
In mijn lange ervaring binnen de automotive-branche en alles daar omheen is me wel duidelijk geworden dat hele generaties autobezitters/rijders zich vaak bij hun merkkeuze orienteerden op wat zij vroeger in hun jeugd thuis aan auto’s meemaakten. De autokeuze van ‘vader’ werd dan vaak 1 op 1 overgenomen. Wat leidde tot een grote merkentrouw in bepaalde families.

Men luisterde nog naar de oudere generaties en daar zijn sommige merken heel groot mee geworden. Zo was Opel ooit jarenlang nummer 1 qua marktaandeel in ons land. Opa, vader en zoon allemaal Opel-rijders. Veel auto voor je geld en dan die leuke vakanties die men zich zo goed herinnerde. Daar waar ‘pa’ een avontuurlijker mens bleek of bij toeval stuitte op een auto die beviel dan wel betaalbaar was zag je merken als Fiat voorbij komen of Citroen.

Mensen met een voorkeur voor het bijzondere gingen nog wel eens voor een Brits automerk en namen de ‘makkes’ daarbij mee als ‘dat hoort er bij..’. Er waren ook mensen die kozen voor degelijk, no-nonsens. Maar niet wilden rijden in een ‘dweil op de weg’, ook het imago van Opel. Dat volk koos dan voor Ford of Volkswagen. En bleef ook net zo merktrouw. Voor de directieleden van bedrijven waren er de grote Amerikanen, Mercedes en dergelijke. Niet meteen een familiemerk vaak, maar wel goed opgeslagen in de herinnering.

Bij ons thuis kwamen heel wat merken voorbij. Chevrolet, Studebaker, Ford, Hansa, Citroen, maar ook IFA (Oost-Duitse DKW), DKW en vooral Skoda. Vooroordelen (niets menselijk was ons vreemd) zorgden voor een totale afkeer van Italiaans en Frans spul. Ik kan me niet herinneren dat we daar ooit in zijn weggeweest. En de klap met de malle molen raakte ook mij toen ik zelf voor de keuze stond een nieuwe auto aan te schaffen.

Ik beschreef dat al eens een paar jaar terug in de hoofdstukken over ‘leven met de vliegende pijl’. Een Skoda werd mijn vervoermiddel en waar ik ze zelf kocht was en is dat nog altijd mijn favoriete merk. Zeker toen ik ze later in mijn leven zag bouwen wist ik, ‘dit zit goed’. Zakelijk kwamen er ook Subaru’s voorbij, Hyundai’s, Daihatsu’s, Oldsmobiles, Dacia’s, FSO’s en af en toe een grote Audi, VW, Renault of Rover. De acceptatie veranderde intussen en nieuwere generaties kijken heel anders aan tegen die vele automerken.

Men kijkt niet meer weg van Chinese wagens met een krankzinnig bedachte naam. Maar ja, lage aanschaf, bijtelling en natuurlijk elektrisch want moet van de baas… De mening van Pa of de rest van de familie telt nu minder. Opel staat niet meer in de top 10, het merk werd Frans net als Fiat of Alfa-Romeo. De merkwaarden van toen zijn verdwenen. Net als sommige merken die we indertijd koesterden. Ten onder gegaan of in handen gevallen van Chinese bedrijven.

Denk aan Saab (failliet) of Volvo (nu Chinees). Rolls Royce werd BMW en Bentley ging naar Volkswagen. Niets is meer wat het ooit was, maar het was voorheen lang zo gek nog niet qua indeling van de markt en haar merken. Je moet er nu zowat een studie voor volgen. En bedenken dat die nieuwe auto (of dure tweedehands) je kan brengen waarheen je wilt. Actieradius een groter ding dan vroeger. Maar toen was technische betrouwbaarheid iets vaker een dingetje. Kortom….er is veel veranderd. En Pa? Die kijkt vanaf een wolk toe, schudt zijn hoofd en bedenkt zich dat wat zoonlief nu weer oreert complete onzin is. Immers, alles is relatief…. Voor jou ook? (Beelden: Archief)






