Wolseley – Brits en iconisch..

Wolseley – Brits en iconisch..

Wanneer een automerk kan bogen op een geschiedenis die al start aan het einde van de 19e eeuw hebben we te maken met een historisch merk. Ik beschreef er in mijn alfabetische serie verhalen over automerken een aantal die dat genoegen konden doen smaken. Wolseley is er ook zo een. De eerste personenauto van het merk reed in 1895 al rond. Overigens ontworpen en gebouwd door meneer Herbert Austin die later onder eigen naam nog de nodige faam zou krijgen. (zie Austin blog 271019)Wolseley zat altijd wat aan de bovenkant van de markt, zonder meteen de echt dure en chique merken concurrentie aan te doen. Maar een Wolseley was niet voor iedereen bedoeld. Geld verdienen was overigens niet hun grootste pluspunt.

Al in 1927 ging de boel failliet en nam Morris de handel over en lijfde het merk volledig in. En door de overname van Wolseley werden die auto’s van Morris betere wagens. Wolseley bleef gewoon eigen auto’s bouwen maar deelde wel vaak de techniek daarvan met Morris. Na de oorlog kwam het merk terug van weggeweest met de nodige klassiek aandoende wagens die allemaal een zekere luxe uitstraalden. In 1952 verscheen de 4/44. Een vlot aandoende auto met naar keuze een 1250cc motor van 47 pk of met een 1.5 liter die 56pk’s meebracht. De auto was prachtig luxe en chique en lederen bekleding was uiteraard onderdeel van de uitrusting.

Doordat Morris nu ook samenwerkte met Austin en MG kwam er ook een sportieve versie van op de markt onder de naam Magnette. Een zustermodel van de Morris Six was de Wolseley 6/80. Een zespitter met bovenliggende nokkenas gaf de auto met zijn 80pk’s voldoende vermogen om anno 1950 de Britse politie te interesseren er een serie van aan te schaffen. De enorme neus en grille stonden garant voor voldoende uitstraling als je er mee onderweg was. De Wolseley’s uit de jaren die volgden werden weliswaar steeds meer gemoderniseerd, ze bleven aardig conservatief al hadden ze technisch wel al de nodige modernisering ondergaan.

Kopklepmotoren waren anno 1954 bij de meeste merken nog niet ingeburgerd, Wolseley had dat wel voor elkaar. In 1956 kwamen er automaten beschikbaar wat het chique karakter nog eens extra bevestigde. Een Morris Minor in andere verpakking was de Wolseley 1500 uit 1957. Juist dat chique karakter en wat andere carrosserie van de Wolseley zorgde er ook voor dat ze in Nederland ook bekend raakten. Dat gold ook voor de latere variaties op het door Pininfarina getekende ontwerp van de Austin Cambridge dat als Wolseley 15/60 en 16/60 zorgde voor dat kopers van deze modellen zich net even meer verheven konden voelen boven de massa dan in een Austin of Morris zustermodel.

Overigens maakte dat qua roestvorming niet veel uit, want die was in deze periode aardig actief. Met de modellen uit de jaren zestig kreeg dat Wolseley-badge steeds meer een chique karakter. Zo had je anno 1965 in je 6/99 of 6/110 een zescilinder motor, bekrachtigde schijfremmen e n een overdrive. Ook een Borg-Warner-automaat was leverbaar terwijl het je verder niet ontbrak aan fraai houten dashboards of lederen bekleding.

Grappig genoeg was ook deze reeks in trek bij de Britse politie. Maar dat was ook meteen de laatste Wolseley in politie-uniform. Latere Wolseley’s waren vooral auto’s van de zustermerken met een sausje van het chique merk qua uitmonstering. Denk maar eens aan de Mini of Austin 1100, die werden uitgerust met allerlei leuks uit de schappen van het comfortmerk. De grille maakte direct het onderscheid. Gold ook bij de Wolseley 18/85 en SIX, een wagen die baseerde op de Austin/Morris 1800. Helaas zou het opwaarderen van Austin’s en Morrisjes met Wolseley kenmerken eigenlijk ook zorgen dat het ooit zo mooie merk verdween. Tuurlijk deed men nog wel eens aan badge-engineering, maar het merk ging toch ten onder. Net als zoveel andere Britse merken van mooie oude tijden en dingen die hadden kunnen gaan zoals ze niet gingen….

