Zodra er een treffen is van oldtimers, en dan bedoel ik niet ouderen met een rollator, maar meer de gemotoriseerde vervoermiddelen die we als zodanig erkennen, is de publieke belangstelling vaak groot. Wie daar dan achter zo’n draaiende auto gaat staan weet dat de uitlaatgassen in vergelijking met de moderne varianten nogal stinken. Ze komen ook zowat ongezuiverd naar buiten en dat is een reden voor de milieumaffia om allerlei restrictieve maatregelen af te dwingen bij een Groenlinkse en D66-gedicteerde overheid. Milieuzones moeten er komen en de mensen die deze wagens rijden moeten extra belasting betalen en nog meer. Men haalt er allerlei argumenten bij, maar weinig feiten of cijfers. En als je die cijfers er wel bij pakt zie je dat van de 140 miljard jaarlijkse personenwagenkilometers die wij allemaal afleggen slechts 0,2% voor rekening komt van die gekoesterde oldtimers.
Daarnaast is onlangs gebleken dat alle milieumaatregelen die de landelijke en lokale overheden samen namen niet meer soelaas boden dan een soortgelijke percentage aan vermindering van uitstoot. 0,2%!! Verwaarloosbaar. Een enkele cruiseboot met vakantie vierende passagiers in de haven van Amsterdam of Rotterdam stoot even veel uit als een miljoen personenwagens! Dus die oldtimers stinken wel, ze dragen niets bij aan de uitstoot die door zo veel mensen en media wordt gezien als een grotere bedreiging voor ons leven dan aan de knoppen van atoomwapens zittende malloten, extremisten die ons leven aan willen vallen of de constante volksverhuizingen tussen landen en continenten.
Nee, de auto is de vijand van de groenlinkse mens. Jaja. Juist die oldtimers laten ons zien hoever we zijn gekomen met onze speurtocht naar beter, veiliger, schoner. Maar ook naar hoe ontwerp en styling van toen ons nu nog steeds kunnen ontroeren. Waarom we dat leuk vinden is vaak terug te voeren naar de jeugd. Een normaal kind observeerde zijn omgeving. Een jongen speelde met auto’s en vliegtuigen, een meisje had haar poppenhuizen en af en toe kwamen er ook kruisbestuivingen voor.
Maar wat je toen oppikte en meemaakte werd opgeslagen in het lange-termijn-geheugen en is nu bron van nieuwsgierigheid naar hoe het vroeger was en waar we al dan niet thuis in reden. Voor mij was en is het nog steeds een belangrjk onderdeel van mijn bestaan. Mijn carriere werd er door bepaald. Net als mijn interesses. Vandaar dat ik die oldtimers graag mag zien. En als ze stinken zie ik dat als lekkere lucht. Een lucht die ik weer vertaal naar die vrijwel lege straten van toen waarin je heerlijk kon doen waar je zin in had.
En waar je wist dat veel mensen die uberhaupt een auto bezaten deze koesterden om er dan slechts in het weekend mee op stap te gaan. En dat is nu met die oldtimer-bezitters ook zo. Kortom, zoveel is er niet veranderd! Behalve als je meent dat we terug moeten naar paard en wagen en zeilschepen. Verzuurde fanatici die ons zelfs onze industriele geschiedenis willen ontnemen. Mag niet zo ver komen. Tot dan moeten we gewoon koesteren wat was en is. En die oldtimers behoren daar bij! Op de weg en in de lucht.

Wie wel eens in een trein heeft gezeten anno onze nieuwe eeuw zal weten dat met name de tweede klasse uitblinkt door simpelheid, redelijk comfort en nogal vaak vuil op de vloer en overvolle prullenbakken. De eerste klasse is een treetje hoger in te schalen en biedt nog wat meer rust. Maar het haalt het niet bij de luxe die eerste-klasse reizigers pakweg een eeuw geleden mochten verwachten. En die luxe was slechts voor hen betaalbaar. Veel van die stijl en inrichting van de treinen in die jaren dankten we aan een Amerikaans bedrijf. Pullman Palace Car Company heette dat bedrijf en die naam is synoniem gebleven met ultra luxe en comfort. Niet voor niets associeren wij dat in onze tijd nog steeds met die begrippen al vertalen we dit dan eerder naar een ulta-comfortabele boxspring of auto’s met een vergelijkbare uitmonstering. Pullman was en is voor de rijken. Die rijtuigen waren zo luxe dat zelfs het Britse koningshuis de opdracht gaf om haar koninklijke treinen als zodanig uit te voeren. Wonderlijk genoeg had oprichter George Pullman in feite de indertijd welvarende Amerikaanse middenklasse op het oog bij zijn treinwagons.
