Kwartet…

Kwartet…

Al een paar jaar hebben we nu drie katten in huis. En we prijzen ons gelukkig dat die alle drie van de sociale en uiterst lieve soort zijn. Zo vechten ze figuurlijk bijna om een plekje naast me in mijn mancave die uberhaupt al vol staat met zaken die mij persoonlijk beklijven, maar voor die katten is altijd een plekje ingeruimd op de vensterbank met uitzicht over de belendende straten. Je denkt dan dat alles goed is en we dus als tevreden oudere jongeren ons leven verder kunnen leven. Tot je via die tot zus verklaarde lieve vriendin uit het zuid-Zuid-Hollandse land opmerkzaam wordt gemaakt op haar gezinsuitbreidingswens. Ook zij had tot dusverre drie katten om zich heen maar wilde er nog een. En die vond ze ergens in het midden van het land bij een stel lieve meiden die werkten met een heel apart kattenras, de Selkirk Rex. Bijzondere soort omdat de huid van die dieren in krullen op de huid ligt en ze vooral heel sociaal en sterk zijn, eenmaal volwassen. ‘Willen jullie ook niet even kijken?’.

Nou dat wilden we wel maar ik weet dan al dat als je eenmaal tussen de kittens zit er altijd weer die verleiding is om er ook een…… Dus op een zonnige dag in september reden we naar de kraamkamer van al dat grut. Die van ‘zussie’ (een meisje) was echt prachtig en zat in een nestje dat in de uitleveringsfase verkeerde. Ze zou het diertje een paar dagen later mogen ophalen, maar nu gewoon nog even kijken en vasthouden was geen probleem. De rest van het jongere poezenspul krioelde over de grond.

Afgewisseld door ouders van verschillende rassen en kleuren. Een van de meest actieve kleintjes was een donkergrijze kater in de dop. Hij klauterde over zijn soortgenoten heen, at als een bootwerker en was echt de meest actieve. Ik voelde meteen dat vrouwlief verliefd was. En dat houdt dan veelal in dat we ‘voor de bijl gaan’. En zo gezegd zo gedaan. De grijze zou onze kant op moeten komen. Tuurlijk pas na alle medische tests, prikken, chip en stamboom. Want anders dan onze andere katten is dit er een van de officieel erkende soort en moet je dan voldoen aan allerlei regels om in aanmerking te komen voor zo’n certificaat. Begin deze maand mochten wij hem ophalen. En introduceren na een lange rit bij onze drie volwassen vierpotige huisgenoten. Nou, dat verliep niet meteen zo plezierig als we hadden gewenst. Juist de poes die hier als kitten ooit binnenliep en ons Prinsje meteen inpakte (zie 4-11 jl) was bijzonder onaardig, blies, en vertrok naar zolder om zich voorlopig niet meer te melden. Na een paar dagen liep de kleine dapper door het hele huis, deed alles wat je van zo’n klein jong mag verwachten en nog meer, pakte de twee grote katers compleet in en deed voorzichtig met de poes die nu eindelijk ook enige nieuwsgierigheid toonde zonder geblaas. Het kwam wel goed dus. De kleine krullenbol krijgt een bijpassende naam, Pepper, en mag wat ons betreft heel lang bij ons blijven. Een uiterst lief kwartet is nu compleet. Vrouwlief is nog steeds verliefd, heeft haar handen vol aan de kleine, maar geniet er ook van. Net als ik. En die andere katten. Want zo’n spring-in-het-veld brengt behoorlijk leven in de brouwerij. Tot hij moe moe geworden zo maar in slaap valt. En dat kan kennelijk overal op, aan of in. Blijft geweldig…Met blijdschap gaven wij kennis….(Beelden: Prive)

M.G.

M.G.

Tegenwoordig onderdeel van een Chinees bedrijf is de naam M.G. nu vooral verbonden aan elektrische wagens met de uitstraling van een rijdende badkuip. Maar ooit was het een van de visitekaartjes van de Britse auto-industrie. En was het ook een echt aansprekend sportwagenmerk dat werd opgericht onder de naam Morris Garages. Waarbij die naam dan weer verwees naar de eigenaar van die garages onder wiens dak de eerste MG’s het levenslicht zagen. Dat was al voor de oorlog het geval en die wagens waren goed gebouwd, bleken aardig betrouwbaar en reden weliswaar niet comfortabel, wel sportief. Na de oorlog werden ook bij ons MG’s verkocht aan liefhebbers en zag je de TC nog wel eens voorbij komen.

