
Als een cultuur intrigeert is het wel die van de oude Egyptenaren. Wat in die omgeving aan cultuur bestond zo’n pakweg 7000 jaar geleden is ongekend en opgravingen die tot de dag van vandaag voortgaan maken steeds meer duidelijk over hoe hoogstaand culturen als die van de Egyptenaren indertijd waren. De wereld van de farao’s, intriges, de goden, de slaven, piramides, goud, zilver, en zo meer. Musea over de hele wereld zijn er aardig mee gevuld, maar het huidige Egypte houdt ondanks de islamitische ideologie die daar heerst toch met veel eerbied zaken uit die tijd museaal in eigen land beschikbaar.

Dat is wel eens anders geweest. Grafrovers door de eeuwen heen haalden sommige oude graven leeg en verpatsten de inhoud. Veel hoog geplaatsten uit die oude tijden werden begraven met flink wat zaken die fortuinen konden opbrengen en de soms zo arm als ratten levende grafschenders zagen daar wel brood in. Maar ook westerse (m.n. Duitse, Britse en Franse) Egyptologen waren niet vies van een ontginning van die oude graf- en gedenkplekken om zo hun besef over die oude farao’s maar ook hun aanzien als experts te vergroten. Wie de interesse wel heeft maar geen trek om in het Saharazand te gaan spitten onder een brandende zon (zoals ik) is er de geweldige voorstelling ‘Het Rijk van de Farao’s – Ervaar het oude Egypte’ zoals die nu draait in de Westergasfabriek in Amsterdam via de bekende Fabrique des Lumiere organisatie.

Over dat laatste fenomeen schreef ik al eens in mei 2023 toen daar een totaal andere voorstelling de adem bij ons als toeschouwers aardig weg nam. Deze nieuwe reeks doet dat opnieuw, al wisten we door die eerdere ervaring nu wel wat ons te wachten stond. Overdonderende beelden, schitterend geluid en natuurlijk dat decor van die prachtige cultuur die intussen begraven ligt onder meters woestijnzand. Wat in het verhaal ook opviel, de ontstaansgeschiedenis van het Egyptische rijk werd uitgelegd met teksten die je vrijwel 1:1 ook terugvindt bij het Joodse volk, maar zeker ook bij de Christenen. Het grote niets, goden die vanuit het oerwater Noen een vruchtbare berg wisten te scheppen die een piramidevorm aannam en zo leidde tot het begin van de wereld.

En die wereld werd Egypte. Verbazingwekkend hoeveel die geloven op elkaar lijken als het om die claim op de schepping gaat. Alleen waren die eerste Egyptische goden er dik duizenden jaren eerder mee dan de Christelijke predikers. Ach, laten we dat maar evolutie noemen. Als pauzeprogramma (..) draaide men bij deze voorstelling ook een aantal voorstellingen van Franse schilders die de Orient vastlegden in de 19e eeuw en een beeld lieten zien dat wat naief/dromerig (b)lijkt en de islamitische cultuur van toen zag als iets waar wij weliswaar hoofdschuddend naar keken maar ook aantrekkelijk vonden.

Naakte slaven, blanke slavinnen in een harem, leeuwenjachten, het was voor mensen toen kennelijk een prachtig beeld. Maar heel eerlijk, van mij hoefde dat onderdeel van deze voorstelling niet zo. Dat gold ook voor het binnentreden van een groep middelbare scholieren onder leiding van een paar leerkrachten die gillend en achter elkaar aanrennend vooral zichzelf zagen als middelpunt van de schepping en zich niets aantrokken van de vermaningen die door vertegenwoordigers van de organisatie werden geuit. Er werd geflitst (verboden), hard gepraat, men had maling aan de beelden, stond er zelfs met de rug naartoe. Toen ik die lui wat beter bekeek zag ik alleen maar allochtone jongens en gesluierde meiden.

Nul interesse in dat oude Egypte, niks met cultuur. Duidelijker kan de scheidingslijn in onze samenleving anno 2025 niet worden bewezen. Jammer, want juist door kennis van de geschiedenis kom je tot betere duiding van ons heden of de toekomst. En nee, ik ben in dit geval niet extra kritisch. Er waren diverse andere jonge mensen van heinde en verre die in alle rust en stilte naar deze prachtige voorstelling keken en genoten. Het verschil in gedrag was opnieuw zeer opvallend. De rust keerde weer toen de lawaai makende groep verdween. En toen konden wij opnieuw genieten van deze prachtige voorstelling. Een aanrader voor liefhebbers van dat oude Egypte maar ook van een meer dan overweldigende voorstelling. Benieuwd wat men in de toekomst weer gaat bedenken voor dit theater… (beelden: prive)




























