
Bedenk je maar eens dat in de jaren dertig van de vorige eeuw de dreiging die uitging van onze oosterburen zeer serieus was en door enkele landen ook werd opgemerkt. In Nederland stopte de toenmalige regering de vingers liever in de oren en wilde niks horen van bedreigingen door Nazi-Duitsland en al helemaal niet dat dit zou moeten leiden tot versterking van onze defensie. Die was aardig verwaarloosd door de jaren heen en men wilde de goudvoorraden niet ‘onnodig’ aanspreken voor tanks of zoiets als moderne vliegtuigen. Gelukkig sliep men bij vliegtuigbouwers als Fokker en Koolhoven niet en werden daar indrukwekkende ontwerpen op papier gezet die bij toestemming door diezelfde overheid snel zouden kunnen zorgen dat we de vijand tenminste konden weerstaan. Een daarvan was de indrukwekkende G1 met zijn dubbel staartbomen die uiteindelijk door de terughoudende regering alsnog werd besteld en bedoeld was om vijandelijke bommenwerpers uit de lucht te vagen.

De machine had een voor zijn tijd zware bewapening en kreeg al snel de bijnaam ‘de Maaier’. Het toestel met zijn aansprekende vormgeving was voor de oorlog zeer populair bij schooljongens die iets hadden met vliegtuigen. Maar ook de militairen van onze strijdmacht konden niet wachten om met deze moderne machine te vliegen. En vliegen deed die G1. Met 640km/u was hij sneller dan alles wat wij zelf en veel omringende landen in de lucht brachten en in die landen om ons heen keek men met argusogen naar dit fantastische ontwerp. De eerste G1 beleefde zijn luchtdoop in maart 1937. De machine bestond uit een gemengde constructie van gelaste stalen buizen, bekleed met stof, de neus versterkt met metaal. De proefvluchten verliepen zo goed dat de regering uiteindelijk een order voor 36 toestellen uitdeelde voor de zgn. ‘A’ versie. Die machine kreeg acht mitrailleurs op rij van 7.9mm in de neus, en een beweegbare mitrailleur van hetzelfde kaliber in de staart.

Daarnaast kon de G1 nog een reeks bommen meenemen en dat maakte dit tot een multifunctioneel toestel. De eerste exemplaren werden in 1938 geleverd, in 1939 volgden nog meer toestellen. Ook andere landen toonden belangstelling voor dit indrukwekkende vliegtuig en zo kwamen er orders binnen uit o.a. Finland en Spanje. Die laatste order ging overigens niet door vanwege de politieke gevoeligheid. Helaas kwamen de meeste G1’s niet aan vechten toe in Mei 1940. De machines stonden geconcentreerd op de grote vliegvelden die door de Luftwaffe direct werden aangevallen en zo werd een deel van de vloot al op voorhand uitgeschakeld. De machines die wel konden opstijgen vochten tegen de overmacht op die eerste dag van de Duitse invasie en schoten de nodige machines van de vijand af. Maar eenmaal geland op hun bases werden ze door de Duitsers weer gebombardeerd en vernield. Een enkel exemplaar steeg weer op en vocht mee met de rest van onze luchtmacht tegen de overmacht aan Duitse toestellen. De rest werd op enkele uitzonderingen na op de grond vernield, ook al omdat de toestellen keurig in rijtjes werden opgesteld en zo door de Duitse jagers konden worden vernietigd.

