
Anders dan veel autohaters menen is er in de afgelopen 135 jaar dat de auto nu bestaat heel veel veranderd. Van een door een benzine/stoommotor aangedreven koets zonder enige vorm van comfort naar een vervoermiddel dat naar gelang jouw persoonlijke budget het toestaat een paar miljoen Euri kan kosten en je weet te katapulteren van 0-100km/u in minder dan 2 seconden. Daar tussen zat de ultieme ontwikkeling van de aandrijfbronnen. En dat zijn er een paar geweest. Want bedenk maar dat ook auto’s met accu’s als voortstuwing intussen al dik een eeuw oud zijn, dat we zijn gegaan van een benzineverbruik dat eerst iets van 1:5 gemiddeld was naar 1:20 en diesels daar nog eens 10km gemiddeld bij doen per liter.

Er zijn fabrikanten geweest de werkten aan straalmotoraandrijving (Chrysler en Rover), Duitse uitvinders vonden een raket wel aardig om vooruit te komen, en er was ooit een man die hete lucht benutte om een automotor op te laten draaien. Intussen was er ook de veiligheid. En echt, beste lezers van dit zondagse blogverhaal, die werd jarenlang niet van groot belang geacht door fabrikanten en consumenten tot de jaren van de massa-motorisering aanbraken en de meest vreselijke ongelukken duidelijk maakten dat juist hier echt iets aan moest gebeuren.

Nu is dat eenvoudiger gezegd dan gedaan. Alles wat je namelijk versterkt in het kader van de bescherming van inzittenden zorgt ook voor meer gewicht. En dus werden auto’s steeds vleziger. Niet erg als je in de VS woont maar in ons land met haar op gewicht gebaseerd autobelastingsysteem een kleine ramp. De eerste veiligheidsgordels werden in 1971 verplicht ingebouwd. Kooiconstructies volgden later. Je had merken waar de motor bij een frontale aanrijding niet naar binnen werd gedrukt maar werd gekatapulteerd naar buiten de schadeauto.

Brandstoftanks kwamen in geval van een frontale aanrijding niet meer op je schoot terecht zoals vroeger, met alle gevolgen van dien, maar werden binnen de veiligheidskooi van het voertuig, vaak boven of voor de achteras gesitueerd. En we gingen testen…. Overal met eigen veiligheidstandaards. In Europa kennen we het strenge instituut EuroNCAP dat elk jaar haar normen aanscherpt. Men vergeeft sterren aan de betreffende en tot gort gereden nieuwe automodellen. Maar door de hierbij oplopende eisen kan het zo zijn dat een auto die pakweg in 2015 5 sterren (maximale score) scoorde er anno 2024 nog geen drie weet binnen te halen.

Vaak zit dat in de levering van hulpsystemen die tegenwoordig van de elektronische soort zijn. Zitten die standaard in een autotype krijgt men eerder de benodigde sterren dan wanneer dat niet zo is. En dan zie je dat sommige wagens en merken eindigen met 0 of 1 ster. Dat is anno nu best verbazingwekkend. Vaak auto’s met een laag prijskaartje. Want dat blijft wringen. Veel voor weinig bestaat niet meer. Dus stoppen de meeste fabrikanten met hun goedkopere modellen. Die kunnen voor een betaalbare prijs niet meer voldoen aan onze moderne veiligheidsnormen.

Om het over die voor uitstoot helemaal niet te hebben. En o ja, ook elektrische auto’s vallen soms bij die botsproeven door de mand. Waarbij ook nog eens het brandgevaar een rol speelt en het feit dat accu’s die als ze eenmaal branden vrijwel niet te doven zijn. Kortom…wie in een oudere auto rijdt moet zich bewust zijn dat die jaar na jaar steeds verder af komt te staan van de veiligheidseisen van de moderne tijd. Maar ja, doe die maar eens weg als hij (of zij) nog goed functioneert en zo lekker rijdt. Ik snap dat wel hoor. Als geen ander. Ik heb op professionele basis heel wat stevige crashes en de gevolgen gezien. En ook hoe de daarbij betrokkenen er uit waren gekomen. Dan wordt het toch spannend. Nog een reden om vast te houden aan de norm dat onder de 4 meter lengte weinig auto’s veilig zijn. Een Amerikaanse stelregel…Maar ja, daar is 5 meter al compact en tel je bij 2 meter breedte pas een beetje mee…..(Beelden: archief)






