En laat je nu niet aanpraten dat een dergelijke frase moet hangen aan elektrisch rijden of het ongekend gecompliceerde hobbelen op waterstof, nee, de gemiddelde benzine- en dieselauto is nu zoveel schoner dan pakweg 10 jaar geleden dat zelfs de meest overtuigde groen-linkse gardist er geen feitelijke argumenten meer tegen kan gebruiken.

Daarbij zijn wij in de wereld over het algemeen verstokte auto-gebruikers geworden. 75% van de bevolking wil met de auto zijn/haar vervoer regelen. Die andere 25% zoekt het op de fiets, in het OV of blijft gewoon thuis. 80% van ons totale vervoer over land, doen we met de auto. Niet omdat het alleen maar leuk is, wat het is natuurlijk, maar ook omdat we met de auto onze vervoersdrang flexibel en in vrijheid kunnen invullen. Auto’s bieden door-to-door de grootste vrijheid voor vertrek en aankomst, besluiten we onderweg een omweg te maken voor een opduikend winkelcentrum of bosgebied waar we even willen lopen, kan dat. Probeer maar eens hetzelfde in het OV. Lukt je niet.

Kortom, de auto biedt vooral een gevoel van vrijheid. En tegenwoordig dus vele malen schoner dan men ons nog wel eens wil doen geloven. En als we de grondstoffen en bouwwijze van de ene soort auto met de andere vergelijken is de druk op onze aarde en het groene karakter daarvan even groot. Stroom komt niet uit de grond, is niet gratis en vraagt om een aanpassing van onze totale samenleving. Auto’s zorgen ook voor welvaart. Als we de linkse, soms wel erg elitaire, stromingen qua filosofie moeten volgen zou de postkoets, paardentram of trekschuit voor het volk een ideaal alternatief zijn, want die CO2 uitstoot en zo meer…. Daarbij ‘vergeet’ men dan graag de uitstoot van andere bronnen dan het verkeer mee te tellen in de optelsommen waarmee men de argumentatie onderbouwt.

Het nieuwe thuiswerken als oplossing voor het fileprobleem?? Zeker voor een deel. Juist zij die nu in Tesla’s rondrijden blijken prima thuis te kunnen werken. Ze hebben die auto van de baas, net als de laptop of de smartphone, ze wonen net even ruimer, zijn ook wat minder nodig op kantoor of bedrijf. Maar voor de gemiddelde werknemer is die auto domweg zijn of haar benodigde vervoermiddel om op het werk te komen, dan wel klanten te bezoeken. Hoe aardig al die beeldvergaderingen ook lijken, persoonlijk contact is in vele beroepen toch handiger. En als we tegenwoordig (peilpunt: April) onderweg zijn is het naar persoonlijke observaties weer gezellig druk op de wegen.

In de bus en trein zag ik afgelopen maanden toch vooral lege plekken, en in sommige bussen die hier voorbij trekken aan mijn blikveld zit overdag (behalve de chauffeur..)helemaal niemand. Gelukkig draait dat OV veelal op subsidie, dus die bussen rijden nog wel even, maar de frequentie gaat vast een stuk terug. Hoe graag we ook willen doen geloven dat fietsen het alternatief is voor de auto, een stevige regenbui doet je al snel van gedachten veranderen. Ouderen kopen zich tegenwoordig een elektrische fiets, logisch want leuk voor de pretritjes en veel van hen rijden niet zo graag meer in de auto. Prima ontwikkeling, al maakt het de gemiddelde snelheid op fietspaden wel een flink eind hoger. Maar vergeet ook niet dat de stroom voor al die accu’s op die fietsen ook ergens vandaan moet komen. Kortom, extra belasting van het stroomnet. Vrijheid=blijheid!