Een enkel exemplaar viel later vrijwel onbeschadigd in Duitse handen. Die sleepten die machine mee naar Duitsland voor uitgebreide tests, maar besloten uiteindelijk om er geen positieve conclusies aan te verbinden, al was het maar omdat men de Amerikaanse of Britse motoren (afhankelijk van de versie) niet kon evenaren en Duitse motoren niet zo goed zouden passen. Toch zijn er wel G1’s in Duitse dienst geweest, naar verluid betrof het de toestellen die voor Finland bestemd waren maar nooit werden geleverd. Hoe dan ook is die G1 een uniek vliegtuigtype geworden in onze vaderlandse luchtvaartgeschiedenis. Het Militaire Luchtvaart Museum had er een replica van staan (zeer indrukwekkend) en er zijn geruchten in omloop dat er een groep professionele enthousiastelingen bestaat die een vliegend exemplaar willen bouwen met de oude bouwtekeningen van Fokker in hun handen. Voorlopig hou ik het maar bij wat schaalmodellen, zoals ik er onlangs een van kreeg uit de nalatenschap van mijn broer Rob. Die ben ik nu wat aan het verbeteren qua opschriften om zo eer te bewijzen aan het Fokker-ontwerp en aan mijn broer uiteraard…. (Beelden: archief)



Maar bedenk maar eens dat 99% van de mensheid het geld niet heeft om die peperdure zaken aan te schaffen. Zo zit dat ook met andere artikelen. De meeste zaken in een normaal huishouden lijden onder de afschrijvingsregels. En die afschrijving is vaak steil. Veel hoger dan wij ons vaak ook maar kunnen voorstellen. Alle roerende goederen hebben er last van. Zelfs kunst. Want dat wordt wellicht ooit iets waard als we tweehonderd jaar verder zijn, maar nu?? Zeldzaam! Ook al denken veel mensen dan wel dat ze met dat kunstzinnige spul goud in handen hebben. Komt ook doordat ze kijken naar programma’s als Kunst of Kitsch en dan ontdekken dat zij ook een ‘Rembrandt hebben gekocht op de rommelmarkt’. In de praktijk valt dat veelal tegen. Dat doet het ook bij auto’s of motoren. Die schitterende glimmende bolide die je net splinternieuw uit de showroom naar buiten rolde bij de dealer die hem aan je verkocht, is nadat je bent ingestapt al 5% minder waard! En die afschrijving gaat gestaag verder.
Al was het maar omdat de meeste auto’s ook gewoon worden gebruikt, er wordt mee gereden, en die auto lijdt dan onder het fenomeen van het gebruik, het weer, of wat ook. Je schrijft dus gemiddeld per jaar 15% van de waarde af. En bij sommige auto’s gaat dat sneller dan bij anderen. Vraag en aanbod spelen een rol, net als het merk of het type auto dat je koos. Maar zeker ook de kleur. Wit lijkt leuk, maar niemand wil dat tweedehands kopen. Resultaat een witte auto schrijft sneller af dan bijvoorbeeld een zwarte of zilverkleurige. De staat van onderhoud speelt ook een rol. En wie denkt (gezien de vele gesprekken tussen koper en verkoper waarin dit onderwerp passeert) dat zij/haar auto gewoon nog de nieuwwaarde zal opbrengen na vier jaar met 50.000km op de teller snapt het economische systeem niet. In feite zie je slechts bij huizen of ander vastgoed dat het daar anders in elkaar steekt.
Huizen worden in de goede jaren meer waard dan je er ooit voor betaalde. Moet je wel geduld hebben en een markt die gewillig is, maar dan nog. Op een huis schrijf je zelden zoveel af als bij roerende zaken. En dus is dat geen slechte investering. Mits je financieel zodanig bent voorzien dat je een eventuele tegenvaller kunt opvangen. Belangrijk als je terugdenkt aan de crisis van een jaar of tien geleden. Wie toen boven zijn nek gefinancierd was, bleek onder water te gaan en dat is een heel vervelende zaak. Dan schrijf je bij verkoop nog veel meer af dan bij die tv of bank. Maar dat is dan weer iets voor een ander blogje…..
Wat was het leven soms simpel vroeger. Nou ja vroeger, een aantal jaren geleden. Steeg de rente was er economisch iets loos. Dat gold ook voor de grondstoffenprijzen. Doken investeerders in goud of zilver dan wist je dat er ergens een conflict kon uitbreken. Zo maakte ik ooit mee dat tijdens een receptie ter ere van het zilveren bedrijfsjubileum van mijn toenmalige chef, diverse hooggeplaatsten (..) spraken over de enorm gestegen olie- en textielprijzen op de wereldmarkten. Ze hadden zorg om dit ontwikkelingen. Immers, dat had effecten op de handel en wij zaten in een business waar die handel cruciaal was voor het voortbestaan. Het bleek een paar weken later te kloppen. De oorlog (ik weet niet eens meer welke) tussen Israël en de Arabische buren brak uit en die spanningen zorgden voor investeerders en aandelenhandelaren die nerveus werden van dat oorlogsgeweld. De olieprijs was heel lang een graadmeter voor onze economie. Hoge olieprijzen zorgen namelijk voor enorm hoge productprijzen omdat wij als consumenten maar nauwelijks snappen hoeveel invloed olie heeft op ons bestaan.
