
Ik was als piepjong mens nog vol dromen over een carriere als piloot, trambestuurder of desnoods stervoetballer toen lang geleden een ramp plaatsvond waardoor ik ineens die droom van dat voetballen maar ging nastreven met als ultieme plek, die in het doel van een groot(s)elftal. Het waarom zat in de naam van de keeper van de Britse club Manchester United die wonderlijk genoeg een vliegtuigcrash overleefde waarbij het grootste deel van het toenmalige elftal en begeleiders van ManU werd gedood. Het ongeluk vond plaats in Munchen toen het vliegtuig waarmee die lui terug zouden vliegen vanuit die stad naar Manchester neerstortte.

Het betreffende vliegtuig was een Airspeed Ambassador van British European Airways. Een slanke en elegante hoogdekker met twee zuigermotoren waarmee een kleine 50 passagiers en bemanningsleden werden vervoerd. Het vliegtuig had vertraging en kwam door dat feit terecht in een fikse sneeuwbui die de omstandigheden op het vliegveld zodanig verslechterden dat de machine twee pogingen om op te stijgen moest afbreken. Terwijl de bemanning zich gereed maakte voor een derde startpoging begon het nog zwaarder te sneeuwen.

Omdat niemand indertijd zat te wachten op eventuele vertragingen tot de volgende dag ging de BEA-machine dus alsnog van start maar kwam niet van de grond. De sneeuw op de baan had een dusdanige weerstand opgeleverd voor het vliegtuig dat het niet voldoende vaart kon maken en het botste uiteindelijk fataal tegen een hek en een huis aan de rand van de startbaan, brak in stukken en vloog in brand. Van de toen 44 inzittenden overleden er direct 21 waaronder 8 spelers van het ManU elftal. O.a. de later zo befaamde Bobby Charlon (onlangs overleden..) en keeper Harry Gregg overleefden de crash.

Die laatste redde ook nog de vrouw en dochter van een ook meevliegende Joegoslavische diplomaat met gevaar voor eigen leven. Meest opvallend, na thuiskomst en de plechtigheden rond de dood van die spelers die de crash niet hadden overleefd, ging Manchester gewoon weer meedoen in alle competities waarbij de overlevende spelers ook weer aan de bal kwamen. Harry Gregg in het doel, en ik was meteen fan van de man. Goede keeper, maar meteen ook een jeugdheld. Ging het Manchester United verder goed? Nee, niet echt. Het had er allemaal behoorlijk ingehakt natuurlijk en het elftal had tien jaar nodig om weer tot grote resultaten te komen. Harry Gregg was op dat moment in de tijd geen onderdeel meer van de selectie. Charlton wel. Dat werd een heel grote naam in het Britse voetbal en kreeg in oktober jl dan ook alle credits die hij verdiende voor wat hij voor die club en het nationale team had betekend. De crash van dat elftal blijft pijn doen bij de Britten. Ook al is het al lang geleden. De captain van het vliegtuig kreeg vrijwel direct na de crash de schuld maar bleef daar jarenlang tegen in verweer komen. Na decennia knokken werd hij uiteindelijk in het gelijk gesteld. De directie van het Munchense vliegveld werd alsnog aangewezen als nalatig. Het had de startbaan moeten ruimen van sneeuw maar verzuimde dit waardoor de sierlijke Britse machine niet los kon komen uit de sneeuwmassa. En hoe verging het mij als keeper? Nou niet zo best. Na wat pogingen om in amateurelftallen mijn skills te laten zien zag ik verder maar af van een carriere in de sport en koos voor de luchtvaart en zo meer. Maar beter ook. Echte helden moet je niet willen imiteren… (Beelden: Wiki/archief/internet)