Ook de restauratiewagens waren voor Pullman uitingen van pure luxe en welvaart en de reizigers doften zich ook echt op voor elke maaltijd die een dag aan boord van zo’n trein van toen met zich mee bracht. Voor hen die een tweede of zelfs derde-klasse ticket betaalden was deze luxe overigens niet aanwezig. Verre van dat zelfs! Houten banken kwamen eerst en rechtop zittend slapen de norm. Niet zo bij Pullman-reizigers. Die kregen stewards aangeboden die hen verzorgden met alles wat ze thuis gewend waren. Het ontwerp van die wagens was in pure art-deco-stijl, veel bruin, leder, maar ook elektrische lampen en tafelkleden. Via een Britse dochteronderneming van de Amerikaanse onderneming bereikte het concept in 1884 ook Europa. En al snel werden afspiegelingen van dit denken doorgevoerd bij de grotere treinbedrijven. Later overgenomen door de eerste luchtvaartbedrijven die het gemis aan comfort door de primitieve eerste vliegtuigen compenseerden met allerlei luxe zaken die passagiers van toen verwenden en afleidden van wat ze zoal meemaakten aan boord onderweg.
Fauteuils in plaats van stoelen, warm en vers bereid eten, maar ook krantjes, drankjes, en hotels met veel luxe als ergens een tussenlanding moest worden gemaakt. De reizigers van toen uiteraard veelal van rijke komaf, de gewone burger had in een vliegtuig nog niets te zoeken. Ook bij autobouwers was dit luxe denken op enig moment in zwang. Elke zichzelf serieus nemende fabrikant had wel een reeks modellen in huis die gericht waren op Pullman-klanten. Een chauffeur voorin, vaak in de open lucht, en de reizigers in alle luxe achterin. Zie je nog steeds. Vaak bij verlengde limousines, waarbij de chauffeur weliswaar nu ook enig comfort ervaart, maar de passagiers zich omringd weten met alles wat hij/ziij maar wensen kunnen. Het mag iets kosten en zij willen niet in eerste de beste leasesloep worden vervoerd. Luxe moet het zijn. Net zoals George Pullman het in de 19e eeuw al bedacht. De kleuren en stijl veranderden door de jaren heen, maar het verlangen naar die verwennerij zeker niet. In de jaren zeventig van de vorige eeuw verdwenen de Pullman-rijtuigen pas bij de meeste spoorbedrijven. De jumbojets maakten vliegreizen democratisch en een beetje compacte middenklasser heeft ook al zoveel luxe aan boord dat je je daar niet voor hoeft te schamen. Maar het Pullman-denken blijft toch voorbehouden aan de bovendanen en nieuw-rijken van deze wereld. Want verschil moet er zijn. En dat was zelfs in de communistische heilstaten zo. Wie dat niet gelooft moet maar eens kijken naar de treinen, vliegtuigen en auto’s waarmee de leiders in die landen werden vervoerd. Confronterend!


Men koopt elektrische smarts, de Renault Zoe en BMW’s i3. Auto’s met een gemiddelde actieradius van 150/200km. Leuk voor de stad en zo zien die Duitsers dat ook. Voor gebruik op de snelwegen blijft men zweren bij diesels. Daarbij werd onlangs de Tesla Model 3 getest. Een auto waarop in ons land een deel van de Zuidas zegt te wachten. Omdat je dan voor 40 mille elektrisch kunt rijden in een middenklasser. Helaas blijkt Tesla niet te kunnen leveren. En wat men dan al levert is voorzien van een zwaar accupakket en wat opties die de auto al snel opstuwen naar een prijsniveau van 80 mille!
Veel geld voor een auto die ook nog eens slecht rijdt, matig remt (1,5 keer zo lange remweg als een vergelijkbare BMW!) en in de praktijk net niet aan de 400km ver komt. (Theorie 650km). Kortom, alle positieve verhalen zijn vooral propaganda en wensdroomdenken van lieden die dit soort auto’s van hun baas mogen/moeten rijden. Maar wie echt nadenkt wacht nog een jaar of wat. Zoals ik. En voor de goede orde; ik mocht al in 1993 een elektrische auto van mijn toenmalige merk tentoonstellen. Gewone familieauto met behoorlijke prestaties en een actieradius van 150km/u. Hoeveel zijn we intussen opgeschoten?! Nou?? Dat bedoel ik!