Een auto die zich baseerde op de vooroorlogse TB (ook befaamd door RAF-piloten die er graag in reden), maar dan met een verbeterde versnellingsbak. Vrij smalle spaakwielen deden gek genoeg niet veel af aan de wegligging. Die was gewoon goed. MG experimenteerde ook wel met normale ‘saloons’ zoals de toenmalige burgermansauto’s in het VK heetten, en werkte die dan om tot een MG-versie. Zo ontstond de YA en YB, op basis van een best saai aandoende Morris 8. Met de TD en TF zette MG hele stappen. Wagens met normale wielen, onafhankelijk geveerde voorkant, tandheugelbesturing en een wat hogere topsnelheid dan je met een oude TC kon bereiken. Met 130km/u was de koek overigens wel op.

Een beetje Opel of Renault reed dat indertijd ook, maar het open rijden langs de typische Britse landwegen vroeg om een andere stijl. Kon in een MG net even beter. Bij de TF ging de opwaardering steeds verder. Je kreeg zelfs het comfort van een paar op volwassen mensen ingestelde zijdeurtjes. Met de MGA zette MG een heel andere klasse sportwagens neer. Mooi welvend, rond, een Britse sportwagen die model zou staan voor alles wat ook de concurrentie wilde bieden. Door de jaren heen doorontwikkeld tot je er zelfs 180km/u mee haalde. Moest je wel wat centjes neerleggen, maar voor een MG had men dat best over. Gold ook voor de opvolger, de MGB.

Voorzien van een zelfdragende carrosserie, draairaampjes, naar keuze een harde of zachte kap. MG-adepten in Engeland vonden het maar niks, maar de auto bleek een enorme hit in de Verenigde Staten. En voor die markt werd de ‘B’ ook steeds verder ontwikkeld. Een GT kwam in het gamma, waarmee je ook een auto had voor in het dagelijks verkeer, je kon er zelfs je boodschappen in kwijt. Voor de VS kwam er zelfs een MGC die naar keuze een 6- of 8-pitter voorin had liggen. Het werd een beetje een mislukking omdat de auto eigenlijk geen vlees noch vis meer was. Met een top van bijna 200km.u was hij wel snel. MG werd door de jaren heen ook steeds meer een badge bij andere Britse merken die dan een van hun eigen sedans of hatchbacks lieten opkloppen bij MG tot sportieve variant en een meerprijs vroegen voor dat concept.

Het hielp niet echt voor wat de echte MG-fans van hun merk verwachtten. In de jaren daarna bleef het wat stil bij MG tot men de TF bracht, een soort retro-sportwagen met moderne techniek. Het was het laatste kunstje, of we moeten de door Rover op basis van de 90 nog uitgebrachte wagens met een MG-logo nog zien als echt de allerlaatste Britse auto van het merk. MG stierf net als Rover een relatief stille dood. Dat was tijdens de bankencrisis van na 2008 het geval. Een paar jaar later kochten de Chinezen de rechten en nog wat mallen. De hoop was er dat het merk MG herboren terug zou komen. Dat deed het ook, maar met relatief bescheiden wagens waarmee men eerst in het VK zaken deed, later ook het Europese vasteland opzocht. Elektrisch is nu de boodschap, saaiheid kennelijk ook. En dat maakt dat MG nog wel een naam is om rekening mee te houden, maar dat de ware adepten zich met walging afkeren van die nieuwe accu-gedreven wagens die er uit zien als dertien in een dozijn. Nee, dan was het vroeger allemaal veel mooier, leuker en sportiever…. (Beelden: Archief)

Lamborghini

Lamborghini

Naast Ferrari en Maserati kent Italie nog een groot sportwagenmerk en dat is Lamborghini.

Opgericht door de steenrijke industrieel Ferruccio Lamborghini was dit ooit ook een tractorenfabrikant die op enig moment startte met de productie van schitterende wagens met vermogens die het een beetje Ferrari-fan lastig moesten maken. In 1963 verscheen zijn eerste ontwerp, de 350GT. Fraaier van bouwstijl en techniek dan een Ferrari, een top die al op 250km/u lag en een V12 motor die 3,5 liter groot was en 270pk’s leverde. Daarmee kon je voor de dag komen. De carrosserie van de auto was van aluminium, toch wel een revolutionair materiaal in autoland indertijd. Om al dat vermogen goed op de weg te zetten was de auto voorzien van vier bovenliggende nokkenassen, zes dubbele carburateurs, onafhankelijke vering en schrijfremmen op alle wielen. Dat was in 1963 nog heel bijzonder en de naam van de fabrikant was meteen gevestigd.

