
Wij Nederlanders zijn kennelijk gek op bepaalde uitdrukkingen en als ze niet zijn overgenomen uit het Engels of straattaal dan toch wel omdat we denken dat we door ze te gebruiken opvallend intelligenter overkomen dan we eigenlijk zijn. Bij het beluisteren van wat radio/tv-interviews dan wel het altijd geweldige programma ‘We zijn er bijna’ van MAX kwam de hier gebezigde uitdrukking veelvuldig voorbij. Kan geen straattaal tegenop. Voorbeeld, veel van die caravantypes uit die wekelijkse reisverslagen blijken op 2500km afstand van huis Nederlandse gewoonten altijd mee te nemen. Zoals hagelslag op je brood, maar uiteraard wel meegenomen uit Nederland in de caravan of camper. Net als pindakaas, koffie of ingevroren groenten.

En dan zoemt de camera in op zo’n stel dat dan laat zien wat men eet. ‘Wij eten altijd groenten en aardappelen en liefst om half zes…..en dat is lekker…..dussuh!’. Dat laatste is een veel voorkomend taalkundig fenomeen. Mensen die een statement maken vanuit een zekere burgerlijke standvastigheid gebruiken het. ‘En mevrouw, wat vindt u van de huidige regering??’.. ‘Nou meneer, ik vind ook dat er wel iets mag gebeuren aan het vele vuil op straat….dussuh’…. ‘Waar gaat u heen deze herfstvakantie?’ ‘Wij gaan naar de Rijn, met een boot varen…dat vinden we leuk….dussuh’.

Die uitdrukking in feite het uitroepteken achter een zin, maar dan ernstig uitgesproken. Betekenis; waag het niet ons tegen te spreken, want zo doen we dat en daarover geen discussie. Dussuh… Een ander niet uit te roeien fenomeen, ik schreef er al langer geleden over, ‘Ú mag daar gaan zitten’ of ‘dan mag u hier even wachten’. Veelvuldig in gebruik bij receptionistes(n) of assistenten(s) van doktoren of andere semi-gewichtige types. Betekenis: ‘Ik sta u toe daar te gaan zitten of te wachten’. Toch iets anders dan ‘Ga lekker zitten tot ik u oproep’ of iets dergelijks. Als we net zo dwingend zouden zijn richting dingen die niet mogen werd de wereld heel anders van opzet en inrichting. Onlangs in een boekenwinkel te gast waar we wat lang op onze beurt moesten wachten, zette de uitbaatster even stevig in tegen een stel dames met klierende kinderen die van alles en nog wat oppakten en zeurden dat het een lieve lust had. Ik had er bewondering voor. En bepaald niet voor de moeders die hun kinderen zelfs na de vermaning niet toespraken. Immers…Zij lieten hun kinderen altijd vrij…..zo doen we dat….dussuh…… Dom volk! (beelden: Internet)






Nu geen middel onbeproefd lijkt om ons met zijn allen in eigen land vakantie te laten vieren en we bepaalde buitenlanden niet meer mogen of kunnen bezoeken, lijkt het er op dat veel mensen de tent weer in ere doen herstellen en daarmee op stap gaan. Je kwakt zo’n ding zo achterin je auto of op het dak, dan wel in de overhaast aangeschafte aanhanger, en hup…op weg naar Texel of Vaals. Ter plaatse lekker uitpakken, je tentje opzetten (uuuuuren werk) en dan maar hopen dat het niet gaat regenen of dat je net die ene plek uitzocht waar ook een op grasniveau gebouwde wereldstad te vinden is vol bosmieren of steekmuggen. Dan ga je koken op een gasstelletje, of je neemt je Action-bbq en doet je best om dat aan het branden te krijgen. Elke keer dat je moet toiletteren loop je langs tientallen andere tentbewoners naar het vaak centraal gelegen sanitaire gebouwtje waar het natuurlijk altijd stinkt en plakt. Ook het eventuele douchen mag je daar doen. De uitzonderingen daargelaten is dat het beeld wat ik zelf kreeg van campings of wat daar voor doorgaat.
En ik heb het niet van een vreemde. Ooit, in mijn vroege jeugd, besloten mijn ouders dat een kampeervakantie wellicht een leuk (en betaalbaar) idee was met de kinderen samen. Nou, die kinderen waren klein, maar zagen er weinig in. Toch werd met een geleende tent het plan doorgezet en stonden we na een paar uur (door)rijden in het Limburgse Berg & Terblijt in een boomgaard tussen andere tenten te genieten van de kwetterende vogels en het lekkere weer. Ik ruik nog het spiritusstelletje waarop werd gekookt en de vriendelijke glimlach van mijn moeder die vond dat het eigenlijk wel meeviel met dat gevreesde gebrek aan comfort. We hadden nog niet geslapen natuurlijk. En dat kwam er ook niet van want midden in de nacht brak een onweer los dat het midden hield tussen een wolkbreuk en het einde der tijden. Omdat mijn leasepa ook niet meteen een kampeerder was had hij geen gleuven gegraven rond de tent, dus stond binnen de kortste keren het water op het grondzeil.
Drijfnat werden we. En wij kinderen mopperen. Gelukkig mochten wij in de auto slapen, wat we graag deden. Die was tenminste droog en veilig. Mijn ouders hielden het nog even hozend en gravend vol. Maar ‘gek genoeg’ werd de volgende dag, het was opnieuw prachtig zomerweer geworden en de tent weer snel gedroogd, besloten dat de kampeeroefening voorbij was en checkten we in bij een fraai maar best prijzig hotel in Valkenburg. Nu werd de glimlach van ma toch een stuk groter en mijn leasepa vond alles best als hij maar niet weer in die tent hoefde. Sindsdien was kamperen geen enkele optie meer. Altijd in hotels of logementen waar je comfort kreeg en lekkere ontbijten. Er werd een jaar lang voor gespaard, maar dan had je ook wat. En ik nam die gewoonte over. Meer dan mijn oudere broer die altijd iets is blijven houden met dat avontuurlijke van kamperen. Met de tent of caravan, hij smult er van. Ik niet, voor mij is het een gruwelijk idee als er geen bunkerachtige betonlaag zit tussen mij en de buitenlucht tijdens een verblijf in een ander dan mijn eigen bed. Nu ben ik op dat punt een lastige slaper, maar veel hotels bieden me voldoende comfortabele bedden en rust dat het alsnog na een tijdje lukt. Kortom, zoals ik al aangaf in mijn blogverhaal over tripjes (19-6-20), ik ga voor de steden en de hotels. Kort maar krachtig, en vol comfort. Het mag iets kosten, maar dan denk ik er ook vaak met meer plezier aan terug dan rond dat kamperen. Niks voor mij. Wie er wel van houdt moet het maar zeggen. Ik lees met plezier…of afschuw….Net hoe de pet staat….(Beelden: Internet/Archief)