Ontwerp door de jaren heen…

Ontwerp door de jaren heen…

Wie een beetje into auto’s is en ook al wat jaartjes meedraait zal meteen kunnen aangeven dat de auto door die jaren heen enorm van uiterlijk is veranderd. Tegenwoordig lijken auto’s allemaal op elkaar? Nou, dat deden ze vroeger ook hoor. Als ik tien vooroorlogse modellen naast elkaar zet zien ze er vrijwel allemaal hetzelfde uit. De detailverschillen veelal alleen terug te vinden in merk-emblemen (vaak een groot ornament boven op de radiator) en onderhuids.

Maar het gros van de auto’s van toen was hoekig van vorm, had een tweetal koplampen die uitstaken boven de voorste spatschermen en als je geluk had zat je er redelijk droog in. Tijdens en na de oorlog werden de ontwerpen voor auto’s uitbundiger. Lucht- en ruimtevaart deden hun aanwezigheid gelden. Raymond Loewy (Amerikaanse ontwerper van grote naam en faam) was een man die deze trend handen en voeten gaf bij een aantal merken.

Vleugels, ornamenten, brede grilles en lage (Step-Down) carrosserie waren in de jaren vijftig schering en inslag. Begin jaren zestig werden de vleugels vervangen en halverwege die periode werden auto’s compacter, zuiniger en ook meer betaalbaar. In Europa en elders deed de hatchback zijn intrede. Geen klassieke sedan meer met een uitstekende kofferbak maar een derde of vijfde deur die toegang gaf tot een kleine bagageruimte maar door het wegklappen van achterbank of stoelen maakte dat je alsnog bijna kon verhuizen.

In Nederland waren met name de driedeursvarianten daarvan mateloos populair, immers goedkoper dan een versie met vijf deuren…. Doordat met name de Europese merken, maar later ook de Japanners en Koreanen werkten met relatief kleine motoren, konden de ontwerpen voor hun stadsauto’s of compacte types ook anders worden vormgegeven.

Hoewel onderscheidend qua merk of landsaard, het verschil tussen hen was ook toen al lastig te maken. In de jaren tachtig zagen we de opkomst van de 4WD-terreinwagens. Van piepklein (Suzuki) tot enorm groot en log (LandRover). Maar vergis je niet, dat type bleek van groot belang voor de totale markt.

Je torende immers hoog boven de massa uit, kon eventueel de modder in en zo’n wagen was ook in staat aanhangers en trailers te trekken, desnoods tegen een helling op waar je met je gemiddelde Opeltje of Fiat geen schijn van kans had. Die trend zette door tot in de huidige tijd. Een SUV is niet veel meer of minder dan een 4WD in burgermansverpakking.

De nieuwe leaserijder droomt van de modder maar zal er nooit komen. Maar stoer oogt het wel. Zelfs in de uitvoering die tegenwoordig past bij de elektrische voertuigen die ons door een wereldvreemde overheid worden opgedrongen. Peperduur, loodzwaar, maar zodanig vormgegeven dat het net is of je er zo de modder me in kunt. Ik zou adviseren dat niet te doen.

Zet er tien naast elkaar van verschillende merken en echt, je herkent ze vrijwel niet. Net als voor de oorlog. Want de reden dat die dingen zo op elkaar lijken is vooral de gedachte dat de massa niet wil opvallen, maar vooral wil lijken op wat de buren doen. Dat is voor de huidige generatie rijders net zo als voor hen die 30, 40 of 50 jaar geleden voor een bepaalde auto kozen. Was ooit Opel de norm, later Volkswagen, nu willen die jongelui vooral een Kia of Lynk&Co. En die andere merken hebben nog wel eens het nakijken. Tot ze komen met een onderscheidende auto. Dan rent men weer naar de showroom van dat merk en bewondert het ontwerp, steevast tegenwoordig aangeduid als ‘design’…..Mijn overzicht is natuurlijk niet compleet. Er waren ook nog stationcars, MPV’s, Sportcoupe’s, Cabriolets etc. Maar het ging om het idee… (Beelden: Archief)

DDR Middenklasser; Wartburg!

DDR Middenklasser; Wartburg!

Hoewel als het op auto’s aankomt uit de DDR met name de Trabant de meeste mensen nog wel iets zegt, was er in dat communistische deel van Duitsland nog een tweede fabrikant van belang te vinden. En die dankte haar bestaan in het oosten vooral aan de erfenis nagelaten door zowel BMW als DKW. Immers die fabrikanten bouwden tot in WO2 nog gewoon auto’s in dat ene verenigde Duitsland maar verkeerden na afloop van de oorlog ineens aan de ‘verkeerde kant’ van het IJzeren Gordijn.