Laat ik voorop stellen, ik ben geen liefhebber van shoppen voor kleding. Een echte man, hier wijken mijn al dan niet bestaande vrouwelijke karaktertrekken voor mijn ware macho-aard. Kleding is noodzakelijk om je te beschermen tegen koude of hitte, maar echt een genoegen vond of vind ik dat nooit. Alleen al het passen in een veel te klein hokje zonder haakjes of redelijke belichting is een crime. Maar goed, ik ben al heel wat jaartjes keurig getrouwd en dan is de wederhelft nog wel eens geneigd mij mee te nemen voor haar eigen shopsessies. Al was het maar om mijn mening af te lezen van mijn gezicht als ik weer eens voor zo’n paskamer geparkeerd sta of zit en het beoogde kledingstuk moet aanschouwen. Van de meegenomen artikelen gaat 90% weer terug naar het rek. Er is een reden voor. Veel van die kledingzaken maken het echt lastig om goed te kiezen. En die pashokjes zijn in veel gevallen een drama. Zelfs een groot warenhuis op dit gebied als C&A heeft nog nooit gehoord van redelijke haken in die hokjes. Ik snap wel dat het voor dames (of wat daar voor door moet gaan…….) lastig is om kleding uit te trekken en dan weer aan. Voor mij als observant valt altijd weer op wat een geklungel dat met zich meebrengt.
Het kan heel anders. Paar keer gezien dat bijvoorbeeld de winkels van Marlies Dekkkers (Lingerie) mensen in dienst hebben met verstand van zaken en daarbij de klant ook nog juist adviseren. Een maatje anders kan veel verschil maken in draagcomfort. Maar het meest ultieme op het gebied van winkelgenoegens brengt toch wel de in ons land nog redelijk nieuwe Primark-keten met zich mee. Wil je weten hoe graaien er uit ziet? Hup naar de Primark! Leuk en fris ingerichte zaken met een afgedwongen looproute van en naar de roltrappen, enorm veel laag geprijsd spul en met wat geluk ook nog aanbiedingen die je afvragen of er een bodem is qua prijsniveau. Wie daar in de buurt zit met een op eigen smaak gebaseerd modewinkeltje kan de WW nu al vast beter regelen. Primark heeft alles voor de modebewuste (jongere) man of vrouw. Wil je daarin mee? Stap daar dan zeker binnen. Ook ik val voor de charmes van dat bedrijf. Ooit kocht ik er een jeansbroek die ik echt jarenlang heb afgedragen. Onverslijtbaar. En voor dat geld? Ook shirts, shorts, boxers, sokken, een das voor winters gebruik, ik ga er voor. En nee, ik vraag me dan niet af waar het vandaan komt en wat het ooit kostte.
Omdat ik ook wel snap dat een T-shirt met opschrift Amsterdam dat voor 2 euro in die winkel hangt bij productie hooguit 20 centen heeft gekost. Maar ja, er is markt voor en mensen die werken in die slavenateliers hoeven op de steun van Sylvana Simons niet te rekenen. Die kijkt alleen maar terug in de tijd in de hoop op een vergoeding die haar frustraties een beetje kunnen dempen. Nee, die moderne loonslaven krijgen van weinig organisaties steun. En reken maar dat ze voor alle grote ketenwinkels in binnen- en buitenland aan de slag zijn. Zoals wij ook best weten dat iPhones gemaakt worden door pessimistische loonslaven in China of zoiets. Neemt me toch niet weg dat ik die Primark een erg aardige winkel vind en dat ook de mensen die er werken een compliment verdienen. Ik moet de eerste nog tegenkomen die klantonvriendelijk gedrag vertoont. En dat is bij andere zaken met duurdere artikelen vaak heel anders. Net als die pashokjes. Sluitpost denk ik bij veel winkels. Wellicht toch eens wat meer tijd besteden aan kijken hoe de succesvolle concurrent het doet. Want laten we wel zijn…ook een keten als de Action bewijst dat goedkoop niet meteen hoeft in te houden dat je in een soort akelig verlichte budgetwinkel je inkopen doet. En daar schort het elders nogal eens aan. En ik constateer slechts…
In het Tsjecho-Slowakije van voor de Wende in 1989, hadden autofabrikanten daar ieder een eigen ‘rol’. Het communistische systeem hield niet van verspilling van mankracht en materialen, concurrentie was daarbij ook een vreemd begrip. Een van de bedrijfjes die dit beleid ondervond was Velorex dat al van voor de tweede wereldoorlog stamde en indertijd naar voorbeeld van Morgan driewielige autootjes fabriceerde die gretig aftrek vonden. Ook na de oorlog ging met daarmee verder, maar al snel verdween de oorspronkelijke leiding uit het bedrijf en werd vervangen door lieden die tenminste actief lid waren van de communistische partij. Men ging verder met het ontwerp en de bouw van driewielers, de meest bekende van de serie werd de zgn. 16/350. Dat wagentje baseerde zich op een buizenframe waarover men een weersbestendige lederen buitenhuid monteerde die waar nodig relatief snel te verwijderen was. Men leverde de wagentjes af met naar keuze een 175cc of 350cc Jawa of CZ motorfietsmotor die, zoals dat toen ging, op tweetaktbenzine liep.
