Hoogdekkers…

Hoogdekkers…

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 15414-fokker-f27-uk-g-bdvt-landt-eham-sum82-scan10090.jpg

Ik had het al eerder beloofd, ik zou ook over een ontwerpfenomeen wat binnen de luchtvaartsector gretig aftrek heeft gevonden iets oreren. Namelijk over de zgn. hoogdekker. Daarmee wordt bedoeld dat een vliegtuig zijn vleugels niet aan de onderkant van de romp gemonteerd kreeg of krijgt maar juist bovenop die romp. Groot voordeel, de propellers blijven vrij van de grond, en als de motoren van het betreffende toestel krachtig zijn, kunnen die propellers ook wat groter uitvallen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 212610-fokker-f-vii-h-nacc-klm-scan10031.jpg

Daarbij is de lift van een hoog geplaatste vleugel vaak wat beter waardoor starten en landen op plekken waar de start/landingsbanen minder verzorgd dan wel korter van lengte zijn, op efficienter wijze zal verlopen. Ver voor de oorlog was Fokker al een pionier op dit gebied. Diens F2, het eerste eigen verkeersvliegtuig van de fabrikant maar ook voor KLM, kende deze constructie en Fokker hield hier aan vast tot en met de F27 Friendship die tot ver na WO2 werd geproduceerd.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: hp-herald-air-uk.jpg

Het Britse Handley Page had na de oorlog een soortgelijk toestel in de aanbieding, de Dart Herald, die zelfs wat leek op onze Friendship. Maar ook het Russische/Oekrainse Antonov Design Bureau bracht een soortgelijk toestel op de markt dat uiteindelijk een hele familie vliegtuigen zou opleveren. Antonov bleek overigens een groot fan van deze constructie, want naast de An-24/6/8/32 waren er de An8/10/12, de gigantische An22 en de nog veel grotere An124/225.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: an-24-518347543_1ab9773b75_m.jpg

Bij Lockheed zagen we de C130 Hercules die vele decennia lang de standaard was op het gebied van militaire transportvliegtuigen. Maar ook hun C5A/B Galaxy had die vleugels hoog zitten.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 213206-lockheed-c-5a-usaf-spl-1080-scan10104.jpg

In het VK brachten ze het moderne straalverkeersvliegtuig BAe 146 op de markt, dat wereldwijd aardig succesvol werd verkocht. De Russen hadden ook nog de Ilyushin Il-76 transportkist die behoort tot de grote jongens. Binnen Europa zagen/zien we de ART42/72 familie die tegenwoordig door Airbus wordt vermarkt. En dan heb ik het nog niet eens over de vele concepten voor elektrisch vliegende verkeerskisten die weer met propellers uitgerust over (ultra)korte afstanden moeten gaan vliegen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 217103-eham-090785-bae-146-da-g-bkht-t.o.-scan10445.jpg

Daarbij zit die vleugel ook weer hoog op de romp. Als het langzaam mag dan maar weer met deze veilige constructie. Bij de kleine luchtvaart is het aantal toestellen met die hoge vleugels talloos. Cessna maakte er veel, maar ook andere fabrikanten waren of zijn er druk mee bezig. Kortom, variatie genoeg. En dat is voor ons passagiers of liefhebbers eigenlijk best plezierig. Onderscheid geeft afwisseling, en dat laatste weer meer plezier. Ik heb diverse van de genoemde types van binnen gezien of heb er mee gevlogen. Altijd aardig. De plaatjes die ik er bij zet komen uit mijn archief en zijn slechts een bescheiden selectie om het principe te bewijzen…..(Beelden: archief)

Queen…

Queen…

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: constellation-ph-fle-ehle-060704-pict1020.jpg

Zelfs voor mij als oudere spotter was de Lockheed Super Constellation al een klassieker van jewelste in mijn jonge jaren. Immers, de eerste straalverkeersvliegtuigen als de Comet, Boeing 707, DC-8 of Tupolev Tu-104 waren toen al regelmatige gasten op onze nationale luchthaven en die oudere propliners werden steeds meer naar het twee plan gedirigeerd. Maar feit is wel dat die door Lockheed in nauwe samenspraak met miljonair Howard Hughes ontwikkelde Lockheed’s toestellen waren van een ongekende schoonheid en ook in staat bleken tot bijzondere prestaties.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: image-1-kopie-2.png