‘Ach, als je dan toch graag reist en vliegt en je wilt ook nog iets bijverdienen zal ik je aanbevelen bij dat bedrijf waar ze o.a. AJAX-reizen verzorgen’ was de stelling van Ruud Breems. Hij had net daarvoor gesproken met de baas van dat spul die hem had gevraagd of hij er zelf iets voor voelde. Meer dan ik zelf, was mijn chef een AJAX-fan en probeerde elke wedstrijd van de club te volgen. Voor mij was het iets wat hoorde bij Amsterdam. Meer niet. Toch meldde ik me aan voor die trips. Best leuk leek me. Al moest ik dan wel snipperdagen opnemen om er van te mogen genieten. In maart 1973 was het zover. AJAX ging spelen in Munchen en er werd een vlucht georganiseerd door dat bedrijf en ik samen met twee anderen uit andere branches geselecteerd om de vlucht te begeleiden. Ik had geen enkel idee wat te verwachten. Maar stond in de vroege ochtend van maart 1973 met een passagierslijst in de handen en een reeks tickets om de te verwachten reizigers in te checken en uit te leggen hoe die reis zou gaan verlopen. We zouden vliegen met een uit Denemarken ingehuurde Boeing 720, kon een man of 120 in en die kwamen uit alle windstreken, maar deels ook (gek genoeg) uit de Haagse Schildersbuurt.
Dat inchecken was geen punt, verliep prima. Net als de vlucht naar de Beierse hoofdstad. In de trip zat een bezoek aan het Technisch Museum in Munchen, wat zeer interessant bleek, net als het Olympisch dorp dat een jaar eerder zo heftig getroffen was door Palestijnse terreur. ‘s-avonds met de hele meute naar het Olympische Stadion om AJAX te zien spelen. Wat een bak was dat, zo groot, en allemaal brullende Duitsers. Het werd 2-1 en daarmee konden de fans en ik zelf best leven. Terug met de bus naar het hotel en slapen. Volgende dag een busexcursie (onderweg in het vliegtuig verkocht) naar Schloss Neuschwanstein, Oberammergau en de Alpen.
Prachtig uitje. Maar een deel van de passagiers was in Munchen achtergebleven en was daar aan het scharrelen geweest. Men liep er vermoedelijk van kroeg tot kroeg. Toen wij terug waren met de bus uit het excursiegebied hadden we nog maar kort de tijd om alle koppen te tellen. En duidelijk te maken dat de bus om 7 uur in de avond van het hotel af vertrok omdat het vliegtuig op tijd moest starten vanaf Munchen Airport i.v.m. de sluiting van het vliegveld na een bepaalde tijd. In die jaren had je ook al van doen met milieuregels.. Toen we als reisleiders in de bussen zaten en bij het hotel wachtten op de nog steeds missende passagiers die in Munchen uit waren geweest, liep de klok verder en verder. De chauffeurs werden nerveus, wij ook. Een kwartier extra gewacht en toen besloot ik dat het genoeg was en we zouden gaan rijden. ‘Het vliegtuig wacht niet’ was mijn credo. Wie alsnog mee wilde moest maar met de taxi komen.
Eenmaal ingecheckt voor de vlucht bleken we drie passagiers te missen. Die heb ik niet meer gezien. Wellicht met de trein naar huis gegaan of ze zitten daar nu nog. Wij vertrokken op tijd en de overige passagiers vonden het geweldig dat we zo strak op het schema hadden gelet. Later bleek dat evenementenbedrijf precies zo te denken. Men zag in mij een geboren reisleider. Maar ik zelf had er even tabak van. Overigens bleek ik daar later, diverse trips gemaakt met autodealers, persvertegenwoordigers etc,(Zie: Leven met de Vliegende Pijl – 2018/9) veel baat bij te hebben gehad. Je pikt toch iets op van die vroegere ervaringen. Of ik een echte reisleider was? Geen idee. Feit was dat ik volgens de organisatie ook flink had bijgedragen aan de winst op die trip met de verkoop van de uitjes, maar ja die vond ik zelf ook leuk natuurlijk….(Beelden: Yellowbird archief)
Er was een tijdperk dat zelfs ik iets had met voetballen. Niet omdat ik die sport nu zo goed kon beoefenen, als we het ‘putten’ in de straat even vergeten voor het gemak. Als ik in clubverband speelde was dat vaak als keeper of als halfspeler. Niks in de voorhoede. Maar wel effectief. Zeker als een tegenstander me voorbij wilde en ik dan de van Co Prins overgenomen ‘schoffel’ toepaste was ik lastig te passeren. Co Prins zegt ie? Wie? Nou, van de vele fenomenen die het Amsterdamse voetbal ooit kenmerkten was dit een grote. Geboren in 1938 en gevoetbald voor god en de duivel was hij als gevolg daarvan voor niemand bang. Zeker niet voor scheidsrechters of spelers van de tegenpartij. Het onderuit halen van een tegenstander deed hij effectief. Hij speelde jarenlang bij Ajax, Oranje, maar ook in Duitsland en Amerika. In België werkte hij jarenlang als trainer. Man van een grote mond en ik denk een klein hartje. Typische Amsterdammer. Minder begaafd als de alom betreurde maar ook bejubelde Johan uit Betondorp.
Zijn karakter was een ding om rekening mee te houden. Ik maakte hem eens mee in een kroeg aan de Amsterdamse Amstelstraat waar mijn lease pa regelmatig zat voor de ‘autohandel’ in die jaren. Cootje Prins zat daar ook regelmatig. En dat was goed te merken. Een jaar later zag ik hem spelen in het Olympisch Stadion. Hij speelde zoals hij sprak. Zoals later Hazes zong of zoals die volkszanger in Vinkeveen in diens stamkroeg lachte. Amsterdammers van toen waar je nu met een lampje naar moet zoeken in de hoofdstad. Co Prins’ manier van spelen sprak mij als jeugdig talent (..) op het voetbalveld zeer aan. Het maakte me overigens ook niet geliefd als speelgenoot op de velden. Men voetbalde het liefst aan de andere kant van het veld als ik was opgesteld. De Prinstechniek leidde niet tot veel applaus.
Het gestrekte been en zo. Gelukkig kreeg je toen nog geen gele kaarten. Co Prins intussen verhuisde na zijn Amerikaanse avontuur naar clubs als MVV, Vitesse en Helmond Sport. Effectief, maar ook niet geliefd. Zijn carrière kreeg nog een extra impuls toen hij meespeelde in de film Escape to Victory die ging over een voetbalelftal in WO2. Hij was te zien op tv bij de NCRV en speelde fanatiek zaalvoetbal. Een man met een karakter, zoveel was wel duidelijk. Hij overleed plotseling aan hartfalen tijdens een partijtje voetballen in Antwerpen. Werd maar 49 jaar oud. En is bij veel mensen allang vergeten. Maar niet bij mij. Te lang als voorbeeld gediend. Maar of dat nu zo’n goed voorbeeld was achteraf bezien? Ach, ik ben nooit een echt talent geweest in dat voetbalwereldje. Hij wel! Onbegrepen vaak, maar toch! (Beelden: Internet)




