
Mijn liefhebberij rond de vliegtuigen is ooit op kleine schaal ontstaan en werd door de jaren heen groter en groter. Niet in de laatste plaats omdat de toenmalige verkeersvliegtuigen allemaal onderscheidend waren en voor een belangrijk deel voorzien van brommende en rokende zuigermotoren. Vliegen was een soort mysterie en als jong mens vond ik die geneugten van je los maken van de aarde in zo’n lichtmetalen vogel mysterieus aantrekkelijk.

Maakte ik mijn eerste echte vlucht in de De Havilland Dove van het toen nog maar kort bestaande Martin’s Air Charter, het gaf me wel een beeld van hoe geweldig die vliegerij mensen kon verwennen. En natuurlijk brengen naar oorden die een stuk verder weg lagen dan het door ons jaarlijks per auto altijd bezochte Valkenburg of pakweg de Posbank op de Veluwe.

Dit was het echte werk. New York, Stockholm, Praag, Frankfurt of Teheran. Voor elke bestemming hadden die maatschappijen van toen veelal hun eigen vliegtuigtypes in dienst. En die waren meestal vrijwel allemaal afkomstig uit het land van herkomst voor die maatschappijen. De Britten, Fransen, Amerikanen, Russen, allemaal vlogen ze met zelf gebouwde toestellen. En die werden door de jaren heen niet alleen groter, ook sneller en voorzien van straal- of turboprop-motoren.

Ik kende alle verschillen tussen die machines uit mijn hoofd, met de ogen dicht kon ik aangeven welk type vliegtuig voorbij reed of vloog en kende soms zelfs de vluchtschema’s zodanig uit de bol dat ik ‘s-nachts bij niet slapen de overvliegende vrachtkisten met hun vluchtnummer kon opdreunen. Je bent spotter of je bent het niet. Gek genoeg had ik veel minder met militaire toestellen en dat is nog steeds wel zo. In de loop van de tijd kreeg ik extra interesse in alles wat met de luchtvaart in het toenmalige Oostblok van doen had.

Ik kende al die kisten, de maatschappijen uit dat oosten, al was het maar door die ervaring op jonge leeftijd toen ik een Russische Tupolev 104A mocht bezoeken en bekijken. Geen onderscheid, geen politieke voor/afkeur. Gewoon vliegtuigen en de liefde daarvoor. Later ging ik ze ook fotograferen. Vanaf 1975 met een spiegelreflexcamera. Jammer genoeg koos ik toen voor het schieten van dia’s. Nu best een dingetje want duizenden van die kleinbeelden in een eigen plastic huisje in de opslag. Foto’s toch een stuk handiger. Maar hoe dan ook, ik koester die dagen dat ik weer hier of daar keek, genoot en schoot…

Dit jaar was ik ook weer eens op Schiphol. De fascinatie bleef. Maar de afwisseling is er niet meer. Airbus, Boeing, Embraer….Dat is wel een beetje het aanbod. En de Russen zijn verdwenen, de politieke redenen zijn duidelijk. Toch minder interessant. Het zal om die redenen zijn dat ik zo weinig meer de kant van onze nationale luchthaven op ga. En ik betrap me er zelfs op dat ik af en toe op kleinere velden naar dito vliegtuigjes sta te kijken. Die zijn vaak erg onderscheidend. Vraag is wel…hoe lang nog. Maar dat is een andere kwestie….. (beelden: archief)























