Heel anders dan de werkpaarden van Douglas en de indertijd altijd wat botte benadering van Boeing (ik geef mijn prive mening op dat punt) waren deze Lockheed propliners prachtig van vorm, elegant bijna en waren zij zeer onderscheidend met de drie ovale en zo kenmerkende kielvlakken in de staart. De geweldig krachtige turbo-compoundmotoren leverden elk een 3200-3500pk en gaven de machine een voor die tijd prima kruissnelheid van 550km/u. Rustte je de machine uit met twee extra benzinetanks aan de vleugeltips was de Super Connie zoals zij vol liefde werd genoemd, in staat direct van Amsterdam naar New York te vliegen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: lkb-spl-dateunk.jpg

Ook op andere extra lange lijnen kwamen de Super Connies prima van pas en heel wat passagiers uit die periode hebben er goede herinneringen aan. Nu was het wel zo dat de technische ontwikkelingen binnen de luchtvaart min of meer parallel liepen. Er waren fabrikanten die met deze ultieme propliners druk waren, andere kozen voor de best wat ‘onbetrouwbaar’ geachte straalmotoren aan de gang en weer andere zetten in op straalmotoren met een propeller als voorstuwing, de zogeheten turbo-props.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: lockheed-l1049g-breitling.jpg

Wie net als ik herinneringen koestert aan het Schiphol van de jaren 60 weet dat al deze vormen van aandrijving daar door elkaar te zien waren. Het was maar hoe progressief de directies van luchtvaartmaatschappijen waren waar het ging om de keuze van het type vliegtuig voor hun wereldnet. In de VS koos men overwegend voor de straalmotor. De Britten waren na hun debacle met de Comet uit de jaren 40 overgeschakeld op de Turboprop en bij de Russen zag je het leunen op twee gedachten. Lockheed hield heel lang vast aan de traditionele zuigermotor. En koos daarbij voor de turbo-compound versie waarbij uitlaatgassen nog een keer door een turbo werden heen gehaald, verdicht en daardoor zorgde voor extra pk’s. Met name de Super Constellation en de DC-7C van KLM benutten deze technologie. Prima systeem, maar ook wat gevoelig voor storingen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 212614-lockheed-constellations-klm-mothballed-60s-spl-o-scan10037.jpg

En de Lockheed kwam net als die Douglas nog wel eens binnen op drie i.p.v. vier motoren, nooit een lekker gevoel al vloog de machine ondanks dan prima door. KLM parkeerde haar Constellation vloot begin jaren zestig al op een terrein aan de Zuidwest kant van Schiphol. Ze bleken nauwelijks verkoopbaar al waren de meeste vliegtuigen maar een paar jaar oud. Een enkel exemplaar kwam terecht bij ‘bijzondere’ charterbedrijven, maar de meeste machines werden gesloopt. En dat wereldwijd. Later zouden er vliegtuigspotters geboren worden die de grote Boeing 747 tot hun ‘Queen of the skies’ zouden benoemen. Maar die hadden zelfs geen weet van die slanke Lockheed die deze titel met veel meer verve verdiende. Ik wil ze er soms wel eens op wijzen…. Fijntjes, dat spreekt, terwijl ik in aanbidding kijk naar mijn vloot model-Connies en Super Connies….. Wat een schoonheid, welk een elegantie. Wat was ik een klojo toen ik de laatste exemplaren indertijd afdeed als ‘ouderwets’. En zo zal het later ook weer gaan. Er komen vast luchtvaartgekken als ik die ook de Boeing 747 zien als relikwie uit een andere eeuw. En gelijk hebben ze….. (Beelden: Archief/Yellowbird)

The real queen…

The real queen…

En dan bedoel ik niet de charmante Maxima of die schaduwkoningin (Rietz) uit het Haagse maar een vliegtuigtype dat deze (bij)naam met verve verdiende. De Lockheed (Super) Constellation. In haar dagen net zo modern en vooruitstrevend als de Boeing 787 Dreamliner van nu. Een vliegtuig dat hoger en verder kon vliegen dan haar concurrenten en een stuk ontwikkeling dankte aan multimiljonair en uitvinder Howard Hughes. Voor ‘zijn airline’ Trans World Airlines zocht die een vliegtuig dat veel meer comfort bood en transcontinentaal binnen de VS kon vliegen. En dat alles al voor WO2 uit zou breken. Bedenk maar eens dat een deel van de toenmalige luchtvloot van maatschappijen uit die tijd nog werd opgebouwd met houten frames en bedekt met geimpregneerd linnen.

