De prins…

Kroonprins was hij van een groot rijk ergens in onze wereld. Rijk, goed opgevoed, maar al jaren op zoek naar de ideale partner. Ze moest aan al zijn eisen voldoen. Hield in dat ze mooi moest zijn, volgzaam, aantrekkelijk, sexy, niet dik, vele talen moest spreken, hem moest steunen in al zijn toekomstige taken. Nadat allerlei commissies en parlementen zich in het rijk van zijn vader hadden bemoeid met de zoektocht naar die ideale partner, werd ze gevonden. Ze was prachtig. Een figuurtje om Lucifer uit de Hel te laten verhuizen, ze was welbespraakt, had humor, kleedde zich zoals een vrouw zich diende te kleden, liep vederlicht door zijn landhuis (hij woonde niet meer bij zijn ouders in dat gouden paleis..) en wist hem aan tafel en in bed meer dan te boeien. Dit werd zijn toekomstige gemalin. Hij wist het zeker. Na een paar logeerdagen werd de procedure in werking gesteld om het eventuele toekomstige huwelijk met deze vrouw van zijn dromen werkelijkheid te doen worden. Via het Hof van de Koning werd de nieuwe partner opgeleid en geleerd wat ze moest doen om het haar gemaal naar de zin te maken. Ze leerde ook wuiven naar het volk, werd bijgepraat over staatszaken door ministers en de premier. Haar haar en make-up werden aangepast aan het protocol van het hof. Ze was er klaar voor. Tot die ene dag dat ze nog een keer langs ging bij haar toekomstige echtgenoot. Ze genoten van een wandeling, kregen een maaltijd voorgeschoteld van lokale lekkernijen. Op enig moment was de aandrang vanuit haar buik zodanig dat ze zich moest verexcuseren. Het toilet had haar nodig en zij het toilet. Toen zij terugkwam en plaatsnam op haar toegewezen zetel stak de prins zijn neus in de lucht. Snoof, rook, trok een vies gezicht en kreeg een boze grimas. Stank? Van zijn droomprinses? Het moest niet gekker worden. Zo onkoninklijk. Hij ontbood zijn stafchef en gaf opdracht de dame naar huis te brengen. Het huwelijk werd afgeblazen. Een kroonprinses moest naar viooltjes ruiken en niet naar een beerput. En zo eindigde een sprookje in een onwelriekende nachtmerrie…..en moest de prins weer op zoek naar een dame die wel naar Chanel Nr.5 zou ruiken. Onder alle omstandigheden. Naar verluid is hij nu 101 jaar oud en zoekt nog steeds….

Roemeense luchtvaartpionier…

Bij toeval vond ik vorig jaar tijdens een rommelmarkt die dit jaar niet meer wordt gehouden, maar dit terzijde, een klein schaalmodel van een Amerikaans racevliegtuig uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Het type was mij zeer wel bekend, de opschriften en roundels niet. Het bleek een Roemeens vliegtuig te zijn, althans de kleuren van de eigenaar waren zo. Opmerkelijk. Een mij bekende mede-verzamelaar stuitte op een verhaal rond die eigenaar en meldde me dat. Was ik in mijn vorige blog over Dacia al wat terughoudend over mijn kennis (lees interesse) over dat land en volk, dit antwoord deed geen bellen rinkelen. Dan maar eens zoeken op het internet. En ja hoor, een ware liefhebber van vliegtuigen gevonden. Maar dan wel een die dik een eeuw geleden in die vliegtuigen rond hing en vloog. Het gaat om George III Valentin, Prins Bibescu.

Geboren in 1880 en vanaf zijn prilste jeugd geinteresseerd in vliegtuigen en auto’s. Zoals zoveel mensen uit zijn adelijke kring, was de uitdaging om met die vervoermiddelen races en recordritten of vluchten te maken groot. Ballonnen en vliegtuigen haalde hij uit Frankrijk, op dat moment in de tijd toch een beetje de grond voor de wortels van die luchtvaart. Hij leerde zichzelf vliegen in een Voisin, maar dat werd geen groot succes. Pas nadat hij Louis Bleriot had ontmoet die met zijn vliegtuig demonstreerde boven Boekarest in 1909, vetrok de Prins naar Frankrijk en nam daar echte vlieglessen. Zijn brevet behaalde hij in 1910 toen hij 30 jaar oud was. In zijn eigen land zette hij daarna ook een vliegschool op en zette ook een eigen luchtvaartorganisatie op de been die luchtvaart in Roemenie moest reguleren.