De fabrieken werden deels door de Russen leeggeroofd en wat overbleef genationaliseerd en opnieuw op de benen gezet voor een langzame maar zekere nieuwe start in die totalitaire heilstaat. In het Oost-Duitse Eisenach startte men de productie van auto’s al snel weer op. Eerst als EMW, erfopvolger van BMW met wagens die voorheen ook daar vandaan waren gekomen. Later werd die fabrikant omgedoopt tot VEB Automobilwerk Eisenach. Daar zette men IFA’s in elkaar, in feite Oost-Duitse DKW’s met de bijbehorende tweetaktmotor.

Uit dat wagentype onwikkelde AWE de eerste Wartburg, aangeduid als model 311/2. Een op zichzelf sierlijke auto met een 3 cilinder tweetakt voorin en aandrijving op de voorwielen. Deze wagens waren anders dan de kleinere Trabants niet van kunststof gemaakt, maar van metaal. Naast een sedan kwam er ook een Coupe op de markt, een stationcar (Camping Limousine), een cabriolet en een afgeleid sportwagen die veel leek op een Italiaans ontwerp.

De speelse extra luxe of sportieve modellen waren de leiding in de DDR van toen veel te frivool en die werden al snel stopgezet zodat alleen de sedan en stationcar overbleven voor de volkskameraden. Deze reeks werd gebouwd tot men in de tweede helft van de jaren zestig overstapte op de Wartburg 353.

Dat was best een forse maar ook strak gelijnde auto die jaren lang toe moest met een driecilinder-tweetakt van net geen 1000cc. De wagens vooral bestemd voor de echte diehard partijkaders en overheidsambtenaren. Naast een sedan kwam er ook weer een stationcar van uit en daarnaast een pickup met diverse opbouwen boven de laadbak zodat een echte bestelauto ontstond. De Wartburg 353 bleef jaar na jaar in productie. En was altijd maar matig leverbaar voor normale kameraden.

Dat kwam ook door de relatief lage aantallen die men in de oude fabriek van Eisenach produceerde. Zelfs met inzet van andere productielijnen lukte het niet goed om die aantallen op te vijzelen. Nadat de wagens tot ver in de jaren tachtig waren gemaakt op de oude bekende wijze, nam men bij de communistische leiding van land en economie het besluit om de Wartburgs uit te rusten met nieuwe viertaktmotoren van VW. Daartoe moest de Wartburg worden aangepast en de productielijn tijdelijk stil gelegd. Uiteindelijk verscheen de auto met een wat andere neus en met een 1.3 liter VW Golf motor onder de motorkap.

Toen de eerste exemplaren net beschikbaar kwamen stortte de DDR als zelfstandige staat in (Wende) en was de auto ineens niet meer van interesse voor de ‘Ossies’ die liever een westerse tweedehands auto kochten. Wartburg overleefde die overgang niet. Maar de technologie en kennis van de arbeiders en ingenieurs ging niet verloren. Opel liet er op enig moment motoren en versnellingsbakken maken en zo bleven heel wat mensen in het nieuwe Duitsland aan de slag. De Wartburgs zijn overigens ooit ook geimporteerd in Nederland. De kwaliteit was prima, maar de uitstoot van de oude tweetaktmotoren deed ze de das om. Tegenwoordig worden heel wat opgevoerde exemplaren in het vroegere Oost-Duitsland gebruikt voor rallies of races en daarbij doen die wagens het gewoon goed. Niet zo gek als je bedenkt wie de voorouders waren van deze auto’s. Dat vertaalt zich toch. (Beelden: archief)

Genieters…..

Genieters…..

Zet een stel kerels met een gedeelde passie bij elkaar in een ruimte en ze kwekken je zowat de kalk van het plafond. Kennis wordt gedeeld, soms bestreden, er wordt uitgewisseld, geruild, verkocht en soms helemaal niks. Zo vergaat het volwassen mannen die o.a. automodellen, boeken of pakweg ballpennen verzamelen. Die hebben soms veel plezier aan het met elkaar juist dat soort dingen doen die mensen zonder hobby’s of interesses niet herkennen als nuttig.

En juist dat laatste is natuurlijk voor die groep mannen waar ik het over heb een begrip dat je schrapt uit de Dikke van Dale. Hobby’s leiden af, ze geven je veel kennis en soms kunde (er zitten modelbouwers tussen die echt professioneel te werk gaan..) maar vooral plezier. En in dat kader kwam een stel diehard modelautoverzamelaars (en soms semi-handelaren) samen in een prachtige mancave van een van hen in het midden van het land. Voor de vijfde keer georganiseerd door de eigenaar van die ruimte, Peter de Groot uit Amersfoort. Als iemand passie heeft voor het grote op schaal is hij het wel. Zijn bedrijfsruimte omgetoverd tot een waar museum vol vitrines waar hij door de jaren heen allerlei zaken bij elkaar brengt die andere verzamelaars, veelal zelf ook niet behorend tot de minsten uit de groep, met open mond doen watertanden.