De Constellation was dus een toestel uit een andere dimensie. Helaas kwamen de eerste Connies vooral in gebruik bij de Amerikaanse strijdkrachten toen de oorlog een feit was en moesten de burgermaatschappijen (waaronder KLM van Plesman) die aanbetalingen deden op hun eerste exemplaren wachten tot na de oorlog. Plesman wist al snel een stel van zijn bestelde kisten los te weken en startte met die fraaie machines vluchten naar Indie en later New York. Anders dan de ook binnen gehaalde Douglas DC-4 had de nieuwe Constellation een drukcabine en kon dus boven het weer uitklimmen en was ook aardig snel.

Je vloog al vlot met 500km/u door het luchtruim. Latere versies van het basismodel reikten nog verder en waren in staat om met lading aan boord enorme afstanden af te leggen wat voor KLM dat indertijd tegen een boycot aanliep van veel islamitische landen vanwege de ‘Politionele acties’ tegen de extremisten van Soekarno, goed uitkwam. De meest zuidelijke route die men non-stop kon vliegen was normaal gesproken te veel gevraagd van de machines en bemanningen maar KLM klaarde het klusje met dank aan de Connies. Begin jaren 50 kwam uiteindelijk de Super Constellation op de markt. Een prachtig vliegtuig dat een verlengde romp koppelde aan andere vleugels, sterkere motoren (3400pk elk) en vierkante ramen in de romp. Met deze machines kon ook KLM haar lange routes extra comfortabel uitvoeren.

Meest bekend werden de Super-Connies met extra tiptanks waarin je nog eens 2.500ltr brandstof elk kon meesjouwen. De machines bleven een paar jaar bij KLM in gebruik tot ze werden afgelost door de DC-8 straalmachine en de meeste propliners van dit Lockheed-type een roemloos einde vonden bij charterbedrijven, vrachtvervoerders of zelfs werden gesloopt. De afschrijving op die relatief jonge vloot was daardoor best groot. Een fraai boek over deze prachtige machines vond ik eind september en las het in een adem uit. Geschreven door Giesbert Oskam en Dr. Roger Soupart krijgen we via de tekst en de afbeeldingen een prachtig beeld van hoe die Connies ons nu nog bezighouden. Een enkele machine van dit type werd door het Aviodrome naar Nederland gehaald. Ik heb er zelf nog eens financieel aan bijgedragen om dat doel te verwezenlijken. Helaas was de Connie al snel uitgevlogen maar staat hij nu in de hoofdhal van het museum op Lelystad te glimmen en vertelt een prachtig verhaal over een even fraai ontwerp. Het boek, onder de titel De Lockheed Constellation – een legende van schoonheid, kent ISBN-nummer 90-9025068-4 en werd met dank aan het Aviodrome uitgegeven. (beelden: Archief)

Lawaai? Nee, prachtig geluid…

Lawaai? Nee, prachtig geluid…

In deze tijd van beroepsklagers, linksextremisten en namaakomwonenden is het geluid van vliegtuigen alleen al een reden om de hele dag te roepen dat de hele sector maar moet verdwijnen. Dat geldt ook voor de militaire luchtvaart. Ook al zijn we bang voor Rusland of Hamas, die luchtverdediging moet geen lawaai maken natuurlijk en de frustro-klagers (Leeuwarden heeft er ook last van) zagen het liefst dat alles wordt geregeld met zweefkisten en luchtballons. Maar dat zal niet snel gaan gebeuren. Het vliegtuigtype waarover ik het nu ga hebben was in die zin bepaald geen stille jongen.

De typische huil van de J79 straalmotor en de zwarte streep uitlaatgassen die de machine achterliet als niet vol gas werd gevlogen, maakte de Lockheed F-104G Starfighter tot een opvallend toestel. En dat niet alleen. De bouw van de kist was zodanig dat je kon spreken van een vliegende motor met piloot er in waaraan men twee messcherpe vleugels van korte spanwijdte had gemonteerd en een T-vormig kielvlak dat de Starfighter een heel bijzonder uiterlijk gaf.