Ook stond hij aan de basis van de FAI (Federation Aeronautique Internationale) die een grote rol speelt bij regelgeving op het gebied van de luchtvaart in de wereld. Los van zijn luchtvaart-enthousiasme deed hij ook aan autoracen. Dat zorgde er voor dat Roemenie een van de zes eerste landen was waar uberhaupt races werden georganiseerd. In 1904 won Prins Bibescu een race waarbij hij de voor dit tijd formidabele snelheid van 66km/u behaalde. Maar ook voor een lange tocht naar het toenmalige Perzische Rijk in 1905 schrok hij ook niet terug. Dat waren pas echte avonturentrips. Al in 1941 overleed deze pionier van het Roemeense vliegen en snelle rijden. Hij was toen slechts 61. Over dat racevliegtuig dat ik als model vond kon ik in de biografie over deze Roemeense prins nog niets vinden. Maar de zoektocht gaat verder. Dat beloof ik…al was het maar aan mijzelf…

De komst van Prins Percy

We keken er al enige tijd met grote belangstelling en even groot ongeduld naar uit. De komst van onze derde kat(er) die op 5 mei jl. werd geboren. Een soort van raskatje. Een Ragdoll! Niet dat we daar nu per se van zijn, onze nog jonge al in huis verkerende vierpotige huisgenoten waren meer van de normale kattensoort, maar we wilden gewoon iets anders toevoegen. Naast twee zwarte nu eens iets grijs of blonds. Via een lieve vriendin die ons hier over tipte kwamen we terecht bij een dame die met haar gezin een huis bewoonde waar wij ooit drie nummers verder op in de straat onze Almeerse jaren sleten. Het nestje was juist ingericht, de kittens nog een soort blinde molletjes op zoek naar de melk die moederpoes nogal gemakkelijk verstrekte. Twee echt blonde kittens en twee iets donkerder van kleur. Om praktische redenen wilden we een katertje. Dat werd dus afwachten. Want voor je het geslacht kunt bepalen bij een kitten ben je wel een paar weken verder. En bij de vrij harige soort waar wij nu voor gingen is dat extra lastig.

Overigens is onze poes nummer 2, Punkie, als ‘vrouwtje’ bij ons binnengekomen met de daarbij behorende naam en garantie. Maar het asiel waar we deze lieverd vandaan haalden had niet goed gekeken en bij de eerste controle van de d.a. die we hiervoor in de arm namen bleek het toch echt een katertje te zijn. Nou ja zeg….. Maar eenmaal in huis verandert het geslacht niets al is de ingreep ter castratie een heel andere dan die waarbij een vrouwtje moet worden gesteriliseerd. Hoe dan ook, pas onlangs werd duidelijk dat het nestje van 4 kittens een enkel mannetje had voortgebracht, die werd voor ons. En deze kleine schavuit haalden we in de derde week van juli op. Goed op gewicht, zindelijk, lekker gezond, brutaal als de beul en schitterend van kleur en haardracht. Prins Percy. Een naam die klinkt als een klok, een paar dagen lang uitgedacht, omdat wij nu eenmaal sinds de jaren 70 de principes huldigen dat onze huisgenoten een naam moeten krijgen die met een P begint.