Elk jaar een keer, en dan gaat het precies zoals ik dat aan het begin van mijn verhaaltje al weergaf. We kakelden wat af, afgelopen zaterdag, en kwamen van heinde en verre om dit evenement weer mee te maken. Als altijd top georganiseerd, gastvrijheid staat bij Peter voorop en vol trots liet hij mij zijn nieuwe aanwinsten zien maar zeker ook zijn creaties. Als je zo’n ruimte beschikbaar hebt wordt je overigens vanzelf creatief, maar dit terzijde. Het moet ook in je zitten natuurlijk… Heel wat modellen ging van hand naar andere hand, de knip bleef veelal gesloten, want ruilen is het basis-idee bij deze bijeenkomsten, en je hebt mensen met specialismen die hier bijeenkomen, maar ook die vooral in de breedte verzamelen. Je gaat altijd naar huis met een fijn gevoel en wat zaken die je normaal nergens anders kunt vinden dan tijdens dit soort beurzen of bijeenkomsten. Helaas waren door ziekte en andere malaise een paar vaste bezoekers dit jaar niet aanwezig. Maar die zijn er vast volgend jaar weer. En elk jaar dromen al die bezoekers van van een soortgelijk museum als Peter bezit. Zonder jaloezie, maar wel in een soort wensdroom…’Had ik ook maar’…. Nou ja, volgend jaar weer….ik kijk er nu al naar uit…(beelden: Prive)

Waar zit de motor??

Waar zit de motor??

Voor veel mensen die rijden met een auto is de plek waar de motor zit nog net aan bekend. Maar als je doorvraagt welke wielen door die krachtbron worden aangedreven haken velen al snel af. Toch maakt dat stukje technische kennis wel heel wat uit. Ik ga proberen het deze deze zondag op simpele wijze uit te leggen.

De allereerste voertuigen met een verbranding/stoommotor (19e eeuw) waren niet veel meer dan koetsen waar men de paarden niet meer inspande maar een motor monteerde boven de achterwielen. Die dreven dan met een ketting de vaak houten wielen aan. Sturen deed je voorin zittend waarbij je dan vaak net als bij zo’n paardenkoets hoog helemaal voorop het voertuig verkeerde en met een volant, of gewoon een aangepaste stok die voorste koetswielen opzij wrong zodat je een bocht kon nemen met de formidabele snelheid van 5-10km/u.

Later slaagden enkele fabrikanten er in om die nieuwe vervoermiddelen de motor voorin te geven en de aandrijving naar de achterwielen middels kettingen of rubber banden te verzorgen. Ook de besturing raakte dat primitieve wat kwijt. Voordeel was dat je met wat grotere snelheden kon rijden (20-30km/u) en in een wat hoger niveau van comfort. Uitvinders waren op enig moment in de geschiedenis van het automobiel in staat om ook de aandrijving onder die motor te verzorgen op de voorwielen die dan ook nog meestuurden. Voordeel, de voorwielaandrijver had een betere wegligging, vooral in bochten.

Weer later kwamen er auto’s met zgn. middenmotor, waarbij je de aandrijving dan op de achterwielen kreeg vanuit een blok dat vlak achter de voorste zetels te vinden was. Een heel neutrale wegligging het gevolg. Uit de pionierstijden stamt ook de vierwielaandrijving (of meer..) die in ruw terrein grote voordelen bood t.o.v. andere vormen van aandrijven. Vaak zag je na WO2 dat bepaalde fabrikanten kozen voor het een of ander.

De meerderheid van die voertuigen had de motor voor en de aandrijving via een cardanas op de achterwielen. Daar waar kosten- en ruimte moesten worden gewonnen kwam soms de motor wederom achterin te staan of hangen en zat de bagageruimte voor. Merken als VW, Fiat, Renault, NSU, Simca, Hillmann, Skoda en ook Porsche waren voorbeelden van dat denken. Voordeel was inderdaad dat je relatief veel ruimte kon bieden aan de inzittenden, nadeel, zijwind speelde een stevige rol tijdens het rijden en in bochten waren veel van die wagens kwispelend van karakter.