Na een lange aanloop voor de beslissing en wat smeerolie via een bekende Prins van Oranje (zo ging het verhaal) kocht onze Luchtmacht (en die der Belgen) in navolging van de Duitsers deze superkist waarbij o.a. Fokker weer een behoorlijk deel van de productie voor haar rekening zou nemen. Trainingsvliegtuigen (in feite operationele machines met twee zitplekken in de cockpit) werden als een soort steunprogramma geleverd door de V.S. Onze Starfighters sloten naadloos aan qua uitvoering bij die van de Duitsers.

De G in de type-aanduiding had daar ook mee van doen. (G=German Initiative). Omdat ook elders in Europa die Starfighter de standaard jager zou worden werden diverse productielijnen geopend. Ook in Italie en Duitsland. Later kwamen er ook Starfighters uit Canada en Japan. Gek genoeg heeft Amerika zelf maar relatief weinig van deze toestellen gekocht of ingezet. De VS kozen in plaats daarvan voor de F106 Delta Dart van Convair in relatie tot haar eigen luchtverdediging. Onze vliegers (en met name ook de Duitse piloten) moesten wel erg wennen aan die Starfighter. Het was bepaald geen zweefvliegtuig en als je landde moest dat dus met ‘gas er op’ waardoor de snelheid bij die landing al rap 300km/u bleek te zijn. Remparachutes soms nodig om de snelheid op de baan kwijt te raken en in latere situaties monteerde men een haak onder de staart die dan speciaal gespannen remkabels moest pakken in geval van nood.

En nood kenden vele vliegers van de Starfighters. Er gingen er in Duitsland heel wat onbedoeld naar beneden door allerlei oorzaken. Een straalkist die dik Mach 2 kon vliegen en best gecompliceerd in elkaar stak was weinig vergevingsgezind. Bij de Duitsers werd de machine vrij snel de ‘weduwmaker’ genoemd. In ons land kenden we ook de nodige crashes en incidenten, maar eenmaal goed getraind als piloten en gewend aan zijn eigenaardigheden bleek de Starfighter een goed vliegtuig. En geschikt voor vele taken. Hij kon hoog komen, snel bij zijn beoogde doel zijn en ook een aardig last aan wapens meenemen. Meest opvallende feit in zijn Nederlandse geschiedenis was wel de aanval op een trein bij De Punt om daar een einde te maken aan een gijzeling van vele dagen door Molukse kapers.

Alleen al door met vol gas en naverbrander aan over die trein heen te vliegen was een formatie Starfighters goed voor enorme verwarring bij die kapers die daarna door grondtroepen werden geneutraliseerd. Toen de General Dynamics F16 werd gekozen als opvolger van de Starfighter ging de Luchtmacht over tot een zoektocht naar landen waar men bij uitfasering van die kisten kopers kon vinden.

De meeste exemplaren gingen toen naar Turkije en Griekenland. Van de in totaal 138 Starfighters die Nederland ooit had zijn er nu nog maar een handjevol over die veelal te zien zijn in of bij musea. Elders in de wereld zijn er nog enkele als demo-vliegtuig in gebruik. Waarmee men die vele fans van het toestel tot ontroering kan brengen door dat specifieke geluid en die gevlogen bochten met de naverbrander aan. Voor de bekende klagers natuurlijk een ramp. Maar die tellen voor mij uberhaupt niet meer mee want die klagen al over een flapperende huismus. Het verhaal van de Starfighter is terug te lezen in het boekje van A. vd Zeeuw dat uitkwam in de reeks Vliegend in Nederland. Ik kocht dat in 2010 bij een Kringloopwinkel en las het onlangs helemaal uit. En genoot. (ISBN 9071553035) (Beelden: Yellowbird archief)

Duur genoegen; Aviodrome…

Duur genoegen; Aviodrome…

Het was eind november vorig jaar dat zoonlief me aangaf dat hij wel met me naar het Aviodrome op Lelystad wilde voor een bezoek aan dat luchtvaart themapark. Nou dat deden we uiteraard. Ik was er zelf al minstens een jaar of 5 niet meer geweest en had wel enige nieuwsgierigheid rond wat men er nu doet aan luchtvaarteducatie op die plek. Want dat lijkt in Nederland tegenwoordig vrijwel niet meer aanwezig te zijn door alle linkse retoriek die vooral op deze sector is gericht.