Ach, laat ons, het is gewoon een leuke traditie. En deze bijna koninklijke gast kreeg de toevoeging Prins omdat ik dat extra leuk vind. Hoe dan ook, ‘gewoon volk’ mag hem Percy noemen. Een prinsje van de soort die ons direct om de harige vinger wond. De hele rit naar zijn nieuwe huis niet mekkeren of miauwen maar gewoon lekker slapen. Thuis ging dat wel over. Hij blijkt een kwekkerd. Overal waar hij loopt laat hij zich horen. Als hij iets van ons wil, miauwen! De bak opzoeken of zijn huisgenoten, idem dito. Het gewenningsproces met die twee hier al enige tijd verkerende jongvolwassenen had wat voeten in de aarde. Geblaas over en weer was niet van de lucht. Maar na twee dagen begonnen de verhoudingen te ontdooien. Percy werd steeds beter geaccepteerd. Met name zijn grote ‘voorbeeld’ Pixel begon hem echt leuk te vinden en liep al snel te dollen. Dat kwam en komt dus wel goed in poezenland. Nu is hij nog klein en genieten we van het typerende kittengedrag. Gaat snel zat. Zijn pa was na een jaar al een kilo of zeven en uitgegroeid tot een heel stevige kater. Ook dat zal wennen worden voor de andere twee. Pixel is een meer dan stevige en gespierde kater, die redt het wel, maar onze Punkie is een soort van zielige kneus. En groeit niet meer. Dus die krijgt het wellicht lastig in de toekomst. Maar ja, die wil ook niet echt een liefdesrelatie met de nieuwkomer. Is wellicht een voorbode…

Begin eens met opvoeden….

OLYMPUS DIGITAL CAMERAIk krijg nog wel eens het verwijt niet zo erg van kinderen te houden. In de goede zin van het woord dan. Niets is minder waar. Maar ik geef toe dat naar mate de jaren vorderen mijn geduld voor en acceptatie van dreinende, jengelende en schreeuwende kinderen is afgenomen. Mij ontgaat het ook vaak waarom ouders niet gewoon ingrijpen als weer een van hun kleine prinsjes of prinsesjes zich op aarde heeft gestort voor een hoop misbaar dat er slechts op is gericht een of andere zin door te drijven. Je kunt geen speelgoedwinkel inlopen of het gezeur begint al. Dat kinderen in zo’n winkel worden aangestoken door een virus snap ik nog wel. Dat ze dan ‘alles’ wat ze zien willen hebben vind ik ook nog wel te verteren. Maar als dit dan niet wordt omgezet in daden ontstaat pas het probleem. Afhankelijk van hun gevoel voor theater storten die kleintjes zich dan op de grond, beginnen hartstochtelijk te huilen, met hun beentjes te trappen en zijn niet meer voor reden vatbaar. Tot vader of moeder de juiste of verkeerde beslissingen neemt. Juist is beetpakken, meesleuren, in het wagentje smijten of over de knie leggen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERAHoezo theater?! Verkeerd is het kleine acteur- of actricetje de zin te geven en alsnog iets te kopen wat vooral meneer Blokker gelukkig maakt en voor even een glimlach op het verwende smoeltje van de kleine oproerkraaier brengt. Toegeven is een bijdrage leveren aan het hoge verwengehalte. Dat doet zeker ook het met zo’n urk praten op de toon van een volwassene. Discussies aangaan heeft geen zin, beste ouders die dit doen. Corrigeren wel. Omdat het geen pas geeft de hele winkel op stelten te zeten voor zoiets onbenulligs als je zin doordrammen. Ga thuis maar lekker me je nageslacht babbelen volgens het poldermodel, maar stuur dat kleine krengetje intussen wel vroeg naar bed. Zonder eten of cadeautjes. Leert het snel om dat drammen achterwege te laten en gewoon een ‘wenslijstje’ in te vullen voor de bekende feestdagen voor zolang die nog bestaan.

KInderen moeten zorgenloos kunnen opgroeien...Weet je hoeveel keer wij vroeger iets kregen van de ouders (of Sint)? Twee tot drie keer per jaar. En niet per week! En daar keek je naar uit. Ik koester nog de zaken die ik toen heb gehad. Omdat ze veel waard waren en zijn. Als ik nu zie wat er vrijwel ongebruikt richting kringloopwinkels en vrijmarkten of kofferbakverkopen gaat denk ik dat al dat gejengel niet leidt tot veel speelgenot en de bevrediging van het hebmoment maar zeer gering is. Kortom, opvoeden die kleine lieden, en bedenken dat de uitstraling van een jengelaar altijd terug gaat richting de opvoeders. Zou het nu echt rustiger worden in al die winkels? Ik vrees het niet. Verwend als we allemaal zijn geworden. Och, eens zien of ik met jengelen een nieuwe camera o.i.d. voor elkaar kan krijgen. Ik heb nog een paar maanden….