Bij voorwielaandrijvers was de wegligging veelal een minder thema al wilde die wagens in scherpe bochten het liefste rechtdoor wat ook weer enige handigheid van de chauffeur vereiste om die bocht dan niet uit te vliegen. Tegenwoordig hebben we allerlei elektronica beschikbaar voor al deze constructies, opdat we als bestuurders dan niet de weg kwijtraken…. Bij elektrische auto’s is dezelfde keuze mogelijk. Motoren voor/achter/op alle wielen of wat ook. Alles om de veelal zware wagens vol accu’s wel veilig op de weg te houden. Met die verhaaltje waarin ik hopelijk niet al te technisch heb uitgelegd waar je toch eens op moet letten wanneer je met jouw eigen vervoermiddel op stap gaat, sluit ik deze bijdrage af. Het was me weer een waar genoegen…. (Beelden: archief)

Zweedse kwaliteit – Volvo…

Zweedse kwaliteit – Volvo…

Wie er wel eens mee heeft gereden of er een bezat weet wat ik met de kop bedoelde. Een Volvo was altijd een soort rijdende bankkluis die je letterlijk omhulde als een veiligheidskooi op wielen. In eerste instantie niet voor zigzaggende en zichzelf coureurs wanende chauffeurs, maar meer voor keurige familievaders met een wat hoger inkomen, doktoren en juristen. Het Zweedse merk stamt qua naamgeving al uit de 19e eeuw en fabriceerde ooit vooral rol- en kogellagers.

In 1927 werd het merk als zodanig overgenomen door twee Zweedse ondernemers die er brood in zagen zich als autofabrikant te profileren. In Goteborg kwam een nieuwe fabriek tot stand en een paar jaar later rolden de eerste Volvo’s over de Zweedse straten en wegen. In eerste instantie wat onopvallende wagens maar wel berensterk en goed geschikt voor het toenmalige wegennet in dat Noord-Europese land.

Vandaar ook dat je op enig moment de nodige Volvo-taxi’s zag rondrijden daar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Volvo in op de ontwikkeling van een kleinere auto dan de tot dan gebouwde wagens en zo ontstond de PV444 die hier al snel de naam ‘Kattenrug’ zou mogen dragen. Zijn ronde rug hielp daarbij. De kenmerkende brede voorschermen met ingebouwde koplampen waren indertijd hypermodern.

In 1947 komt de productie van de ronde auto echt op gang en door de jaren heen wordt het model steeds verder verfijnd en verbeterd. Andere ramen, nieuwe motoren, een verbeterd onderstel. Voor die tijd waren ze ook best snel wat in ons land een bepaald publiek trok voor de vlotte Kattenrug. Eind van de jaren vijftig bracht Volvo een opvolger voor de ronde modellen uit de jaren 40, later vooral bekend geworden onder de modelnaam Amazon.

Een klassieke sedan met veel ruimte, bekende (dus betrouwbare) motoren en voldoende vlot om wederom een bepaald publiek te trekken. Die wagens hielden het vol tot ze in 1966 werden afgelost door de 142/4.

Hoekiger, noest, maar ook groter dan zijn voorganger. Wederom leverbaar als sedan en stationcar. Een deel van de productie vond plaats in Belgie. Een versie met zescilindermotor kwam als 164 in 1968 op de markt. En zo ging Volvo verder. Ieder volgend model even onverwoestbaar ogend en ook mateloos populair in de eigen (midden)klasse. Een sportieve auto was de P1800 die zijn succes in de jaren 60/70 vooral dankte aan de TV-serie ‘The Saint’ met Roger Moore.

Volvo bouwde steeds verder uit. Heeft een eigen luchtvaartdivisie die de nodige vliegtuigmotoren en technieken levert en zette een gamma auto’s neer met een dijk van een imago. Ook in Nederland waar het merk o.a. de DAF Fabrieken in Borne overnam en daar de als DAF’s bedoelde personenwagens omvormde tot Volvo’s. Ook al duurde dat avontuur niet zo lang er gingen heel wat 340/440’s over de plank voor men er in Limburg mee stopte. Volvo ging mee met de trends, zette een grote naam neer in truckland, veroverde diverse markten in o.a. de VS maar ook in het toenmalige Oost-Europa, met dank aan de neutraliteit van het thuisland. Maar op enig moment had men gebrek aan kapitaal en klopte aan bij andere fabrikanten zoals Ford. Na de financiele crisis van de jaren 10 in deze eeuw werd Volvo doorverkocht aan de Chinezen en kwam het onder beheer van lieden uit dat land. Voor de elektrische rijders zette men daar ook Polaris op poten wat als eigen submerk naast Volvo opereert maar vrijwel dezelfde platforms gebruikt. Volvo werd zo gered van de ondergang. Het lijkt er op dat het tot in lengte van jaren een belangrijke rol zal blijven spelen in autoland. En dat is zeer terecht. (beelden: Archief)

De eerste schade…

De eerste schade…

Ruim drie maanden reden we intussen met plezier en genoegen in onze huidige fraaie en ruime Tsjechische blauwe combi toen we onlangs op de A1 bij Muiden ineens in het drukke spitsverkeer werden geconfronteerd met een ‘UFO’. Een onverklaarbaar zwart vliegend object. Het leek het meest op een stuk rubberband of zoiets. Het caramboleerde tussen auto’s om ons heen die het zelf ook raakten en schoot daarna alle kanten op. Hoe dan ook het klapte tegen de voorkant van ons blauwtje en vervolgde toen zijn weg richting een volgend slachtoffer.

