelegenheid zag ik mensen uit de Jordaan die elders op een camping verbleven (met een hoop gedoe rond de verhuurders..) maar hun woonbuurt omschreven als ‘sociaal en liefdevol’.

Ook al is 70% van de oerbewoners verdwenen en woont intussen op andere plekken, de overblijvenden koesteren hun etagewoningen zonder tuin alsof het een villa in het Gooi betreft. Nu lopen wij vaak door de genoemde buurten. Ook die oude waar ik ben opgegroeid tot jong volwassen mens. Herkennen doe ik weinig meer. De vernieuwbouwgekte van de jaren 60 en daarna maakte dat oude panden van toen, maar ook veel mkb-ondernemers zijn verdwenen. Onze woonstraat uit die tijd was zeer levendig. Van oudsher zaten er allerlei bedrijfjes in de onderbouw van de vele etagewoningen. De mengeling van arbeiders, mkb-ers en iets grotere ondernemers maakte de straat gekleurd zonder dat ik daar de huidige betekenis aan wil hangen.

De mensen kenden elkaar nog, ze hadden soms ‘mot’ met elkaar, maar hielpen ook waar nodig. Loop ik daar nu rond merk ik dat ik een vreemde ben in die oude straat. Het verleden is uitgewist. Zouden anderen die er wel bleven wonen dat nou niet (willen) zien? In de omliggende straten is het beeld echt niet anders. En de linkse stampvoeters in de Stopera sloten ook de doorgaande wegen naar het centrum zodanig af dat er geen enkele kans meer is op terugkeer van de levendigheid. Is in de Jordaan ook zo hoor, daar kwamen Yuppen wonen, panden werden peperduur, BN-ers laten zich er graag zien, maar of de tijd van Johnny Jordaan ooit nog terugkomt? Ik vrees van niet. Ik verhuisde op mijn 18e. Naar hartje stad. Vandaar naar de toen splinternieuwe Bijlmermeer met zijn warme comfortabele, ruime flats. Waar het goed toeven was tot halverwege de jaren 70. Daarna verloederde ook die buurt tot het getto wat het later werd. Ook daar bleven mensen plakken, ondanks alles. Ze hielden van die betonnen kolossen en de onveiligheid van de winkelcentra. Wij pakten echter vermoeid en teleurgesteld de koffers en trokken verder. Het nieuwe land lokte. Het verhaal is bekend. 12 jaar later reden de verhuiswagens weer de andere kant op. Terug naar de stad. Niet naar de oude buurt. Mijn persoonlijke ontwikkeling maakte dat ik me i n die periode een echt huis kon veroorloven. Waar ik nog steeds woon. Op wandelafstand van die oude buurt uit de jeugd. Waar ik in tegenstelling tot anderen maar weinig gevoel mee heb. Mijn ouders zouden het niet begrijpen. Die hadden het daar prima naar de zin. Ze hadden (beiden allang geleden overleden) in onze tijd vermoedelijk op die bewuste Facebook-groep gezeten om hun genoegen uit te spreken over die straat waar ze al zo lang elke gevel en bewoner kenden. Wat dat betreft hebben ze hun kinderen niet juist opgevoed. Die vlogen wel uit, en eerlijk? Ik heb daar geen dag spijt van gehad…..(Beelden: archief)














Toen de auto dus bij de dealer stond voor die onlangs beschreven schade door derden en de bijbehorende expertise van de verzekeraar, maakten wij van de gelegenheid gebruik om vanaf de garage (Amstelveen-Centrum) naar Amsterdam te wandelen. Het paste in ons loopritme en de wens om weer wat meer te bewegen en wandelen daarbij een zeer goede manier van doen is. Dus daar gingen we. De aanloop in Amstelveen langs fraaie vaarten en schitterende huizen. Het is en blijft een rijke buurgemeente van de hoofdstad. Dan bij de overgang naar Amsterdam (Kalfjeslaan) langs de bebouwing daar die nog stamt uit de 19e/begin 20e eeuw en het drukke Buitenveldert. Ongekend wat een mensen daar in die wijk tegenwoordig werken.