Hoe dan ook, goed bereikbaar als altijd, ruime parkeergelegenheid, verbouwde entree, aardige mensen die je de weg willen wijzen. Maar die ken ik daar wel. Dus als oude gids voor zoonlief dat museum door. Er is veel te zien. Men heeft alles nu in historische opstelling staan, waardoor je naast allerlei audio-visuele zaken ook de oude vliegtuigen stuk voor stuk te zien krijgt.

En die collectie is omvangrijk en zeker ook smaakvol opgesteld. Juist door de afwisseling blijft het boeien. Herindeling van de collectie zorgt ook voor even zoeken naar vaste waarden als die leuke en ooit van de sloop geredde cockpitsectie van een Transavia-Caravelle. Maar die is niet meer toegankelijk en slijt nu een kwijnend bestaan als muurbloem.

Over lage en hoge gangwegen zie je de grote hal en alles wat daarin staat. Fokkers, Douglassen, Lockheeds etc en je kunt doorlopen naar de enorme Boeing 747 naast die hal. Maar daarbij valt meteen op dat onderhoud aan de buitenkant van dit toch unieke toestel niet wordt gepleegd. Men heeft er de mensen en het geld niet voor. Zonde hoor. Buitengekomen zien we een prachtig opgeknapte C54 Skymaster in kleuren van de KLM maar ook een aardig verloederde Lockheed Neptune van de MLD. Zelfde verhaal, geen echt onderhoud.

Iets wat ook de aloude Antonov 2 tweedekker parten speelt die op moment dat wij er waren min of meer als vuilnisbak voor spelende kinderen diende. Moet anders kunnen. In de technische hallen aan de overkant van de grote expositieruimte staan veel restauratiepropjecten. De unieke DC-2 in de kleuren van de oude Uiver van KLM. Vloog ooit, maar gaat vermoedelijk een onzekere toekomst tegemoet. Ook de Noorduyn Norseman waaraan men werkt lijkt pas over een jaar of 15 af te komen. Het tempo van het werk zeer laag.

Nieuw is een expositieruimte in een nieuw kleiner gebouw waarin de straalmotor en haar ontwikkeling aandacht krijgt. Via audiovisuele presentaties (met automatisch openende deuren, je kunt er niet eerder uit..) wordt je via via geleid naar een ruimte waar een Gloster Meteor is ondergebracht, de eerste straaljager van onze luchtmacht. En daarnaast weer een compacte hangaar waar ook de nodige straalmachines staan tentoongesteld. Al met al een interessante aanvulling op het al langer bestaande. Het oude (nagebouwde)stationsgebouw van Schiphol uit de jaren dertig van de vorig eeuw, was tijdens ons bezoek ingericht als ontvangstruimte voor Sinterklaas, en dus niet echt te bezoeken. Jammer. Alles bij elkaar opgeteld, het is er wel lekker druk, er is veel te zien en te beleven en je kunt hier vooral kinderen laten zien waarom wat ze op school of elders horen over vliegtuigen niet deugt. Maar dit terzijde. Het uitje kost ook geld. Entree is bijna 2 tientjes p.p. voor volwassenen. Met mijn museum-jaarkaart was/is het gratis. Maar de blijheid gaat wel wat over als je ziet dat je hier altijd een dagkaart moet betalen voor 2 uurtjes parkeren. Tegen E.7.50 per auto. Best stevig. En dan hebben we de catering nog niet bezocht. Nee, helemaal positief kan ik er niet over zijn. Daarvoor dienden nog te veel puntjes op de i te worden gezet. Maar wie weet is dat binnenkort wel gedaan. We gaan het over een tijdje weer eens zien…. (beelden: Prive (c)Yellowbird photo)

Jeugdige passie…

Jeugdige passie…

Ik zal er vast wel eens eerder over hebben geschreven in mijn blogs van de afgelopen jaren, maar los van de auto’s in de straat waar ik in de jeugd woonde en die ook bij ons thuis passeerden als onderdeel van de ‘handel’ of die van de overburen, dat garagebedrijf waar ik mijn kennis op dat punt extra aardig mee kon opvijzelen, was er nog een factor die me direct als jong mens intrigeerde. Die van de luchtvaart. Want als geboren Amsterdammer wist ik dat vlakbij de grote stad een vliegveld lag waar een maatschappij actief was die grote daden had verricht in het verleden en dat nog deed in het toenmalige heden. Schiphol en de KLM! Een luchthaven en maatschappij om trots op te zijn en mij ook direct intrigeerden.