Omdat ik met 100km/u reed in baan 3 (van de 5 daar) en het verkeer om me heen als op dit imitatie-circuit gebruikelijk ‘goed doorreed’ was direct stoppen geen optie. Thuis gekomen bleek dat de grootste klap was opgevangen door de voorste kentekenplaat. Altijd zonde maar in feite viel het me nog best mee. Maar ja, ik ben ook maar een mens en die eerste schade aan deze auto voelde als pijn in het wezen dat ik toch ben. En ik droomde even terug naar de tijd dat bij elke auto die ik ooit bereed of bezat altijd op een of andere wijze schade er bij leek te horen.

De eerste daarvan altijd de ergste. Bij mijn eerste nieuwe en zelf gespaarde Skoda uit 1971 zat die premiere schade er al na enkele dagen op. Geparkeerd in de toenmalige Bijlmermeer op het zand van die pioniersperode daar, bij gebrek aan nog te bouwen parkeergarages, stond mijn rode glimmer daar ook wel wat kwetsbaar. En dat was kennelijk reden voor een of andere malloot om de auto te voorzien van een kras van voor naar achter over de hele zijkant van de Tsjech. Wordt je echt ziek van. Later kwam het bij andere auto’s in eigen bezit nog wel eens vaker voor maar in de recente geschiedenis zat ook een blauwe compacte Tsjech die echt schades door derden leek uit te lokken.

De eerste liepen we al op in Woerden toen die auto precies vijf dagen oud was. Een of andere fietser was er rechtsachter tegen aan gereden toen we hem geparkeerd hadden achter gelaten, maar liet natuurlijk geen briefje achter. Later werd de zelfde auto in Sassenheim in dezelfde deur (opnieuw gespoten) door iemand die zijn SUV kennelijk met wat geweld wilde verlaten wederom voorzien van een fikse deuk. Opnieuw geen naam of adres en dus zelf opdraaien voor de schade. En die dappere Tsjech werd ook nog eens geraakt door een vrouwelijke dombo die achteruit rijdend de rechtervoorkant raakte en me wilde laten zitten met een schade van 650 euro door gewoon weg te rijden. Ik beschreef ook hier al eens dat ik haar kentekennummer had opgeschreven omdat we toevallig getuige waren van deze verkrachting door een dame die haar no-claim niet in gevaar wilde brengen. De politie maakte er werk van en al snel werd ze gedwongen haar aandeel te betalen. Maar wat koop je er voor. Nu is de huidige blauwe dus het slachtoffer geworden. Niet te groot natuurlijk, maar de nieuwigheid is er toch wat vanaf… Blij dat we niet in Frankrijk wonen want daar neemt men het niet zo nauw met inparkeren en tegen elkaar aan rijden. Horen deuken een beetje bij de machocultuur. Hier niet. En ik vind het doodzonde allemaal…Zeker als je het zelf moet betalen bij gebrek op verhaal….De kentekenplaat is vervangen, het verhaal verteld. Maar hoe gaan mijn lezers om met hetzelfde? Wel eens soortgelijke ervaringen kunnen noteren? Of zelf schade gemaakt waar je nu nog spijt van hebt?? Ben benieuwd…. (beelden: archief)

VW – van dip tot absolute top…

VW – van dip tot absolute top…

Was ik bij de vorige beschrijving van het grote Duitse concern VW gebleven bij de situatie waarin het op enig moment verkeerde toen bleek dat men had gerommeld met de software bij veel van haar dieselmodellen, nu gaan we verder naar wat dit allemaal heeft opgeleverd. Terwijl de hele autowereld werd opgeschrikt door het feit dat veel van de autofabrikanten het voorbeeld van VW hadden gevolgd met hun eigen dieselsoftware, de omslag daarna was zeer indrukwekkend. VAG, het moederconcern van VW en de andere merken die tot het concern behoren, verving de leiding van de Zentrale maar ook leidinggevenden bij een aantal submerken.

