Van rood naar blauw…

Van rood naar blauw…

Jawel beste lezers van dit blog. Ons persoonlijk vervoer heeft sinds kort weer een andere lakkleur. Niet omdat we ontevreden waren over de best nog recente compacte en felrode Tsjech die ons sinds de aankoop bijna 50.000km veilig vervoerde. Integendeel! Maar er ontstond door allerlei oorzaken toch de behoefte aan een wat grotere auto met wat meer ruimte voor te vervoeren spullen maar ook een wat andere zit en in/uitstap. Terug dus weer naar een autotype waar we ooit jarenlang in hebben gereden maar dan in de vorm van een gelijk genaamde auto uit de meer recente generaties. En ook naar een lakkleur die ik door de jaren heen nog wel eens de mijne (onze) mocht noemen.

Nee, nog steeds geen elektrische auto. Het is niet aan mij besteed en daarbij ik heb geen zin om tientallen duizenden Euri uit te geven aan een wagen waarin ik tijdens elke rit moet nadenken over hoe ver we kunnen komen met de aanwezige energie in de Witte-Kat-batterijen onder de achterbank. Daarbij betwijfel ik alle claims op het zgn. ‘klimaatgebied-verbetering’ zoals zo vaak over die elektrische karren ook hier geuit. Nee, gewoon een spaarzame benzine dus, die als het goed is de verbruikscijfers van de kleine rode kan evenaren, ook al zal dat bij een hoger gewicht en mijn rijstijl nog wat moeite kosten. De nieuwe Tsjechische auto heeft al enige (weinig) levenservaring, maar had flink minder gedraaid dan de rode die we met een bijna schuldgevoel glimmend en wel achter lieten bij de dealer die ons intussen door de jaren heen al een auto of 7 heeft geleverd.

De nieuwe Combi viel me bij een zoektocht voorafgaand aan de eerste proefrit, meteen op door zijn kleur. Blauw metallic, en hij sprong er uit tussen soortgenoten die zoals dat tegenwoordig gaat allemaal zwart, grijs of wit gekleurd stonden te wachten op een nieuwe gebruiker. De blauwe werd het na een overtuigende proefrit. Alles wat ik belangrijk vind aan dagelijks vervoer en genoegen zat er in op en aan, zelfs een medischerm waar je kunt swipen en de iPhone koppelen. Nieuwe banden van de soort die mij bevallen en praktischer zijn dan wat ik voorheen benutte werden na bestelling gemonteerd, de auto tot de puntjes verzorgd, gepoetst en afgeleverd aan het einde van vorige maand. Intussen hebben we alweer de nodige afstanden afgelegd. Je moet toch wennen natuurlijk. Maar deze gaat ons bevallen… Al was het maar door die echoput van een kofferbak die we nu weer ter beschikking hebben. Niet meer passen en meten, maar gewoon inladen maar…. Handig voor de Duitse trips en als we hobbyspullen naar een museum of kringloop moeten brengen. De auto zal als werkpaard gaan dienen. Net zoals zijn voorgangers. Maar wel verwend door een baasje dat nu al van hem houdt….Kijk, dat is nou merkliefde….En o ja, aan die kleine rode rakker denken we vol warmte en merkliefde terug. Was een puike auto ondanks zijn compacte afmetingen. We wensen hem/haar een geweldig nieuw leven toe bij een even gepassioneerde eigenaar….(Beelden: Prive)

100 jaar KLM – De Lockheed Electra II…

In die honderd jaar dat KLM nu al bestaat besloot men ook wel eens tot aankoop van vliegtuigen die bij andere maatschappijen niet eens op een vergeten verlanglijstje kwamen te staan. KLM stond daarin dan alleen en had daarvoor indertijd toch allerlei redenen om die beslissingen te nemen. Een daarvan kon zijn dat men nieuwe ontwikkelingen gewoon niet zag als realistisch of haalbaar. Zo was er de in de jaren vijftig van de vorige eeuw opkomende technologie voor straalverkeersvliegtuigen. Die o.a. leidde tot het op de markt brengen van de Franse Sud Aviation Caravelle. Een sierlijk toestel met twee Rolls Royce motoren aan de staart. Geschikt voor korte tot middellange afstanden en meteen goed besteld door heel wat grote maatschappijen van toen. SAS, Swissair, Sabena, Iberia, Alitalia, Finnair en nog een reeks maatschappijen van toen kochten de Caravelle. Maar KLM zag er niks in. Men keek terug naar het debacle met de Britse Comet 1 uit de jaren veertig en geloofde dat deze technologie een jaar of tien later nog steeds in de kinderschoenen stond. Dus keek men naar Amerika. Een voor KLM bekende leverancier, Lockheed, bood naast haar bekende Constellation-reeks die bij KLM goede diensten verrichtten, ook een toestel aan met zgn. turbopropmotoren.