Immers, zonder olie geen chemie, en zonder chemie geen plastic, cosmetica, geen benzine, diesel of gas, geen kleding, geen…nou ja wat niet eigenlijk. Maar sinds een aantal jaren is die olieprijs buitengewoon laag. Van schaarste lijkt geen sprake, de oliepompen in de OPEC-landen en Rusland draaien op hoge toeren, de markt is verzadigd, daardoor geen prijsdruk omhoog maar omlaag. Voor de kust van Rotterdam en Scheveningen liggen tankers vol met dat spul te wachten op betere tijden. Want die oliebedrijven gokken soms op prijsverhogingen van enkele centen per vat olie om hun lading te laten lossen. Verdienen ze nog wat voor de aandeelhouders. Ook de rentevoet voor lenen of sparen bepaalde vroeger nog weleens onze welvaart. Maar banken kunnen nu bij de ECB voor o,o% geld lenen en zetten dat dan weg tegen minimale percentages in een van de crisis herstellende Eurozone. Het zorgt voor een flink stijgende economie die mensen aan het werk helpt en huizeneigenaren aan gunstige hypotheken.
Wie weet nog dat we ooit (1978) 12,9% betaalden voor onze leningen? En dat we voor spaargeld iets van 11% rente mochten verwachten en nog wat meer als we deposito’s vastlegden voor een bepaalde periode. Wat was dat allemaal simpel. En wat mopperden we allemaal op die rentes die we moesten betalen. Nu is dat mopperen verlegd naar de olieprijzen. Want ondanks die lage rentestanden betalen we aan de pompen nog steeds bespottelijk hoge literprijzen. Met dank aan de inhalige overheid die overal geld uithaalt om dat via een achterdeur weer terug te geven aan hen die het verdienen. Of om windmolens te subsidiëren die zonder dat geld helemaal niet zouden draaien. Kortom, het is allemaal ingewikkelder geworden. We kunnen niet meer zomaar wat aflezen uit prijsbewegingen. En dat is eigenlijk best link. Want zelfs een oorlog tussen de VS en Noord-Korea zien we daardoor niet aankomen. Lijkt me best een akelige gedachte….
Weet je nog dat ik een paar weken geleden in een blogverhaaltje aandacht vroeg voor mijn vriend Hans die samen met zijn vrienden de omgeving van Soest onderzoekt met zo’n metaaldetector? Vast toch? Nou die toen beschreven expositie is een succes! Het trekt heel wat mensen naar het Museum Soest die daar normaal niet zo snel zouden binnen stappen. En dat gun ik Hans ook zeer. Hij staat niet voor niets soms week in week uit in zijn speciale outfit in de modder te trappen om zaken te vinden die voor ons en wellicht toekomstige generaties van belang zijn. En ook een geschiedkundig belang dienen.
En over gebruik gesproken, naast talloze pijpenkoppen (de meest gevonden bodemschatten in ons land) vindt Hans ook klosjes die werden gebruikt om wol te spinnen, maar ook allerlei godsdienstige (lees Christelijke) uitingen. Ringetjes, oud gereedschap, kogelhulzen, oude spijkers, maar ook troep die op het oog niets waard is, maar wel goed vertelt hoe de ontwikkeling van de techniek ging in de loop der jaren. Een oud automodel van ver voor de oorlog. Er zit geen lak meer op en de bodem is verdwenen, maar de carrosserie verraadt dat het een oude Amerikaanse auto op schaal was vanuit de jaren dertig. Ooit verloren speelgoed van een wat rijker kind.
Hans legde ons tijdens het bezoek aan zijn (..) expositie ook uit hoe die bodem op zich in elkaar steekt. Er hangt een soort doorsnede van de grondlagen aan de wand en daarbij zie je dat hij met zijn vrienden in de bovenste lagen van de aarde onder hem woelt. Daaronder zit een zandlaag (typisch voor die omgeving) en daaronder een keiharde laag met allerlei sendimenten van vroegere planten en desnoods bouwsels uit de pre-historie.