Die eerste Lambo leverde 143 orders op. Soortgelijke aantallen scoorde Lamborghini met de volgende modellen. De 400GT en Islero. Maar van de schitterende en grotere Espada gingen er voor het eerst meer dan 1000 de showrooms uit. De eerste vierpersoons Lamborghini was hiermee een feit en de auto was meteen ook niet alleen peperduur, ook de meest comfortabele en ook duurste auto door het merk verkocht. Gebouwd tussen 1968 en 1978 was hij met zijn V12 van 4 liter en vermogens die opliepen naar bijna 400pk echt een rijkeluisauto.

Een van de fraaiste ontwerpen uit de Lamborghini-stal was wel de uit 1967 stammende P400 Miura. Goed voor snelheden tot 300km/u was het ontwerp zo fraai (getekend door Bertone) en de techniek zo potent dat dit een van de meeste geliefde sportwagens uit dat tijdperk werd, maar door de beperkte productie door de decennia heen ook peperduur bleef. Wie er nu een wil hebben in goede staat betaalt zoiets als de prijs voor een aardig huis in het westen van ons land. Van een totaal andere orde (en wellicht planeet) was de Countach uit 1973. Een beest van een auto, dat zag je er meteen aan af en laag van bouw met bijna agressief ogende wielen. Meteen goed voor 300km/u en in diverse vormen jarenlang gebouwd.

Toch verging het Lamborghini niet best. Het bedrijf maakte verlies en werd op enig moment overgedaan aan een andere rijke familie en zo zou de geschiedenis door blijven gaan. De bouw van de supersportwagens bleef intussen wel doorgaan. Diablo, Veneno, Murcielago, Huracan en zo meer maakten dat het imago van het merk nog vele jaren lang sterk zou blijven. En toen het Italiaanse supercarmerk eind jaren negentig werd ingelijfd door Audi en zo belandde in de kringen van de VW-Groep werd ook de kwaliteit van de techniek een stuk beter. Want hoe snel die Lamborghini’s voorheen ook reden, ze gingen ook nog wel eens voortijdig stuk en dat gaf dan weer een hoop kosten en ellende. Onder Duitse leiding werd dat heel anders. Nog steeds spannend van uiterlijk, maar ook inspirerend voor zowel de Italianen als de Duitsers. Uitwisseling van technieken nu normaal en het merk in rustiger vaarwater. Niet voor iedereen bedoeld, de meeste Lamborghini’s gaan toch naar de VS, China of het Midden-Oosten, een enkele komt ook onze kant op. Niet zo gek als je weet wat die wagens kosten. Maar wie er een heeft rijdt altijd met een grote glimlach op de bol. Want je weet zeker dat je de meeste ‘vlotte jongens’ achter je zult laten. En dat is sommigen veel geld waard. (Beelden: Archief)

Centro!

Ach, we hadden Keulen wel gezien na een volle dag rondlopen, er dreigden volgens de media regen en wind, dus ‘weet je wat, we stoppen op de terugweg naar Nederland even in Oberhausen Centro’. Bleek een goed plan. Nog beter zelfs toen ons na een uurtje rijden vanuit Keulen bleek dat Centro intussen is verworden tot een gigantische shopping-mall van allure. Anders dan wij uit de beginjaren van dit centrum buiten het echte van Oberhausen konden herinneren is alles hier op niveau. Elke winkel van enige importantie zit er. Van goedkoop tot exclusief, maar ook fan shops van de grote Duitse voetbalclubs. En dwars door elkaar ook nog. Zie je dat hier al voor je? Ajax en Feyenoord vlak bij elkaar? Verder is het hier etages vol, vleugels van het enorme complex vol, soms peperdure zaken. Overdaad schaadt er bijna. En alles prachtig en zeker sfeervol aangekleed.

Het leidt ertoe dat mensen van heinde en verre deze plek opzoeken. Nederlanders maken zeker voor 40% de klandizie uit. Al was het maar omdat parkeren in de zeven parkeergarages gratis bleek. Dat scheelt veel. Maar toen waren we nog niet buiten geweest. Even een luchtje scheppen in de door regen en wind intussen herfstachtige ambiance buiten maakte dat we een kerstmarkt ontdekten van een paar honderd stallen. Ongekend. En weer met heel andere zaken in de aanbieding dan we een dag eerder in Keulen zagen. En ook hier, ondanks het weer, geweldige sfeer en best gezellig druk. Dat Centro staat min of meer model voor de vele shopping-centra die je tegenwoordig in veel Duitse steden tegenkomt.