En dat het trots makende KLM er nog vloog met van die fantastische toestellen als gebouwd door Lockheed of Douglas hielp zeker mee. Plus dat er door Fokker werd gevlogen met o.a. door hen gebouwde Gloster Meteors maakte het beeld compleet. Zo vaak als ik kon jengelde ik de ouders of oudere broer aan de oren om daarheen af te reizen. Later deed ik dat zelf. Per fiets, om dan hele dagen te verkeren langs de startbanen of met een gekocht kaartje op de uitkijkpromenade die de luchthaven toen rijk was. En dan keek je naar al die vliegtuigen die naar bestemmingen vlogen als Teheran, New York, of zoiets als Dusseldorf of Parijs.

Er waren toestellen te zien uit Oost-Europa. Boedapest, Praag, Warschau hun plaats van herkomst, en dan die Britse machines met hun zo kenmerkende uiterlijk. Ik keek naar de grondafhandelaars met hun tractoren en karretjes vol bagage of vracht. Aan de rechterkant van het toenmalige platform de vrachtmachines. Oude Dakota’s, DC-4’s, soms een prachtige Curtiss C46 of als je geluk had een Avro York, een toestel dat al i n WO2 was ontwikkeld. Je zag de bloemenkisten van Autair, een bedrijf uit Engeland dat vluchten verzorgde tussen Schiphol en Berlijn in oude Vickers Vikings. En elke kist had zijn eigen kenmerkende eigenschappen en geluiden. Ik kende ze als jong mens al heel snel uit de bol. ‘Wist er alles van’, maar wat ik wist nog best beperkt natuurlijk. Zelfs in de winter was ik er in de vrije uurtjes te vinden.

Ik had op enig moment een brommer beschikbaar en dat gaf me nog meer vrijheid. Schreef alles op wat ik zag, vertaalde het in het klein naar mijn eigen luchtvaartwereldje thuis. (zie 2012-22)Toen leuke meiden in mijn leven kwamen moesten zij hun al dan niet gemeende liefde voor mijn persoon delen met die voor de gevleugelde vrienden. Ze werden meegenomen naar de luchthaven en ik beoordeelde hun drang naar kennis over wat mij bekoorde al dan niet met het besluit dat het ‘niks werd’. Degene die het vol hield en samen met mij in de kou naar die kisten ging kijken bleef ook in mijn leven.

Tot nu aan toe zelfs. Gekte (passie) kent geen grenzen natuurlijk. Hoe dan ook, de luchtvaart bekoorde me zo zeer dat ik er als vroege werker alles aan deed om op enig moment mijn baan in de banqaire wereld te verruilen voor een op Schiphol. En wat was dat geweldig. De kantoorplek echt om de hoek van platforms en banenstelsel en dan tussen de middag die kisten voorbij zien of horen komen en de geur van hun motoren ruiken. Het bleek ook een harde leerschool. Niks mis mee, je kreeg er ook een degelijke opleiding. En nog altijd is die passie aanwezig. Ik sta niet meer zo vaak langs de banen, het gedoe op Schiphol houdt me buiten de panoramadekken waar je naar de vliegtuigen op de platforms kunt kijken. Ik heb intussen zelf honderden uren gevlogen in talloze vliegtuigtypen. In die zin is de passie leidraad geweest in mijn verdere leven. En dat alles omdat ik bij toeval werd geboren op een plek die directe verbinding met dat vliegveld naast de stad in zich had. En ik dus wist en weet dat Schiphol en Amsterdam met elkaar verbonden zijn. Zou voor veel van de beroepsklagers die na 1919 hier zijn komen wonen een stukje kennis moeten zijn. Maar dat is een andere discussie….(beelden: archief/internet)