Daarbij kreeg je alsnog straalmotoren, maar dan gecombineerd met propellers ten behoeve van de voortstuwing bij die kisten. De Electra II was in veel opzichten een bijzonder toestel. Het had een wat brede romp, een stompe neus, eigen ingebouwde toegangstrappen, korte vleugels en vier krachtige motoren in de vleugels. Dat waren Allison 501’s  van 3.800pk elk. Gaf de Electra een maximum snelheid van 650km/u, een actieradius van 4.500km en hij vloog op een hoogte van 8.650mtr. KLM was onder de indruk van deze prestaties en kocht er 12. Daarbij vond ze zich in gezelschap van maatschappijen in de VS en het Australische Qantas. De Electra was na een lange ontwikkeling waarbij het toestel nog eens opnieuw moest worden onderworpen en aan uitgebreide tests onderworpen na een paar crashes die de twijfels over het ontwerp aanwakkerden, in 1959 klaar voor aflevering. KLM kreeg ze in de vloot en verving er oudere propellertoestellen mee.

Men vloog er relatief gelukkig mee, al verontgelukte er wel een in het Midden-Oosten toen hij tegen een zandduin aanbotste. Men zette de machines zelfs in op de route naar Zuid-Afrika. Waar ze pas later door de DC-8 werden vervangen. Electra’s werden door KLM ook nog wel eens uitgeleend. O.a. aan het toen bestaande Air Ceylon en Martinair. Vanaf begin jaren zeventig werden ze vervangen door de verlengde Douglas DC-9 en vonden de Electra’s snel nieuwe eigenaren. Enkele oorspronkelijke toestellen van KLM vliegen nog steeds in de rondte, al doet men dat dan niet meer met passagiers maar met vracht. Typerend voor de Electra was het suizende geluid van de turboprops. Die kon je overal boven uit horen en dat klonk een stuk beschaafder dan de krijzende jets van de Caravelles waarmee hij concurreerde. Overigens eindigde de slag om de passagiers in die jaren toch in het voordeel van die Franse jet. De Electra kende ook wat evenknieen in de vorm van de Britse Vickers Vanguard en de Russische Ilyushin Il-18. Ook machines met een viertal turboprops en een redelijk prestatievermogen. Van de Electra zijn in ons land geen exemplaren bewaard gebleven.

Later vloog onze Marine Luchtvaart Dienst nog wel met een reeks Orion onderzeebootbestrijdingsvliegtuigen, toestellen die zijn afgeleid van de Electra. Maar ook die zijn doorgeleverd aan de Duitse Marine en uit ons land verdwenen. En zo werd niets van deze fraaie toestellen uit onze industriele geschiedenis bewaard voor het nageslacht. En wie wel eens met zo’n Electra heeft gevlogen moet zich maar eens melden met mooie annecdotes…..Bij voorbaat dank! (Foto’s: KLM/Yelllowbird archief)

22

WP_20151115_001Het is echt toeval dat ik op deze zondag de 22e november even aandacht vraag voor een werkpaard dat het bijna 22 jaar vol heeft gehouden in onze huishoudelijke situatie. Een partner die zijn werk zonder morren deed in maar liefst twee achtereenvolgende woonadressen en die het ook nog eens moest zien uit te houden op een paar vestigingsplekken. AEG laat je nooit in de steek, was de slogan toen we indertijd onze loei betrouwbare wasmachine kochten. Een rib uit het lijf maar dan had je maar wat. En zo kwam hij splinternieuw ons huis binnen in 1993 toen de vorige machine van hetzelfde merk het net daarvoor had begeven. We woonden nog in de polder en de nieuwe machine ging richting de badkamer waar alle aansluitingen voor dit soort apparatuur in de poldergemeenschap van toen waren gesitueerd. Hij verhuisde mee terug naar het oude land. Werd aangesloten in de oude keuken. Want in ons ‘nieuwe’ huis zaten die aansluitingen (en afvoer spoelwater) nu eenmaal in die kookomgeving opgenomen. Daar draaide hij zijn diensten trouw tot hij in 2007 plaats moest maken voor de nieuwe keuken die we ons toen veroorloofden en hij een speciaal ingerichte plek kreeg op zolder, niet ver van mijn nieuw verbouwde werkplek annex museum.