En met die auto komt ook dat enorme vol met heffingen zittende mobiliteitsfonds. Betaald door weggebruikers in hun autootje, maar veelal benut voor zaken die niks met het individuele verkeer van doen hebben. Zoals het op de rails houden van de monopolistische NS, het laten rijden van het verdere OV en de draaimolen-subsidies om al die extra stroom op te kunnen wekken voor hen die menen dat zij groen leven. Zonder auto stort ook die deel-economie in. En intussen moet die automobilist maar leren leven met door kennelijke wappies bedachte ineffectieve milieuzones, drempels, rotondes, snelheidsbeperkende maatregelen, pesterijen, een uitgedragen negatief imago opgeplakt door geitenwollensokkentypes, terwijl de feiten in hun (de automobilisten) voordeel spreken. Wellicht is het tijd om daar eens aan te denken als we weer eens bij de pomp ontdekken dat onze overheid tegenwoordig 80% van de literprijs omzet in belastingen en accijnzen. Een vorm van stelen die het leugentje om bestwil van Rutte in april doet verbleken tot een niemendalletje. Immers….Linksliegt! En dat al jaren vrij consequent. De ontluisterende omvang daarvan doet alles relatief zijn. Intussen wens ik alle lezers/essen heel fijne en veilige kilometers… (Beelden: archief)