Men investeerde in nieuwe technieken en modellen waardoor het bedrijf intussen een van de grootste leveranciers is geworden van elektrische auto’s ter wereld. Men werkt nu nauw samen met andere fabrikanten (als Ford) waar men met soortgelijke uitdagingen kampt en ontdekt dat ‘samen sterk’ maakt dat je er al snel winstgevende businessmodellen op kunt bouwen als je samen met een enkel platform diverse auto’s op de markt zet die zijn voorzien van een hybride of elektrische aandrijflijn.

VW heeft zelf de id3, 4 en 5 uitgebracht en zet de productie van benzinemodellen langzaam aan stop. De dochtermerken Audi, Skoda en Seat volgen op de voet, zelfs bij Bentley en Lamborghini komen soortgelijke nieuwe aandrijflijnen in gebruik. Men investeert in fabrieken die nieuwe accu’s kunnen maken waar je eindelijk een actieradius mee kunt bieden die lijkt op die van een meer normale benzineauto. De zeer effectieve diesels vragen nog wel een jaar of wat om die te kunnen evenaren.

Onlangs zette men na dik 10 jaar experimenteren een idBuzz in de showroom, een geweldig leuke eerste vingeroefening voor bedrijfswagens en elektrische busjes met een futuristisch uiterlijk. VW investeerde miljarden Euro’s en bedient intussen ook markten in Amerika en China met toonaangevende modellen. Kijk je naar de tweedehands modellen is het merk met de Polo, Golf en Passat, maar zeker ook de Transporter-range marktleider. En diens opvolgers zullen daaraan niet veel doen veranderen. Een Volkswagen is een kwaliteitsproduct en het merk blijkt zelfs de door de linkse milieukerk opgeroepen schandalen redelijk te kunnen overleven. Teken van flexibiliteit. Ging andere merken wel anders. En zo hoort het ook. Met een heel gamma aan eigen merken met een heel specifieke doelgroep, markt en niveau heeft VW meer te bieden dan menige concurrent. En dat is geld waard, heel veel geld. Wie had dat kunnen denken toen men ooit die wat wonderlijke uitziende eerste Kevertjes in elkaar schroefde in het Duitsland van net voor, tijdens of na de oorlog…. (beelden: Archief)

De bussen van Maarse & Kroon…

De bussen van Maarse & Kroon…

Je moet wel een iets oudere jongere mens zijn uit deze kant van ons land wil je bij het horen of lezen van deze naam ergens in de grijze cellen een lichtje zien of voelen gaan branden. Maarse & Kroon, ooit een befaamd autobusbedrijf in de regio Amsterdam, maar met lijndiensten in de wijde omgeving, zelfs tot en met Leiden of Utrecht. Met dank aan keiharde werker en ondernemer Jacob Maarse die zijn dromen op het gebied van openbaar vervoer voor iedereen in de genoemde regio zelfstandig voor elkaar bracht. Een bedrijf dat zich tijdens de jaren van haar bestaan wist te ontworstelen aan een regelzuchtige overheid, koos voor grote mate van zelfstandigheid, de concurrentie aan durfde met de NS maar later onderdeel werd van diezelfde spoorwegmaatschappij.

Met een hoofdkantoor waaronder technische faciliteiten in Aalsmeer waar nog steeds een grote mate van het OV wordt verzorgd met bussen. In de beste tradities van dat aloude Maarse & Kroon. Een bedrijf ook dat zich onderscheidde door de grote aantallen Britse bussen die men in dienst nam met een typerende cremewit/blauwe beschildering en het nodige chroom om de bussen te onderscheiden van de elders actieve saaiere vervoerders. Een busonderneming die naast haar vaste lijndiensten ook nog eens de nodige verre reisbestemmingen aandeed met een aparte en best grote vloot toerbussen, vol comfort en luxe. Voor mij als jong ventje was Maarse & Kroon het alternatief vervoer vanuit Amsterdam naar Schiphol waar ik dan heen ging om naar vliegtuigen te kijken, of er later op kantoor te werken. Lijndienst 9 was dan mijn geliefde busvervoer. Via Amstelveen naar het toenmalige Schiphol. Altijd op tijd. En zonder tussenstops in de stad want het Amsterdamse GVB verbood dat. Maar dat scheelde dan ook wel weer in reistijd. De geschiedenis van het bedrijf staat opgetekend in het 264 pagina’s dikke boekwerk ‘Het begon met de Kloek’ van Hans v.d. Wereld en Hans van Nieuwkerk uit 1999 dat ik onlangs zo goed als nieuw vond bij een kringloopwinkel in Uithoorn. Kostte wel wat, maar dan heb je ook een standaardwerk over een belangrijk bedrijf in handen. In 1970 verdween Maarse & Kroon onder haar eigen naam uit het verkeersbeeld. Het bedrijf werd Centraal Nederland, samen met de NBM uit Zeist. Het wordt door sommigen in de regio nog steeds gemist. Waaronder ook door mij. Al was het maar om de nostalgie van die vele ritjes met die Leyland bussen van toen tijdens winterse condities. Het boek was een genoegen om te lezen…. (isbn 90-288-1141-9)

