Onlangs hoorde ik op de radio iemand geinterviewd worden die daarbij om een advies werd gevraagd.

‘Wat zou je nu zeggen tegen jou zelf op 14-jarige leeftijd?’. De man antwoordde dat hij zichzelf zou adviseren niet constant achter anderen aan te sjouwen en te doen wat de meute van je vraagt. Ik moest daar even over nadenken. Deed ik dat indertijd?? Dacht het niet eigenlijk. Mijn wereld werd zo bepaald door wat ik later wilde gaan doen, dat werk en studie me meer stuurden dan wat straatvrienden allemaal uitspookten. Ook al wilde ik dan ook een brommer bezitten op mijn 16e of achter de meiden aanzitten als het zo uit kwam. Maar dat waren meer de hormonen dan die vrienden. Verder ging ik aardig mijn eigen gang. En ook dat was niet zo handig soms. Je bent toch al snel een beetje een buitenbeentje. Alhoewel, in de toenmalige kring van omringende lieden wilde ik wel graag merken dat ze mij een beetje zouden volgen.

Richting Schiphol of in de hobby die toen nog vooral speelde rond de vliegende vrienden daar. Verder was ik me niet zo bewust van druk die van elders werd uitgeoefend. Het vrij strenge katholieke regime waartoe ik indertijd behoorde zorgde ook dat de 10 geboden er zo in geramd zaten dat je echte ondeugden wel zoveel mogelijk buiten je leven hield. Galg en rad waren niet de waarden die de opvoeding en het opgroeien bepaalden. Eerder een verlangen om in een andere omgeving dan die uit de jeugd de toekomst te zoeken en zelfstandigheid te bereiken. Werken vanaf mijn 14e deed ik, daarnaast drie avonden naar het avondonderwijs, ook nog verkering dus druk zat. Stappen in dat leven waren het behalen van een rijbewijs, gaan werken op Schiphol (na een aantal jaren kantoorwerk op een bank), verloven, trouwen en dan onafhankelijk van het ouderlijk juk kunnen gaan leven. Nul geloof, geen gedoe meer en ook weg uit de oude woonbuurt. Het verlangen daarnaar terug is mij ook compleet vreemd.

Altijd vooruit gekeken en zelden terug, ook al koester ik dan uit dat latere leven vele momenten als zinnig, leerzaam of een toevoeging aan mijn leven of kennis. Groepsdruk was of is me dus veelal vreemd. Niet gek dan ook dat je dan af en toe de bol enorm stoot, want wie meebuigt komt vaak verder dan hij of zij die rechtop in de wind blijft staan en de eigen mening ziet als onderbouwd en dus meer relevant. Zij die indertijd of nu met me omgaan zullen het beamen. Ga nou niet met allerlei onzin trachten om me mee te trekken naar een bepaalde kant, het gaat niet lukken. Met feiten overtuigen is een stuk simpeler. Maar hoe is dat met mijn lezers? Zijn die wel ooit meegenomen in een groep en lieten zich overtuigen van het plezier dat daaruit voort zou komen. Feesten, partijen, deelgenomen aan een orgie of massa-demonstratie zonder dat je wist waar het echt over ging? Vertellen hoor, want dat maakt het juist leuk. Want we zijn niet allemaal gelijk, juist niet. En de leer van Confusius is hier in Nederland een stuk minder ingewassen in de cultuur dan het individualisme. Dank bij voorbaat voor het meenemen in jouw lezersjeugd en wat daar allemaal een rol speelde. (beelden: Persoonlijk archief)







Vanaf mijn vroegste jeugd schreef ik al verhalen. Al dan niet verzonnen, maar op enig moment toch wel wat toegespitst op de luchtvaart. Soms ging het over modelbouw, in andere gevallen volgde ik mijn grote voorbeeld Hugo Hooftman qua stijl en onderwerpen. Het bleef niet onopgemerkt. Enthousiasme voor de luchtvaart en ook voor de sector waar ik uiteindelijk was gaan werken was zelfs voor Ruud Breems aanleiding om er promotie voor te maken. Hij vond mij op dat gebied een beetje een ‘gekkie’. Immers, je werkte er midden in, ging daarnaast ook nog verder me je hobby op dit gebied en bouwde ook nog vliegtuigmodellen. En dan ook nog er over schrijven. Belachelijk! Maar ook met dat wonderlijke dubbele gevoel dat hij er toch ook reclame voor maakte. En zo kreeg ik een opdracht voor een maandelijkse column in het blad van de douane op Schiphol, met de fantasievolle naam ‘Schiphol Fiscus’ uitgebracht en vol wetenswaardigheden over het douaneleven op en rond de luchthaven. Mijn aandeel ging daar niet over.
Wel over vliegtuigen en alles wat er mee van doen had. En na een tijdje viel dat op bij anderen. Een nieuwe uitgever meldde zich. Die ging landelijk een blad maken voor de luchtvrachtsector. ‘Luchtvrachtnieuws’ was geboren. Een aardig soort magazine dat regelmatig verscheen en met vrolijke opmaak promotionele verhalen publiceerde over ons vakgebied. Het werd goed opgenomen in die wereld en de advertenties stroomden binnen. Daar wilden zij mij wel als ad-hoc schrijver toevoegen. En ik deed dat schrijven met plezier. Je naam opbouwen als kenner is nooit weg. En toen we een tijdje onderweg waren daarmee, kwam een derde ‘kaper op de kust’. Uitgeverij Discque uit Amersfoort zocht expansie in de luchtvrachtsector nadat het al enige tijd een stevige positie bekleedde in de wereld van de passage met haar titel ‘Zakenreis’. Een chique magazine dat nu een zusterblad kreeg in de vorm van ‘Luchtvracht’. Daarin advertenties, maar ook interviews met vooraanstaande lieden uit de wereld van de expeditie en luchtvaart. Want ook maatschappijen als KLM of Lufthansa lieten graag weten dat ze sterk waren in luchtvervoer.
Zakenreis pakte al snel de markt in en nam op enig moment haar oudere concurrent over. Inclusief mijn schrijverij. Waardoor ik nog meer in aanzien steeg. Al was het maar omdat ik dat zelf vond. Maar het bracht ook wat kleine bedragen als extra inkomen naast het gevoel dat ik mijn creatieve kanten nog meer kon tonen dan door middel van de ook geschreven en uitgedachte tarieven/vluchtboekjes voor onze klantenkring. Ik maakte heel wat mee in die schrijverij overigens. Zelfs een keer ruzie met Prins Bernhard die me betichtte van negatieve berichtgeving over Fokker. Was niet zo overigens, maar omdat de hoofdredacteur van Luchtvracht weer een kennis was van de Prins, moest ik mijn eerdere verhaal bijstellen. Dat deed ik, maar stopte ook met die schrijverij voor dat blad. Voelde me toch op de vingers getikt terwijl ik de waarheid had neergezet. En dus ontstond het idee dat ik voor de mensen in de luchtvracht op Schiphol beter een eigen orgaan kon uitbrengen. Vol roddels en wetenswaardigheden. ‘Information’ heette dat en neem van mij maar aan, het werd gevreten. Als ik het rond bracht bij de lezers in hun kantoren zorgde dat altijd weer voor hilariteit en soms wrevel. Want ik had intussen mijn anti’s en simpies en dat was in de verhalen wel terug te vinden. Ruud Breems vond dat maar niks. Maar ja, jong en eigenwijs. Dus ging ik nog even door met dat blad…(Beelden: Archief Yellowbird)