Hoe vreemd dat ook moge klinken, ik ben in mijn vroege leven niet bepaald opgevoed met Volkswagen als favoriet automerk. Niet dat ik die karretjes van vroeger niet kende hoor. Er reden er voldoende van rond om je een beeld te geven van hoe dat spul er uit zag. Maar mijn leenpa, toch een expert in het beroep van autotechnisch handelaar, zag niets in wagens met de motor achterin. Die waren maar onveilig en je stuurde je helemaal gek als er wind stond. Nu was dit bij veel auto’s met de motor voorin ook zo, maar die VW’s hadden voor hem nog een extra nadeel, ze kwamen uit Duitsland en dat lag in de jaren na de oorlog gevoelig. Leenpa had in de oorlog geleden. Het was echt vaag wat hij had meegemaakt met die Duitse bezetter, maar fraai was het niet geweest zo begreep ik wel. Dus hoefde er geen Duitse toerist aan hem de weg te vragen in Amsterdam, hij deed net of de man of vrouw niet bestond. De tik van de oorlog had velen bereikt. Hem ook. Toch was er een moment dat hij zijn zelf gekozen afkeur van dat Duitse succesmerk overboord zette. Dat was op het moment dat hij voor een klant een ‘bussie’ moest regelen waarin die man met zijn hele gezin kon verkeren als dat zo uit kwam.
Al snel had hij zo’n ding te pakken. Had een paar jaar moeten werken hij de lokale autoverhuurder in onze straat die indertijd al behoorde tot een van de grootste van onze stad. Maar leenpa kon daar redelijk mee door de deur, al was het wel zo dat we ook vaak mot hadden over de parkeerplaatsen voor de deur. Zowel het bedrijf als mijn ‘Pa’ wilden daar auto’s uitstallen en dat leidde nog wel eens tot conflicten. Hoe dan ook, dat busje was er en kostte niet de wereld. Maar ‘pa’ wilde toch wel graag even een weekendje kijken of hij het ding met iets van garantie op de kwaliteit zou kunnen verkopen aan de beoogde klant. En dus ging de bus een weekendritje mee. En wij ook. Raar gevoel zo voor in die Sambabus. Geen neus en het stuur plat tegen de ruit. Het leek in niets op wat wij tot dan hadden gereden en hoogte en lengte was best wennen. Ook voor ‘pa’.
Die was niet zo van de verkeersregels en had ook een (ik druk me netjes uit) opvliegend karakter. Toen we dus na een leuk dagje uit met het busje vastliepen in de altijd optredende file die stad-in ontstond bij de Middenweg in Amsterdam-Oost, zat hij zich danig op te winden. Wij moesten een paar honderd meter verderop linksaf en de stroom rechtdoor ging hem veel te langzaam naar de zin. Dus bedacht hij dat het handiger was om met het geleende busje over de tramrails door te rijden richting het stoplicht linksaf naar onze woonbuurt. Hij trok aan het stuur, gaf flink gas en trok op. De Opel die voor ons in de file voort sukkelde stopte plotseling en dat zorgde voor een fiks ongewild contact. Het busje liep rechtsvoor een behoorlijke deuk op, de Opel had schade aan de bumper. Het werd allemaal geregeld, Pa was daar goed in, schade was voor hem immers een jaarlijks terugkerende situatie. Vaak een gevolg van een ‘eigen schuldje’. Maar hoe hij het regelde met dat garagebedrijf van wie hij de auto leende is me niet duidelijk. Ik was er te klein voor. Wel weet ik dat er daarna helemaal nooit meer een VW voorbij kwam. Hij had er zijn buik meer dan van vol. Hij had eens moeten weten dat ik later een rol zou gaan spelen bij de importeur van dat spul. Hij zou zich vermoedelijk omdraaien in zijn graf. Als hij dat uit zichzelf al niet had gedaan. Al die graven, en niemand die bewoog. Niks voor hem…..