Het forensenverkeer is daardoor zeer druk, allerlei stromen komen hier bij elkaar. Teslarijders en OV-gebruikers om het zo maar eens aan te duiden. Het giga-complex van het AMC/VU tegenover waar ooit de dealergarage stond waar ik zelf jaren professioneel mocht werken en waarover ik in mijn eerdere vervolgverhaal berichtte. Op die plek figureren nu allerlei kantoorgebouwen. Vanaf die plek loop je langzaam aan de relatieve rust in van Amsterdam-Zuid. Langs het Stadionplein dat tegenwoordig gewoon bebouwd is geraakt, het voormalige Citroen gebouw dat deels van vroegere werkgever Pon is tegenwoordig en waar ook andere kantoren in zetelen. Totaal nieuwe woonwijken naast het Stadion en dan hup, de oude Amstelveenseweg op. Daar vernieuwbouwt men, renoveert er ook de straatweg en dan via het fraaie en grote Vondelpark afbuigen naar het echte centrum.
Dat Vondelpark is zo rond 9 uur in de ochtend een doorgangsroute voor fietsers op weg naar school en kantoor, maar er lopen ook heel wat mensen hun rondjes in al dan niet (te)strakke trimpakjes. Bij de Stadhouderskade het park weer uit, doorsteken via het Max Euweplein, Leidsestraat, Heiligeweg naar La Place in de Kalverstraat. Daar hadden we er intussen 8,5 km opzitten. Even thee. Door de matige service, lauwe thee en koffie i.c.m. wel een hoge rekening verder maar gelaten voor wat het is en door naar de Bijenkorf en Primark (Plaspauze), waarop we besloten naar de Jordaan door te steken voor de maandagmarkten daar.
Die liepen we helemaal af. Dan weer terug, dwars door de Jordaan naar de Rozengracht, en weer afbuigen naar de Nieuwendijk voor een kleine versnapering bij de Hema. Altijd lekker de Surinaamse kipbroodjes daar. En dan weer verder met lopen. Via de Kalverstraat, Heiligeweg, terug naar het zuidwesten. De garage had intussen gebeld. Expert geweest. Dus ook weer richting Amstelveen. Via het chique Amsterdam-Zuid, langs de Zuidas en WTC dwars door Buitenveldert en dan weer Amstelveen. Uiteindelijk hadden we er 21 km opzitten en 30.000 stappen. Paar spieren deden zeer, maar het was wel een leuke oefening geweest. Moeten we meer doen. Maar wel even op adem komen. Dat wel…(Beelden: Yellowbird)
Wat dat toch is, het gevoel dat je echt bij een stad hoort? Geen idee. Maar veel echte en geboren Amsterdammers verliezen dat gevoel nooit. Zelfs niet als ze in pakweg Denemarken wonen of Nieuw-Zeeland. Het gevoel dat je krijgt van verhalen of liedjes die over jouw stad gaan, het maakt ons Mokummers al snel week en gevoelig voor tranen. Westertoren, Dam, de grachten, de Jordaan, de vroegere haven. De geschiedenis van de stad is oud. Het verhaal over de Tweede Wereldoorlog die deze stad zo hard trof. Je krijgt het mee vanuit de ouders, de genen, maar ook je eigen ervaringen doen er natuurlijk toe. Een stad is geen dorp en een dorp wordt zelden een stad. Al is dat in het geval van veel grote steden ooit wel eens zo geweest. Meestal niet veel meer dan ooit een vestiging van wat handlieden of boeren aan een rivier, kust of twee huizen langs een doorgaande weg.
Zo verging het Amsterdam ook. Men dankte de ontstaansgeschiedenis aan vissers die vanuit het iets verderop aan de rivier de Amstel gelegen dorpje Ouderkerk afzakten tot de toen nog aardig in het Noord-Hollandse landschap spoelende Zuiderzee. Daarna bleven vissen en soms iets agrarisch opstartten. Zo ontstond een veelal gelovige gemeenschap die telkens verder uitbouwde. De waterwegen bleken prima geschikt voor vervoer van handel en personen en al snel bouwde de gemeenschap die nu Amsterdam heet zich uit. Tot de stad die het nu is. Bijna 1 miljoen zielen groot, met een geweldig vliegveld om de hoek, een aardige industrie en haven, werk voor velen en ooit benoemd tot hoofdstad. Zeer terecht overigens. Amsterdam speelde in de geschiedenis een belangrijke rol. Veel bestuurders en chique zakenmensen kwamen uit deze hoek vandaan. Maar Amsterdam is ook een stad van anarchisme en oproer.