Wat dat spuiten betreft, heel aardig is ook dat in het Museum Soest nu ook een leuke maar bescheiden collectie te vinden is over de Brandweer Soest. Van modellen tot een oer-oude waterpomp, communicatie-apparatuur en zo meer. Ben je er toch, kijk dan ook even bij die collectie rond. Je staat verbaasd over hoe primitief die vuurbestrijders hun taken erg lang hebben moeten doen. Kortom, oud is leuk, meuk is geschiedenis en van die historie kunnen we veel leren. Ik deed dat ook, met Hans als gids. En dat werd een leuke zaterdagmiddag. Tot begin juli loopt deze expositie nog in Soest en als je er heen wilt moet je het wel een beetje gaan plannen. Maar heb je gegarandeerd ook een aardige middag.
Ik geef direct toe dat ik ergens nog wel een restantje katholicisme in me heb zitten. Niet zo zeer voor wat betreft de godsdienstinhoud, maar wel met sommige uiterlijkheden van het instituut. Gek op kerken gebleven. Prachtige historische gebouwen vaak. En de beleving van het enige ware geloof (..) is natuurlijk omgeven door veel optische verfraaiing die mij wel bekoort. Als het dan toch moet, dan maar zo. En niet anders! Hoe dan ook, een kerk die al een flinke tijd op het verlanglijstje stond om nog eens vanbinnen te bekijken was de St. Jans-basiliek in Den Bosch. Een van de bezienswaardigheden van die verder ook zo gezellige stad. Maar de keren dat wij er voorheen waren was er telkens een reden om het gebouw niet te bezoeken. Steigers in verband met een verbouwing of restauratie, een toegangsprijs die men vroeg om erin te mogen (doen wij principieel niet aan mee) of lange files voor de ingang. Toen we dan ook onlangs weer eens in Den Bosch verkeerden en we er zo maar zonder enig probleem in mochten, dachten we: ‘Kijk, dit is onze kans’ en we liepen er vol verbazing in rond. Dit is geen kerk, dit is geen kathedraal, dit is een basiliek. Brabantse gotiek, prachtige ornamenten, dito gebrandschilderde ramen. Van oorsprong daterend uit 1366 werd de kerk door de loop van de jaren heen uitgebouwd tot een kathedraal en in 1929 gekroond tot basiliek.
Wat je ziet is prachtig. Er zijn overal afbeeldingen te zien die te maken hebben met de katholieke leer door de jaren heen. Het orgel is een prachtig ding dat al stamt uit 1617 maar waaraan een heel verhaal kleeft voor wat betreft de bouw en afstemming van het geluid. Pas in de 18e eeuw kwam het ding echt op toon. Best lang voor een orgel. Maar dan heb je oog wat. De St. Jan is 115mtr lang, 62 meter breed, het koepelgewelf in het midden is 41 meter hoog. De hoogste toren kent een lengte van slechts 73 meter. Dichter bij God kon men indertijd niet komen kennelijk. Maar vanuit diens troon ‘in den hemel’ zal hij dit eerbetoon aan zijn bestaan vast niet kunnen missen. Terwijl de St. Jan best een indrukwekkend complex is, blijkt dat in de omgeving weinig tot niets lijkt op de bouwstijl van deze kerk. Dat zie je op andere plekken weleens anders. Hij lijkt in veel opzichten op andere kerken in het Brabantse, maar heeft weer niets van de majestueuze kerken die door bouwmeester Kuypers zijn neergezet. En ja, ook deze kerk viel ooit in handen van de hervormden. In 1629 werd de eerste dienst van die stroming gehouden in de St. Jan. Pas in 1810 kregen de katholieke gelovigen met dank aan Napoleon hun eigen kerk en bisdom weer terug.
Een paar jaar later vloog de westertoren (nee niet die in de hoofdstad…) in brand. Twaalf jaar later was de schade pas hersteld. Maar toen was er meteen een heel klokkenspel in gehangen, een oude wens van de katholieke gemeenschap. U ziet, ik heb mijn huiswerk gedaan. Tijdens ons bezoek zagen we nog een expositie over de Lijkwade van Turijn. Interessante expositie over een van de meest bediscussieerde zaken uit de katholieke geschiedenis. Maar hoogst interessant ook. Na al die jaren dus toch bezocht. En weer het e.e.a. bijgeleerd. Ook dat is nuttig. Want wie niets meer (bij) leert is klaar om er definitief mee op te houden. En dat was ik niet van plan. Maar dat waren al die ‘belangrijke en rijke lieden’ die in de St. Jan begraven liggen ook niet. Geeft te denken…..