Als je tegenwoordig een gemiddeld iemand vraagt welke Franse merken zoal bekend zijn hoor je toch al snel de bekende jongens als Citroen, Peugeot of Renault, maar Facel Vega komt meestal niet voorbij. Behalve bij echte kenners. Toch was dit merk ooit bedoeld als concurrentie voor Jaguar of Ferrari. Luxe sportieve wagens dus met grote prestaties. Gebouwd door een bedrijf waar ene Jean Daninos aan het roer stond., En die man had praktische maar ook innovatieve gedachten voor zijn auto’s. Zo ontwierp hij met zijn team prachtige wagens vol potentie die werden aangedreven door uit de VS geimporteerde V8’s waarvan het vermogen zodanig was dat je met je Facel Vega over de 230km/u kon rijden. En dat anno 1954. Aansprekende prestaties. Niet dat hij er veel van verkocht, maar dat hielp wel voor de exclusiviteit.
Als dat al niet door de stevige prijzen werd bewerkstelligd, want een Facel Vega was geen Opeltje of Volkswagen. Een werkelijk slagschip was de Excellence die qua prijs terechtkwam in het segment waar je ook een Rolls Royce kocht. Motorisch gelijk aan zijn oudere voorgangers, maar voorzien van vier portieren die zonder middenstijl openden en je dus een groot comfort boden bij in en uitstappen. Nadeel van die constructie, de stijfheid van de carrosserie was een dingetje en kon zorgen voor aanslaande portieren. Maar een luxe sedan met een top van boven de 200km/u was wel weer aansprekend in bepaalde kringen.
De Facel Vega’s werden steeds minder Barok in hun uiterlijk, verkochten weliswaar daardoor beter, maar de kritiek op het wonderlijke karakter, Franse auto met Amerikaans hart, zwol zodanig aan dat men besloot om een wat kleiner model uit te brengen met eigen motoren. De Facellia was geboren. Met een eigen 1,6 liter grote motor was dit een puur Frans product. Maar dan ook wel een met de slechtste eigenschappen van Franse techniek ingebakken in de genen. De motor, uitgerust met twee bovenliggende nokkenassen, was van bedroevende kwaliteit. Van de net 1250 gebouwde Facellia’s stonden de meesten regelmatig en langdurig in de werkplaats voor stevige reparaties. Facel Vega’s naam ging onderuit. Dat trachtte men nog wel te pareren door een Volvomotor in te kopen en het volgende model (1963-4) een andere type-aanduiding te geven, maar het kwaad was al geschied. Facel Vega ging failliet. En werd nooit meer tot leven gewekt. De Franse autowereld was een mooie merknaam armer. Als klassieker zijn die Facel’s best aan de prijs. Beetje oude met V8 motor doet dik 50 mille in goede staat. De kleine Facellia’s zijn tegenwoordig ook gevraagd en doen ongeveer de helft. (Beelden: Yellowbird archief)
Het is niet te geloven wellicht, maar onze westerse afschrikking van eventuele vijanden komt nog steeds voor een deel door de uit de jaren veertig stammende Boeing B-52 Stratofortress. Een vliegtuig dat ook werd ontwikkeld om atoombommen te kunnen afwerpen boven de toen verafschuwde Sovjet-Unie. Een logische opvolger voor de wat kleinere maar ook best potente B-47. De B-52 was in veel opzichten uniek. Hij had acht straalmotoren, een onderstel dat centraal onder de romp was gepositioneerd en meedraaide met de windrichting waardoor de bommenwerper schuin over de baan kon starten of landen bij zijwind. De machine had een eerste vlucht op 15 april 1952 en haalde een maximum snelheid van bijna 900km. Was de afstand die zo’n toestel af kon leggen zonder tussenlanding of tanken al bijna 12.000km, hij vloog ook nog eens op dik 13 km hoogte en was voor veel straaljagers van de Russen indertijd niet eens bereikbaar.
Zelfs in zijn eerste jaren was die B-52 al voorzien van heel wat snufjes die het tot een zeer modern vliegtuig maakten. Op afstand bediende geschutskoepels bijvoorbeeld om zich ze te kunnen verdedigen. De B-52 werd al snel doorontwikkeld. Hij kreeg steeds meer vermogen, kon ook telkens meer lading meenemen en werd op enig moment ontwikkeld als draagvliegtuig voor veel van de Amerikaanse X-vliegtuigen. Experimentele rakettoestellen die hielpen om de Amerikanen in de ruimtevaart te doen ontwikkelen tot echte astronauten. Boven Vietnam kreeg de B-52 een sinistere naam. Hele formaties van die toestellen werden omgebouwd voor conventionele bombardementsvluchten gericht tegen het machtscentrum van de communisten in dat land.
En zij maakten steden als Hanoi met de grond gelijk. De Vietnamezen kregen er af en toe wel eens een te pakken met hun luchtafweer maar veelal kwamen de B-52’s veilig op hun basis terug. De laatst gebouwde versies van de bommenwerpers kregen als moderne lading tientallen kruisraketten en werden als zodanig o.a. ingezet tijdens de Golfoorlogen tegen het bewind van de toenmalige dictatoren in Irak. Soms vlogen ze dan vanuit Amerika met een volle last raketten of bommen over de Atlantische Oceaan, werden onderweg bijgetankt en vlogen door naar het Midden-Oosten. Bombardeerden daar hun doelen, draaiden weer om en landden in Engeland voor een wisseling van bemanning. Met vernieuwde radarapparatuur waren ze zelfs in staat vijandelijke afweer te verstoren. Ook boven Afghanistan deden ze dienst en bestookten daar met de zwaarste bommen die de Amerikaanse luchtmacht ter beschikking had buiten de nucleaire voorraad, vermeende schuilplaatsen van Talibanleiders na 9/11. De enorme machines worden sindsdien telkens weer gemoderniseerd. Ook al zijn de nu nog vliegende toestellen van dit type al dik 60 jaar oud. Ze overleefden veel van hun ‘opvolgers’ en zullen vermoedelijk tot 2045 in gebruik blijven. Omdat er eigenlijk niets is wat ze echt kan vervangen. Een concept van 70 jaar geleden dat zelfs nu nog actueel is en zijn taak fantastisch kan doen. Helpt mee om de wereld een beetje veiliger te houden. Soms onderschat, maar daarom niet minder nodig. Een icoon…(Beelden: Internet/archief)