Alles onder een dak, beschermt tegen de weergoden, maar niet tegen de verleiding van al die artikelen en dat eten of drinken dat je wordt aangeboden. Een gevulde betaalrekening is wel handig. We genoten vooral van de sfeer en de mensen. Men genoot van deze ambiance en terecht. Dat Oberhausen zelf ligt op een uurtje rijden vanaf Arnhem of Venlo. Je kunt gewoon de navigatie aanzetten, want die kent het adres, en anders even op de borden letten in die omgeving. Voor ons was het een aardige aanvulling op het Keulse aanbod een dag eerder. Totaal anders dan die klassieke Duitse stad, maar daardoor bepaald niet minder leuk. Het maakte onze trip extra gedenkwaardig. De regen en wind die we later over ons heen kregen, net voor de Nederlandse grens en daarna tot thuis, spoelden die herinneringen niet weg…integendeel. We hadden het naar de zin gehad. Net als elk jaar. En ook elk jaar anders. Volgend jaar is alweer een nieuwe bestemming in de planning gezet. Heel andere kant op, maar vast ook leuk.

De machochauffeur…

Je kent ze vast wel. Machochauffeurs. Mensen die weliswaar ooit een rijbewijs haalden en daar wat regels leerden rond hoe zich te gedragen in het verkeer. Maar eenmaal in het bezit van dat rode kaartje menen dat de hypotheek die zij op hun huis namen ook van toepassing is op de door hen gebruikte rijbaan. Vooral de linker rijstrook kent veel van die lieden. Zij rijden daar en gaan ook niet meer naar rechts. Bij vijf banen (veel nieuwe rijkswegen kennen dat tegenwordig) blijven ze ook graag halstarrig in het midden rijden. Mochten ze al van hun baan afwijken dan toch vooral omdat ze ineens ontdekken dat ze de afslag naar rechts moeten nemen. Richtingaanwijzers noch spiegels worden daarbij benut en wat rechts van hen rijdt moet maar even op de remmen gaan staan. Zij gaan voor! Want ze zijn toch tenminste Mister Selfie (of Mrs) en heel belangrijk in hun eigen leven. Al die andere weggebruikers zijn decor, obstakels, in de weg zitters. Aan de kant aan de kant, want Mister IK kom er aan. Die snelheidsregels gelden ook niet voor hen. Wie niet snapt wat ik bedoel moet zich maar eens aan die regels houden.

En dan zien of ervaren hoeveel bestelwagens en SUV’s zich het liefst door je heen zouden rijden op weg naar hun veel belangrijker afspraak of supermarkt. Opzij, opzij, opzij, ik kom er aan! Het is echt opmerkelijk hoe dat gedrag vaak is toe te schrijven aan mensen in bepaalde typen auto’s. Die SUV is geen goede keuze als je lontje al wat kort is. En als je te laat bent voor een afspraak dan is dat vaak niet de schuld van medeweggebruikers. Maar die moet het wel ontgelden. Ook in steden is de macho in zijn element. Knalt met 80km/u door hofjes waar je 30 mag en kunt, rijdt tegen de rijrichting in, liefst met een bonkiebonkie-geluidsinstallatie aan en een super-coole zonnebril op de neus opdat je er ook als macho uitziet. Opvallend is ook dat dit gedrag zelden wordt opgemerkt door de dienstdoende agenten. Sterker nog, die geven soms het slechte voorbeeld. Zoals ik onlangs meemaakte. Vlak voor de Amsterdam Arena (uh…de Johan Cruyff-Arena) zag ik in de spiegels een VW Passat aan komen denderen in de kleuren van de Politie. Opvallend want die rijden normaal toch in Tourans en dat soort spul? Maar deze had haast.