100 jaar KLM – De Lockheed Electra II…

In die honderd jaar dat KLM nu al bestaat besloot men ook wel eens tot aankoop van vliegtuigen die bij andere maatschappijen niet eens op een vergeten verlanglijstje kwamen te staan. KLM stond daarin dan alleen en had daarvoor indertijd toch allerlei redenen om die beslissingen te nemen. Een daarvan kon zijn dat men nieuwe ontwikkelingen gewoon niet zag als realistisch of haalbaar. Zo was er de in de jaren vijftig van de vorige eeuw opkomende technologie voor straalverkeersvliegtuigen. Die o.a. leidde tot het op de markt brengen van de Franse Sud Aviation Caravelle. Een sierlijk toestel met twee Rolls Royce motoren aan de staart. Geschikt voor korte tot middellange afstanden en meteen goed besteld door heel wat grote maatschappijen van toen. SAS, Swissair, Sabena, Iberia, Alitalia, Finnair en nog een reeks maatschappijen van toen kochten de Caravelle. Maar KLM zag er niks in. Men keek terug naar het debacle met de Britse Comet 1 uit de jaren veertig en geloofde dat deze technologie een jaar of tien later nog steeds in de kinderschoenen stond. Dus keek men naar Amerika. Een voor KLM bekende leverancier, Lockheed, bood naast haar bekende Constellation-reeks die bij KLM goede diensten verrichtten, ook een toestel aan met zgn. turbopropmotoren.

Daarbij kreeg je alsnog straalmotoren, maar dan gecombineerd met propellers ten behoeve van de voortstuwing bij die kisten. De Electra II was in veel opzichten een bijzonder toestel. Het had een wat brede romp, een stompe neus, eigen ingebouwde toegangstrappen, korte vleugels en vier krachtige motoren in de vleugels. Dat waren Allison 501’s  van 3.800pk elk. Gaf de Electra een maximum snelheid van 650km/u, een actieradius van 4.500km en hij vloog op een hoogte van 8.650mtr. KLM was onder de indruk van deze prestaties en kocht er 12. Daarbij vond ze zich in gezelschap van maatschappijen in de VS en het Australische Qantas. De Electra was na een lange ontwikkeling waarbij het toestel nog eens opnieuw moest worden onderworpen en aan uitgebreide tests onderworpen na een paar crashes die de twijfels over het ontwerp aanwakkerden, in 1959 klaar voor aflevering. KLM kreeg ze in de vloot en verving er oudere propellertoestellen mee.

Men vloog er relatief gelukkig mee, al verontgelukte er wel een in het Midden-Oosten toen hij tegen een zandduin aanbotste. Men zette de machines zelfs in op de route naar Zuid-Afrika. Waar ze pas later door de DC-8 werden vervangen. Electra’s werden door KLM ook nog wel eens uitgeleend. O.a. aan het toen bestaande Air Ceylon en Martinair. Vanaf begin jaren zeventig werden ze vervangen door de verlengde Douglas DC-9 en vonden de Electra’s snel nieuwe eigenaren. Enkele oorspronkelijke toestellen van KLM vliegen nog steeds in de rondte, al doet men dat dan niet meer met passagiers maar met vracht. Typerend voor de Electra was het suizende geluid van de turboprops. Die kon je overal boven uit horen en dat klonk een stuk beschaafder dan de krijzende jets van de Caravelles waarmee hij concurreerde. Overigens eindigde de slag om de passagiers in die jaren toch in het voordeel van die Franse jet. De Electra kende ook wat evenknieen in de vorm van de Britse Vickers Vanguard en de Russische Ilyushin Il-18. Ook machines met een viertal turboprops en een redelijk prestatievermogen. Van de Electra zijn in ons land geen exemplaren bewaard gebleven.

Later vloog onze Marine Luchtvaart Dienst nog wel met een reeks Orion onderzeebootbestrijdingsvliegtuigen, toestellen die zijn afgeleid van de Electra. Maar ook die zijn doorgeleverd aan de Duitse Marine en uit ons land verdwenen. En zo werd niets van deze fraaie toestellen uit onze industriele geschiedenis bewaard voor het nageslacht. En wie wel eens met zo’n Electra heeft gevlogen moet zich maar eens melden met mooie annecdotes…..Bij voorbaat dank! (Foto’s: KLM/Yelllowbird archief)