WP_20151116_024Dat zorgde wel eens voor erg veel getril in de vitrines die ik heb staan om wat zaken uit te stallen. De centrifuge van de aloude AEG neigde nog wel tot een imitatie van een helikopter. Op zich inspirerend, maar ik had er soms best wel wat moeite mee. Toch bleef hij daar staan. Nam veel ruimte in, in de jaren negentig bouwde men nog echt omvangrijke machines op dit gebied, tot……. Precies een week geleden begon hij tijdens een was van beddengoed ineens enorm te stinken. Niet dat dit wasgoed nu zo vies was, nee, dit stonk naar elektra. En op enig moment stond hij stil. Muurvast, en de stop voor de zolderetage lag er uit. Foute boel. De aloude waspartner was overleden. Na 22 jaar best netjes. We zochten een waardige opvolger en die hebben we gevonden. Keurig thuis gebracht en geinstalleerd. Zelfde merk, de helft kleiner en een stuk comfortabeler vanwege de niet meer af- maar oplopende leeftijd op de toekomst ingericht.

WP_20151116_025Eens zien of die machine dat record nog gaat breken. Als hij dat doet en ik dat zelf nog mag meemaken is het merk echt niet stuk te krijgen. Zou dat voor de mens in het algemeen ook gelden? Ik vrees van niet. Maar als wij gaan stinken is die tijd wel in zicht. Gelukkig is dat nu nog niet zo ver. De oude wasmachine ging mee met de leverancier van de nieuwe. Veel gesteun van de mannen die het dode gewicht van twee trappen af moesten torsen vertelde het verhaal. Adieu oude elektrische vriend! Welkom elektronische opvolger!

Werken met een Taunus Kombi

VW Kever 1965Toen ik eind van dat bewuste jaar overstapte van de bancaire kantoorwereld naar die van de luchtvaartlogistiek zat daar vooral een weinig rationele motivatie achter. Namelijk om dichterbij de vliegtuigen te kunnen komen dan me tot dan als jong vliegtuigspottertje tot dan gelukt was. Nou, dichterbij kon bijna niet, want het werk dat ik ging doen was tussen, aan en in vliegtuigen. Het bedrijf waar ik ging werken had een tweetal statige kantoren in Amsterdam en Rotterdam en exploiteerde ook de nodige opslag- en entrepotloodsen. Schiphol was voor hen nieuw, luchtvracht een business waar men nog maar weinig in zag. Mijn chef van toen, de al eerder beschreven professional Ruud Breems, nam de handschoen namens het bedrijf op en werkte zich al een half jaar voor mijn aantreden daar een slag in de rondte.  Tijd voor assistentie en dat werd ik. Zo’n malloot als ik die voor een minimaal salaris wilde werken in een handel die nog van de grond moest komen maar heel arbeidsintensief was hadden ze nog niet aan het bureau gehad. En dus startte ik hoofdstuk twee van mijn carrière op het toenmalige Schiphol. In een oud kantoor aan de buitenste rand van een oude hangaar, met een 120m2 grote opslagloods naast ons en een bedrijfsauto voor de deur.

Ford Taunus 12M Combi 1965Die bedrijfsauto was een Taunus 12M Kombi. Loeisterk en voor die tijd nog ruim ook. Het was de auto van chef Ruud, maar hij diende ook als vervoermiddel voor het ophalen van pakjes of het wegbrengen daarvan. Nu had ik zelf nog geen rijbewijs, maar rijden kon ik genoeg oefenen op het Schiphol van toen. Een rijbewijs was daar niet nodig mits je maar op het terrein van de luchthaven  bleef. Maar voor buiten de poorten was een rood papiertje wel handig dus ging ik lessen in een VW Kever, de standaard lesauto uit die tijd. Er zat wel wat verschil in die twee wagens. De Kever had de motor achterin en stuurde redelijk licht. De Taunus was zwaar op het stuur door de voorwielaandrijving en een stuk groter maar ook stiller dan die VW. Na 10 lessen had ik mijn rijbewijs. En kon meteen aan de bak, want de klantenkring groeide gestaag en die auto moest kosten voor zgn. ‘bodediensten’ voorkomen. Ik reed me direct suf. Net als chef Ruud zelf die ook zijn steentje bijdroeg. De Taunus leed en sleet. Het pionieren kende zo zijn prijs.

Fort Tauns combiAl snel werd de witte Kombi vervangen door een veel minder praktische auto, een Taunus 12M RS. Sneller, moderner, maar niet ruimer. En toch reden we ook hiermee heel wat kilometertjes met lading in de bak of op de achterbank. Het waren fijne wagens voor zover ik me herinner. En ik leerde er goed door rijden. Toen we een VW-Busje kochten, hier ook al eens beschreven, werd de Taunus meer de ‘directieauto’ en moest die VW het zware werk doen. Wat was dat een opluchting. En gelukkig hadden we vrijwel allemaal met een Kever leren rijden. Dus dat busje kon iedereen op kantoor (we waren al naar acht man personeel gegroeid in drie jaar tijd) berijden. Zo simpel. Met dank aan die Kever-lesauto’s….en zeker ook aan die eerste ritten in de trouwe Taunus Kombi.