In het verleden diverse malen bewezen dat de bevolking niet houdt van knechting of onderdrukking. Dan komt men in opstand en dat ging of gaat er vaak heftig aan toe. In de recente geschiedenis zijn o.a. de studentenopstand uit 1968 bekend, maar ook de latere krakersopstanden. De relletjes die door linkse lieden werden opgebouwd tot een stedelijke revolutie rond de kroning van Beatrix, het was allemaal mogelijk in Amsterdam. Ook de ontruiming van op zichzelf prima woningen voor de metro-aanleg in de jaren zeventig leidde tot zware inzet van politie en andere overheidsdienaren toen de bevolking zich niet liet weghalen uit die huizen. Amsterdam is daardoor alleen al een bastion van zelfverzekerdheid. Daar doet geen Groenlinkse egalisatie of Dedain66-achtige bestuurslaag iets aan. Al is een deel van de oorspronkelijke bevolking dan intussen verdwenen. Verhuisd naar plaatsen rondom de hoofdstad, als Purmerend, Almere, Hoofddorp.


Ik merk ook dat naarmate mijn leeftijd zorgt voor steeds meer kaarsjes op de al dan niet in huis gehaald of zelf gebakken taart rond mijn jaardagen, ik die stad meer koester. Die grachten, de oude panden, de straatjes met hun winkeltjes, de vele eethuizen. Mijmerend staar ik wel eens over het IJ waar vroeger de oude zeeschepen voorbij kwamen en het een levendige toestand was. Ik mis nog wel eens die oude gierende blauwe trams, de oer-Amsterdamse gezelligheid. Een koffiehuisje waar je naar binnen kon voor echte koffie met een Moezelientje of Kano. Ik mis het platte Amsterdams. Wat je tegenwoordig hoort is vaak een mengeling van alle landaarden die deze stad lijken te hebben geannexeerd. De ware Amsterdammer trok zich steeds meer terug. Verspreidde zich richting Noord-Holland, Flevoland of Haarlemmermeer.
Wilde een echt huis met tuin en een min of meer witte school voor zijn kinderen. Het haalde soms de kern uit een bepaalde buurt, maar legt ook vingers op zere plekken. De echte Amsterdammer is niet gespeend van humor, en dan ook nog van de wat ironische soort. Soms met een vleugje joods verleden. En dat is nodig als je ziet wie deze stad zoal menen te moeten veranderen. Een paar decennia falend stadsbestuur, megalomane stadsdeelbestuurders, provinciale amateurs die op politieke stromen een functie krijgen in de grootste stad van ons land en dat het liefste zien veranderen in een groot toeristisch dorp. Het liet allemaal haar sporen na. Kijk naar het chaotische verkeer, de anarchie van krakers, fietsers en scooters, het gebrek aan overzicht. En toch, mensen, ik blijf het een lekkere stad vinden. Kom ik dan nooit ergens anders? Natuurlijk wel. Veel en vaak. En daar zitten ook plekken tussen die ik best leuk vind. Maar daar hangt dan uiteindelijk toch niet die sfeer die Amsterdam zo leuk maakt. Want veelkleurigheid kent ook haar pluspunten.
Ik ben de laatste die dat niet wil erkennen. Voorbeelden zat van ontwikkelingen die bijdragen aan het fijne karakter van die stad. Wonen deed ik er lang, tot we besloten om na een Bijlmer-avontuur de grote tocht oostwaarts te maken en in Almere neer te strijken. Met een wijk vol andere Amsterdammers. Begin jaren tachtig. Eindelijk geen verloedering meer en ook geen criminaliteit. Ruim tien jaar later verhuisden we weer terug. Naar de zuidkant van de stad, waar het nog goed toeven was en is. En we het stadshart op loopafstand hebben liggen. Zo fijn, zo warm, en zo bekend. Kortom, ik ben een Amsterdammer in hart en nieren. En ik zal dat nooit onder stoelen of banken steken….

