
In onze woonomgeving horen en zien we nog wel eens van die prominente machotypes die met hun auto, motor, scooter of zelfs fatbike zo hard mogelijk van hun plek gaan om dan in een rechte streep indruk te maken op het vrouwvolk of enig afgeleide daarvan. Kan zijn dat die in katzwijm vallen van zoveel gegil van banden of de lucht van verbrand rubber, maar in de meeste gevallen is het vooral de bestuurder zelf die meent dat dit voor altijd indruk maakt op de eigen ziel. Ook onderweg kom je deze types tegen. Lekker in de korte broek en t-shirt op een motorfiets met 150km.u die stomme automobilisten voorbij razend.

De diagonaal afslaander die maling heeft aan verkeersregels of mede weggebruikers. Maar vooral de snelle jongens die menen dat 100km.u voor de watjes bedoeld is en niet voor hen. Ik noem dat altijd dragracers. Een term die komt uit de VS waar men met extreem opgevoerde vehikels in staat is om pakweg in 1.1 seconden weg te vliegen naar de 100km/u. Rechtuit….geen bocht te zien. Dat soort types wil zich ook nog wel eens begeven op een van de grote Europese circuits met hun eigen autootje (of dat van de baas) om daar Max Verstappen te imiteren dan wel een of andere held uit het race-wereldje. Knoeperhard over een racecircuit heen denderen…het kan zelfs mij bekoren.

Mits je goed kunt rijden en ook weet dat er grenzen zijn aan wat jouw auto of motor aankan. En dat is vaak niet de absolute topsnelheid of sprint, nee, die grenzen liggen meer aan jouw stuurkunst. Tijdens mijn ritten op Zandvoort of de Hungaroring merkte ik wel dat ik in bochten toch een beetje de veilige kant opzocht en niet met 150km.u probeerde om de boel heel te houden. Dat deden anderen wel. En stonden dan soms achterstevoren op dat circuit. Als ik naar (heel leuke) Youtube filmpjes kijk van types die met hun bugermansbolides de Nurburgring in Duitsland proberen te slechten zie ik de ellende van crashes en schade al op voorhand aankomen.

Men rijdt geen ideale lijnen, houdt het gas er vol op en weet niet dat een haakse bocht ook echt bedoeld is om de snelheid er uit te halen. Met een Formule 1 auto geen probleem, Max zou de tip van zijn schoen er niet voor van het gas halen, maar met een gemiddelde BMW, Audi, Toyota of wat ook is dat wel handiger. En dus gaan er veel van die would-be coureurs rechtdoor, rammen over betonranden, gras, gravel, raken stootranden en lopen fikse schade op aan hun semi-rallywagens. En dan is het balen. Ook Nederlandse macho’s zoals ik die in de aanhef al beschreef komen hier voor een paar tientjes (onverzekerd) racen. Ik kijk er met verholen glimlach toch hoofdschuddend naar. Hoewel er heel goede chauffeurs tussen zitten, weinigen beseffen dat hun auto ook een wapen is, en dat kan dodelijk zijn als jij het niet beheerst. Bochten, toch iets anders dan hard rechtuit…Maar ik vermaak me er wel mee. Mits niet op de openbare weg…. (beelden: Archief)https://www.youtube.com/watch?v=-xolb18-yG0