Ach, u bent al zolang gewend dat het op zondag bij mij gaat over auto’s en alles wat daarmee te maken heeft dat ik maar eens een aardige reeks automerken en modellen laat passeren die wellicht de een of de ander meer past dan mijn geliefde merk uit dat prachtige Tsjechische land. Immers, voor veel lezers was dat Skoda een merk waaraan men lang niet dacht. Nee het moest iets anders zijn! Frans, Duits, Engels, Italiaans wellicht. En om aan die laatste lieden even tegemoet te komen een verhaaltje over Alfa Romeo. Een merk dat tegenwoordig nauwelijks meer zichtbaar is op de Nederlandse markt, maar in vroeger jaren heel wat liefhebbers trok. Mensen die hielden van dat sportieve karakter van die wagens en het idee dat je als berijder toch bij een wat exclusieve club behoorde. De Alfisten! Dat Alfa Romeo was voor en tijdens de oorlog al aardig actief.
Het bouwde o.a. motoren voor de diverse oorlogsvliegtuigen van het Mussolini-bewind en ook prachtige auto’s voor de lui die in dat bewind de dienst uitmaakten. Na de oorlog koos men wederom voor sportiviteit. Auto’s met net dat beetje meer. Kostte ook wat meer, maar dan kreeg je ook iets. Baserend op de tradities die terug gingen naar 1910 toen het merk al haar eerste auto’s bouwde. Daarnaast scoorde men aardig op de circuits van Europa waar men deelnam aan Formule-1 races waarbij Alfa bepaald goed scoorde. Het aantal modellen dat ook in ons land goed verkocht beperkte zich wat tot minimale aantallen tot men o.a. de fraaie Giulietta Sprint uitbracht.
Een heel fraaie sportcoupe die met een bescheiden 1300cc motor in 1954 al goed was voor 155km/u. Kijk, daarmee kon je voor de deur komen. Een auto die later grotere aantallen ook zakelijke rijders aan zich wist te binden was de Giulia uit 1962 die het in al dan niet gewijzigde vorm volhield tot en met 1978. Auto’s met relatief kleine motoren die enorm goed presteerden en een Alfrijder toch het gevoel gaf een coureur te zijn in een auto die vooral was afgestemd op familiegebruik.
Wagens die ook bij de Italiaanse politiediensten graag werden gebruikt. Het gaat te ver om alle modellen van het merk te noemen die min of meer succesvol waren in onze streken. Wel was duidelijk dat je een wat vettere beurs moest bezitten om met zo’n Alfa te kunnen rijden. Niet alleen door de aanschafprijs, ook het onderhoud was intensief en duur. Daarbij leden ook deze Italiaanse sportieve bolides aan overmatige roestvorming. Een euvel dat niet hielp aan een degelijk imago. Dat werd nog erger bij het uitkomen van de leuk rijdende maar o zo matig in elkaaar gestoken Sud modellen. Voorwielaandrijving gaf de wagens vooral in bochten vleugels, maar o wee wat was de degelijkheid ver te zoeken. De uit Brazilie geimporteerde grote Rio hielp dat imago helemaal niet. Maar voor de Alfisten maakte het niks uit. Tuurlijk stonden ze wel eens stil met hun Italiaanse raspaardjes, maar als het reed…dan! Rijmachines! Het laatste grote wapenfeit was de 156 die begin deze eeuw op de markt werd gebracht. Een fijn rijdende zakelijke sedan met verzonken handgrepen achter, flink wat ruimte en aansprekende prestaties.
In de lease goed te doen voor de zichzelf hoog achtende vertegenwoordiger. Maar ook hier speelde kwaliteit nog wel eens eenn negatieve rol. Sindsdien kwamen er wel leuke Alfa’s voorbij als de nieuwe Giulietta en Mio, tegenwoordig vooral klonen van modellen die Fiat uitbrengt en dan voorzien van Alfa-styling en wegligging. Maar de aantallen mankeren. De rol van het merk vrijwel uitgespeeld. Jammer, want voor de puristen natuurlijk een merk om te koesteren. Wat men doet met tweedehands wagens en klassiekers. Soms duur, een andere keer een ware opknapper. Maar wel een merk dat aandacht verdiende. Vandaar……(Foto’s: Yellowbird archief)
Waar ik het in het hier eerder gepubliceerde blogverhaal nog had over dat witte werkpaleis van Herman van Veen, ga ik nu even iets beschrijven van de omgeving waarin dat fraaie pand gelegen is. De Paltz heet het gebied waar die ambiance van dat paleis volledig tot zijn recht komt. Een omvangrijk natuurgebied dat veelal door menselijk ingrijpen zijn specifieke vorm heeft gekregen en zijn bijna Limburgse glooiende karakter. Prachtige bospercelen, heuvels, dalen. Ontstaan door afgraven van zand en kiezels in een gebied dat vooral uit zandduinen bestond. Veel terug te voeren naar de vroegste tijden na de IJstijd. De Paltz kent een erg fraaie oprijlaan (rijden zelden of nooit auto’s..) met fraai gelegde stenen in boogpatroon.
Afgeleide paden brengen je dan in de echte bossen van dit gebied of die open vlakten met al die glooiingen. Zeldzaam waren tijdens ons bezoek de mede-bezoekers. Je kunt ze echt tellen op de vingers van een hand. Wel handig om als je geen gids bij je hebt (wij hadden die wel in de vorm van onze Soester vriend Hans, die de weg op zijn duimpje kent) even een app te gebruiken waarop te zien is waar je loopt en waar die hoofdweg te vinden is. Erg aardig is een oude van stenen gemaakte hut waar ooit een kluizenaar heeft geleefd. Die man komt af en toe nog even kijken en neemt dan plaats in die hut.
Voor wie echt geluk heeft ziet hem dan in zijn uitmonstering van Kruisvader lezen in de heilige geschriften van zijn tijd. Voor je die hut met (praktische redenen)gebogen hoofd binnen kunt lopen moet je overigens wel even een doolhof betreden. Ben je wel even mee bezig. Niks voor uw mening gever, die ramde gewoon dwars door die in de weg staande struiken heen en zat al een tijdje bij de Kluisvader (..) voor de rest van het gezelschap de ingang had gevonden. Maar dit terzijde. Hoe dan ook, dit is een prachtig gebied dat je bij gelegenheid echt eens moet bezoeken. Zoals gesteld in het vorige blogje, het gebied grenst aan het vroegere stuk grond waar de Vliegbasis Soesterberg was gelegen en je nu het Militair Museum kunt vinden. Maar het is daar ook met een stevig hek van gescheiden. Voor wandelaars een eldorado, maar je moet wel aardig klimmen en afdalen soms. Stevige schoenen meenemen en oefenen wellicht een goed advies….:) Maar dan heb je ook wat…(Beelden: Yellowbird photo)