Bij de splitsing voor een kruising naar links of rechtsaf joeg de Passat (zonder zwaailicht en sirene) langs de links afbuigers, wrong zich toen alsnog naar links en negeerde het rode stoplicht. In de regelgeving mag dan staan dat de politie voorrang mag nemen als dat zo uitkomt maar dan wel met alle signalering aan toch? Dit gedrag was asociaal en vooral gevaarlijk. En nergens was terug te vinden waar deze lieden in uniform nu zo snel heen moesten. Maar ook ambulancebroeders kunnen er wat van. In een file bij Hoevelaken (als altijd) kwam ons over de vluchtstrook een ambulance met gillende sirenes voorbij. Hij denderde voort en wrong zich toen een paar honderd meter voor de afslag Utrecht tussen de andere auto’s door naar links. Zette sirene en zwaailichten af en reed verder in een meer normaal tempo. Later passeerde ik de auto zelfs bij Huizen. Het ging hen kennelijk om filevermijding. Probeer dan de volgende keer maar respect te verkrijgen van normale automobilisten. Kennelijk is alles geoorloofd als een macho aan het stuur zit van een auto met dit soort uitmonstering. Het blijft wennen. Toch zou ik pleiten voor een optielijst bij de dealer of leasemaatschappij die in 90% van de gevallen dit soort burgervoertuigen levert. Zet spiegels, richtingaanwijzers en snelheidsmeters gewoon op de optielijst. Extra voor laten betalen. Wie dat dan niet bijbestelt kan meteen een speciaal kenteken verkrijgen. Met de letters MAC of ASO. Zijn ze goed herkenbaar en weten de andere weggebruikers wat ze kunnen verwachten. Wellicht dat dit eindelijk helpt om die botterikken na te laten denken over wat een auto eigenlijk is. Naast een vervoermiddel ook een dodelijk wapen. Terroristen weten dat al. Maar je wilt daarmee toch niet worden vergeleken??!! (Beelden: Yelowbird archief/internet)

Rotterdamse crooner…

Rotterdam bracht een stel grootheden voort in de muziekwereld, waarvan Anita Meijer en Lee Towers wel de meest aansprekende zijn. Lee Towers had het geluk dat hij enorm werd gepromoot door wijlen Willem Duys. De zingende kraandrijver en zo meer. Imago is vaak iets anders dan realiteit. Maar Rotterdam kende nog een paar grootheden op muzikaal gebied. Een daarvan is de inmiddels al weer zes jaar geleden overleden Wim Koopmans. Een zanger die je het beste zou kunnen omschrijven als een echte crooner. Een man die de grote Amerikaanse zangers van toen als voorbeeld nam en daar en echt eigen tintje aan toevoegde. Opvallend doordat hij zijn repertoire zong met een duidelijk slissende S. Man uit een bekend gezin, want volle neef van Corrie van Gorp en achterneef van Rudi Koopmans. Daar deelde hij niet alleen zijn artistieke talent mee, maar zeker ook zijn passie voor boksen. Deed hij 25 jaar lang. Man uit een muzikaal gezin ook. Leerde het vak niet alleen van zijn vader, maar ook bij de oer-Amsterdammer, Willy Alberti. Koopmans zag zijn inspiratie vooral in grote namen als Tony Bennett en Frank Sinatra en kon zich qua timbre aardig meten met die lui. En toch…In ons land veel minder bekend dan die zingende kraandrijver. Verschil in aanpak, en daardoor minder erkend. Waarbij hij toch niet bepaald met de verkeerde mensen omging.

Naast Alberti waren daar toch maar mooi Rita Reys en Pim Jacobs. Later ook Pia Beck en zelfs Willem Duys. Die gaf wel wat aandacht aan Koopmans, maar nooit met 100% inzet zoals bij Lee Towers. Ooit werd zijn song L.O.V.E. gezien als de beste uitvoering van de wereld. Hij trad op tijdens het North Sea Jazz Festival, in het nieuwe Luxor, de Doelen en zelfs Ahoy (acht dagen aan een). Grote erkenning kwam van Andre Hazes die vond dat Koopmans echt een heel grote was in zijn genre en te weinig erkenning kreeg. Wat ook zo was. Ergens aan het begin van deze eeuw werd Koopmans eigenaar van zijn eigen jazzclub in Rotterdam; Bird! En ook nog een winkel op jazzgebied, welke hij samen met zijn vrouw Gina runde. Helaas haalde zijn gezondheid hem in. Een herseninfarct maakte een einde aan zijn carriere. Nieuwe platenplannen moesten in de ijskast, want zingen was er niet meer bij. Op 7 maart 2012 overleed hij. 71 jaar oud slechts. En ik denk dat veel mensen zijn naam niets (meer) zegt. Zoals het veel artiesten gaat tegenwoordig. Groot geworden door klein te blijven. En anno 2018 is juist groot doen al ben je nog zo klein meer in de mode. Vandaar dat ik als Amsterdammer even een stukje Rotterdamse geschiedenis voor u als lezer naar boven haalde. https://www.muziekweb.nl/Link/HDX8079/The-best-of-Wim-Koopmans-American-songbook