Een wat? Een Gatso! Nooit van gehoord? Kan! Want dit automerk bestond maar kort en bouwde naar verluid precies acht auto’s. Een merk uit Nederland, opgezet door de indertijd befaamde coureur Maus Gatsonides. Geboren in 1911 in Nederlands Indie, en via een aardige carriere in de techniek op enig moment terechtgekomen bij Ford Nederland. Na de oorlog bouwde hij zijn eerste eigen auto. Onder de naam Gatford, wat ook wel een verwijzing was naar zijn oude werkgever en meteen duidelijk maakte met welke techniek hij het meest verwant was. Hij verbouwde daartoe ook Ford’s. 
Al met al zijn er naar de verhalen uit de geschiedschrijving precies acht auto’s gebouwd. Een daarvan werd zeer beroemd in ons land, de ‘Platje’, een zeer lage, fraai gelijnde sportwagen die na enige tijd een zwervend bestaan leidde door ons land. Ik heb de wagen in mijn jeugd nog eens zien staan bij het lokale garagebedrijf waar ik tegenover woonde. Men had plannen om de wagen te restaureren en weer racewaardig te maken, maar dat bleek toch best een opgave. En dus verdween de ‘Platje’ op enig moment weer richting een nieuwe eigenaar.
Nu is die auto ergens in Oost-Nederland onderdeel van een grote historische collectie. Gatsonides had intussen zijn faillissement meegemaakt en kwam in dienst van Ford Engeland waar hij o.a. zijn race-en rallyervaringen omzette in klinkende munt en ook de nodige successen want hij won in een Ford de Tulpenrally. Als technisch ingenieur was hij ook verantwoordelijk voor de befaamde (of beruchte) Gatsometers die de overheid inzette in de strijd tegen hardrijders. Veel van die dingen kwamen bij de politie in gebruik tot grote ellende van notoire hardrijders. Gatsonides werd uiteindelijk 87 jaar oud.
Na zijn overlijden werd hij gecremeerd. Zijn vele verdiensten voor autorijdend Nederland en Ford bewaard gebleven in de nodige boekwerken. Ooit een grote naam. En zijn Gatso racewagen rijdend bewijs dat hij in staat was tot meer dan alleen maar wat loos gepraat. (Beelden: Internet)
Kleine prijzen, beperkte motorinhoud maar met die ene gepatenteerde bijzonderheid, de Variomatic-aandrijving. Een systeem van schijven en rubberen snaren die heen en weer bewogen naarmate de snelheid werd opgevoerd en met een simpel pookje te bedienen was. Vooruit, neutraal of achteruit. Iedere malloot kon er mee overweg. En precies dat werd voor de kleine DAF de nekkenbreker. Want de auto bleek ideaal voor mensen die niet konden schakelen, vrouwen, mensen op leeftijd en invaliden. Met zijn wat pruttelende 600cc grote tweecilinder was het basistype 600 ook geen snelheidswonder, met 95km/u was de koek wel op. Met latere modellen leek men dit te kunnen oplossen, maar toen was het imago toch al te veel beschadigd. Zichzelf serieus nemende chauffeurs wilden er niet in gezien worden al was de verkoop verder nog best aardig.
Via de 750, Daffodil, 33 kwam men uit bij de 44/46-reeks. En die wagens hadden een ander uiterlijk en de maatvoering was iets ruimhartiger. Een iets grotere motor maakte de DAF 125km/u snel. Een echte stap vooruit maakte DAF met de 55. Maar die had dan ook een van Renault overgenomen viercilinder voorin die de top naar 135km/u bracht. Men hield wel vast aan een verbeterde Variomatic. Met deze wagen deden Rob Slotemaker en Rob Jansen mee aan de grote London-Sydney-rally en kwamen ondanks vele hindernissen als 17e aan de finish. Voor een soortgelijke compacte auto een wereldprestatie. En terwijl de personenwagens het lastig hadden bleef het imago van het merk op truckgebied hoog.
Het marktaandeel was indertijd geweldig en DAF innoveerde heel wat van haar trucks (en afgeleide bussen) op zodanig wijze dat transporteurs er vrolijk van werden en telkens weer nieuwe wagens bestelden. Bij de personenwagens intussen volgde de 66 de 55 op. Onderhuids compleet andere wagen met iets meer vermogen en een totaal nieuwe achteras. Puik rijdende karretje dat in Coupe-vorm zelfs nog sportief oogde en met een optionele 1,3 liter motor van Renault ook nog eens naar de 150km/u kwam. Maar wel prijzig intussen want vergelijkbaar met een Ford Capri 1,3 in de prijslijst. En dat was voor velen toch een totaal andere auto. Ook heel anders was de geplande Daf 77. Die zou naast de 66 op de lijn komen te staan.
Een compacte middenklasser met weer wat meer vermogen maar vooral meer uitstraling. Maar die zouden we nooit meer als DAF op de weg zien komen. Nadat men in Borne een nieuwe fabriek bouwde werd de personenwagendivisie verkocht aan Volvo. En dat bouwde al die leuke DAF’s voortaan onder eigen naam. Zo werd de 77 omgevormd tot de 340 en bleek dat de merknaam Volvo voor veel DAF-rijders magneetwerking had. DAF ging verder met haar trucks. In voor- en tegenspoed. Op enig moment ging men zelfs onder water. Werd weer gered, ging weer onder water en werd weer gered. Men werkte samen met Leyland uit Engeland, met Amerikaanse partners en kwam via die contacten weer op het spoor van het Tsjechische Tatra waar men tegenwoordig motoren levert voor diens nieuwe trucklijn Phoenix. DAF is nog steeds een belangrijke leverancier van zwaar materieel. Haar wortels, en aan die kleine personenwagens houden we gewoon de bijbehorende herinneringen. Gekoesterd in een fraai Eindhovens museum en in clubs van actieve rijders. Een Nederlands merk, best iets om trots op te mogen zijn. (Beelden: Yellowbird archief)