Relatief jong, wel enorm groot; VW. – deel 2

Relatief jong, wel enorm groot; VW. – deel 2

Beschreef ik in het eerste deel van het verhaal over VW de opbouwfase vanaf de periode rond WO2 tot pakweg eind jaren zestig, ik ga trachten nu het vervolg (opgesplitst in nog meer delen) te dichten. Zonder de illusie mee te geven dat ik helemaal compleet dit verhaal kan vertellen in de beperkte ruimte die blogs nu eenmaal leesbaar houden.

Hoe dan ook, VW besloot op enig moment om een echte middenklasser te bouwen zodat mensen binnen het merk konden ‘doorgroeien’. Maar men week bij die nieuwe wagen, de VW411, niet af van haar basisprincipes. Dus de motor bleef achterin, boxer, luchtgekoeld. De vormgeving was een beetje zoals bij de 1500/1600 reeks maar dan meer opgeblazen. Technisch prima auto, maar o wee wat was hij intussen qua constructie achterhaald geraakt.

Toch ging VW er vrolijk mee door en ontwikkelde zelfs nog een verbeterde (..) versie met elektronisch benzine-inspuitsysteem. Het hielp de verkopen niet. En VW kwam in de problemen. Men moest iets anders bedenken en bij toeval kreeg men dat in handen door de fusie met Auto Union, een Duitse merkcluster waartoe naast DKW en Audi ook NSU behoorde. Van dat laatste merk nam men een al bestaande reeks middenklassers over die als VW K70 alsnog naar de showroom van de dealers werd gestuurd.

Die auto had voorwielaandrijving, een ruime kofferbak, prima rijeigenschappen en een watergekoelde lijnmotor voorin. Dat was even wennen voor het VW-publiek. En dus werd die wagen niet zo populair. Maar men leerde er wel veel van. Via concernzuster Audi, dat op haar beurt weer veel dankte aan DKW, kwam de VW Polo in het gamma. Een kleine compacte wagen met modern concept van aandrijving en prestaties die er mochten zijn gekoppeld aan een prima prijsstelling.

Maar de grote slag maakte VW met de introductie van de Golf. Een soort vierkante doos op wielen, prettig uitgerust, goede wegligging en waardige opvolger van de Kevers. Die laatsten werden nog wel geproduceerd in andere landen, niet meer in Duitsland. De Golf wel en die werd een begrip. Met de GTi als ultieme variant. De Golf is tot op heden een auto die de toon zet in zijn klasse. Ook al groeide hij generatie na generatie, net als de Polo trouwens. De Scirocco was een geweldig leuke sportieve VW, ontworpen door Giugiaro en gebouwd door Karmann.

De Passat verscheen, een afgeleide van de Audi 80, maar dan met een grote achterklep en tegen lagere prijzen. De Transporters kregen ook steeds nieuwe aanzichten, de T1 werd afgelost door de al moderner ogende T2, maar die maakte in de jaren zeventig plaats voor de hoekige T3 en deze kreeg weer een zusje in de vorm van de grotere LT, uitgerust met VW of Audi motoren. VW groeide en groeide. Overal in de wereld zette men productielijnen op, waar soms wagens werden gebouwd voor een specifiek werelddeel, maar zeker ook voor Europa.

Medio jaren tachtig lijfde VW Seat uit Spanje in, begin jaren 90 Skoda uit Tsjechie, maar ook Lamborghini uit Italie (via Audi). Later zou ook Bentley worden overgenomen. Het modellengamma werd groter en breder, platformstrategie maakte dat alle merken van elkaars technologie konden profiteren. Dat maakte ook kwetsbaar, zoals bleek toen de software op dieselmotoren van de VW-merken elektronisch simpel te besturen viel waardoor men kon rommelen met uitstootcijfers…En dat was tegen het zere been van met name de milieuorganisaties die graag te hoop lopen tegen vermeend onrecht dan wel dollartekens in de ogen krijgen bij het idee een bedrijf aan te kunnen pakken. Later bleek dat veel automerken met hun diesel-software hadden geknoeid maar VW had de naam en kwam daar lastiger vanaf dan een aantal van haar concurrenten. In deel 3 gaan we even naar het nu kijken… (Beelden: Archief)