Later kwam slechts de 350cc Jawa als standaardmotor beschikbaar en zo kreeg de Velorex model 16 zijn type-aanduiding. De wagens waren eigenlijk nog best populair, hoewel de auto’s in het oosten van Europa indertijd ook als ‘invalidenvoertuig’ werden betiteld. Dat deed niets af aan de verkoop van die wagentjes en meer dan de helft van de totale productie ging naar omringende landen. Voor de aanschaf van zo’n Velorex moest je indertijd nog een uitgebreide keuring ondergaan ook. Hoe die mensen met een handicap zich aan boord moesten hijsen van die relatief lage 16/350 is mij nu een raadsel. Want ik heb er na de omwentelingen in Tsjechië wel eens ingezeten en kan melden dat het net zo lastig was om in deze kleine Tsjech te kruipen als in een of andere supersportwagen met vleugeldeuren. Rijden was een belevenis op zich, hoewel de wegligging van het apparaat nog best goed was. Het lawaai was oorverdovend, je zat min of meer op de luid werkende motor en demping had men indertijd nauwelijks beschikbaar.
Maar goed, als alle drukknoppen in de bekleding werkten zat je tenminste droog en kon je nog redelijk meekomen met het overige verkeer ook. Na het jaar 1989 kwamen er heel wat van deze Velorexen naar het westen en ook in ons land kom je ze af en toe nog wel tegen. Onlangs in de buurt van Zwolle zag ik er nog twee achter elkaar onderweg. Vermoedelijk naar een of ander treffen voor klassieke auto’s. De blauwe walm achter de wagens maakte wel duidelijk dat de mengsmering goed werkte…… Een goede Velorex, met intacte bekleding is niet eens zo heel goedkoop. Maar voor een mille of twee, drie moet je er wel aan kunnen komen. Aardig is om te vermelden dat tot ver in de jaren negentig bijna zeventig procent van alle Velorexen nog steeds rondreden. Best een prestatie voor een toch wat fragiel ogende constructie op drie wielen…..(Beelden: Yellowbird/internet)
Je kent ze vast wel. Machochauffeurs. Mensen die weliswaar ooit een rijbewijs haalden en daar wat regels leerden rond hoe zich te gedragen in het verkeer. Maar eenmaal in het bezit van dat rode kaartje menen dat de hypotheek die zij op hun huis namen ook van toepassing is op de door hen gebruikte rijbaan. Vooral de linker rijstrook kent veel van die lieden. Zij rijden daar en gaan ook niet meer naar rechts. Bij vijf banen (veel nieuwe rijkswegen kennen dat tegenwordig) blijven ze ook graag halstarrig in het midden rijden. Mochten ze al van hun baan afwijken dan toch vooral omdat ze ineens ontdekken dat ze de afslag naar rechts moeten nemen. Richtingaanwijzers noch spiegels worden daarbij benut en wat rechts van hen rijdt moet maar even op de remmen gaan staan. Zij gaan voor! Want ze zijn toch tenminste Mister Selfie (of Mrs) en heel belangrijk in hun eigen leven. Al die andere weggebruikers zijn decor, obstakels, in de weg zitters. Aan de kant aan de kant, want Mister IK kom er aan. Die snelheidsregels gelden ook niet voor hen. Wie niet snapt wat ik bedoel moet zich maar eens aan die regels houden.
En dan zien of ervaren hoeveel bestelwagens en SUV’s zich het liefst door je heen zouden rijden op weg naar hun veel belangrijker afspraak of supermarkt. Opzij, opzij, opzij, ik kom er aan! Het is echt opmerkelijk hoe dat gedrag vaak is toe te schrijven aan mensen in bepaalde typen auto’s. Die SUV is geen goede keuze als je lontje al wat kort is. En als je te laat bent voor een afspraak dan is dat vaak niet de schuld van medeweggebruikers. Maar die moet het wel ontgelden. Ook in steden is de macho in zijn element. Knalt met 80km/u door hofjes waar je 30 mag en kunt, rijdt tegen de rijrichting in, liefst met een bonkiebonkie-geluidsinstallatie aan en een super-coole zonnebril op de neus opdat je er ook als macho uitziet. Opvallend is ook dat dit gedrag zelden wordt opgemerkt door de dienstdoende agenten. Sterker nog, die geven soms het slechte voorbeeld. Zoals ik onlangs meemaakte. Vlak voor de Amsterdam Arena (uh…de Johan Cruyff-Arena) zag ik in de spiegels een VW Passat aan komen denderen in de kleuren van de Politie. Opvallend want die rijden normaal toch in Tourans en dat soort spul? Maar deze had haast.