Wellicht heeft een van de lezer(essen)s het zelf ook wel eens meegemaakt, voor mij was het even nieuw. Schade aan de auto, of andere vervoermiddel, dat door derden werd veroorzaakt. Net na de verjaardag toen we even bij een tuincentrum in Aalsmeer te gast waren. Waar we omwille van tijdstip op die dag even een tosti aten. Terwijl ik met een dienblad vol lekkers terugliep naar onze tafel vlak bij een raam dat uitkeek op…zag ik buiten onder het dak van het overdekte parkeerdeel van de aanpalende opstelplaatsen voor gastenauto’s dat iemand tegen mijn auto aanreed. Een jonge dame in een Mini Cooper. Ik stond dus met een mengeling van verbazing en nieuwsgierigheid toe te kijken hoe zij dit ging oplossen. Werd niet eens boos. Maar dat veranderde toen ze uitstapte, even naar achteren liep, vooral naar haar eigen evt. schade keek, weer achter het stuur van haar Mini dook en snel wegreed.
Ik nam haar kenteken voor alle zekerheid maar even op. Goed zicht en autokennis waren hierbij handig. Het bleek later dat ze mijn compacte Tsjech precies had geraakt op de rand van het rechter voorscherm en de kunststof gespoten voorbumper. Een rot plek. Nou mooi was dat. Toch maar even digitaal gemeld bij de politie. (Volgens de dames en heren van Hermandad een strafbaar feit, dus aangifte doen). Dat kon na een paar dagen op afspraak in Diemen. Men heeft daartoe een systeem van verdeling van die aangiften over de diverse politiebureau’s. Intussen bij de dealer even laten opnemen wat de evt. schade ging worden. Tussen de 600-1000 Euro. Toen werd ik pas echt boos. Want wegrijden met zoveel maling aan de gevolgen voor een ander…asociaal. Dat namen we ook even op in het PV. Al snel deed de politie haar werk en was de tegenpartij opgespoord.
Ik had intussen mijn rechtsbijstandsverzekering ingeschakeld die de zaak ook in beweging zou zetten. Zo kwam er een schade-expert naar de dealer om de officiële schadevergoeding vast te stellen. Intussen bleek de politie met de betreffende ‘dame’ gesproken te hebben. Die was ‘stomverbaasd’ dat ik het had aangegeven want volgens haar ‘viel de schade nogal mee toch, zij had immers zelf geen schade’. Tja, jammer dan. Nu zitten we in de molen en gaan we tot het gaatje. Na wat heen en weer praten en later appen besloot ze toch maar om zelf bij haar verzekering de aanrijding aan te melden. Dan kon die zorgen voor afwikkeling. Intussen waren wij er veertien dagen lang elke dag even mee bezig geweest. Onlangs moest ik de auto een dag lang stallen bij de dealer voor die expert. Wij maakten daar gebruik van door een enorm lange wandeling te maken. Dat verhaal volgt nog. Hoe dan ook, de schade kwam in de buurt van het laagste bedrag zoals de dealer het had vastgesteld en toen begon het wachten op wat er vanuit de verzekeringswereld zou gaan plaatsvinden. Met brieven om nog een keer alles op te sturen wat ik al had gedaan, Nooit fucken met de Meninggevers…. Principe!
Het boek waar ik nu aan werk, soms duurt zo´n schrijfproject langer dan je van tevoren kunt inschatten, vertelt het verhaal over mijn overstap van de luchtvaartsector waar ik een jaartje of 12-13 had rondgelopen naar die van de auto´s. Dat hield direct in dat je van b/to/b naar b/to/c ging, oftewel, van de zakelijke verkoop van service aan bedrijven naar directe verkoop aan particulieren. Ook dat heb ik een jaar of 13 gedaan. En met de merken die wij als dealer voerden in dat Amsterdamse garagebedrijf waar ik voor werkte kregen we heel wat klanten binnen die vielen in het hoofdstuk ‘bijzonder’. Ook al waren sommige heel aardig en leuk, er zaten er toch ook tussen die je liever kwijt dan rijk was. Dat zat soms in karakter, of de manier waarop mensen omgingen met ons als verkopers of onze werkplaatsmedewerkers. Tot de eerste categorie behoorde een zeer oude heer die zich ergens halverwege de jaren tachtig meldde voor een nieuwe telg uit ons gamma Tsjechische modellen. Ik vond het al een wonder dat de man nog liep, hij bleek later 91 jaar oud te zijn en was naar eigen zeggen ‘belangrijk geweest bij de organisatie van de World Press Photo tentoonstellingen’. Hij kwam van oorsprong uit Oostenrijk en had daardoor wel iets met de auto’s uit dat hedendaagse ‘zusterland’ Tsjecho-Slowakije, dat vroeger immers onderdeel was geweest van het Astro-Hongaarse Keizerrijk.
Het bleek een beminnelijk mens, al nam hij heel veel tijd in beslag. Zijn verhalen waren buitengewoon breed en wij hadden omwille van de tijd beschikbaar en de andere klanten die zich ook nog wel eens in onze showroom oriënteerden, een beperkt gevoel van geduld. Een deal sloot je normaal in 20-30 minuten was het credo. Dat ging bij de Heer L. niet lukken. Zijn vrouw, lieve oude dame, hemelde haar man uitgebreid op. Hoe belangrijk hij was geweest en hoeveel kilometers ervaring hij wel niet had. Nu was dat laatste meestal een reden om geen proefrit aan te bieden in het beoogde model, vaak was het juist die ‘uitgebreide ervaring’ die zorgde voor de meest stressvolle proefritten. Toch wilde meneer L wel even voelen hoe die ‘Sgoda’s’ reden. En dus werd er een demowagen voor de deur gezet en reed ik zelf even met de familie richting het Amsterdamse bos om daar in alle rust even wat rondjes te draaien. Dat beviel de man goed. Hij reed ronduit beroerd, de voet op de koppeling wilde maar niet omhoog komen en zijn gasvoet ging veel te zwaar omlaag. De arme demonstratieauto loeide en kreunde. Maar Meneer L en zijn vrouw waren overtuigd.
Dit was een leuke auto voor ze en toen we weer terugkwamen in de showroom kocht hij uiteindelijk een nieuwe auto in de kleur lever-beige die Skoda indertijd in het gamma had maar vrijwel niemand wilde hebben. Een paar weken later kwam de heer L zijn nieuwe vervoer ophalen. Weer werd het een langdurige toestand. Afleveringen werden door ons uitgebreid gedaan, we legden graag uit waar de verlichting zat, we schonken koffie en zetten er een bloemetje bij voor de partner. Nadat de oude auto was ingenomen, een echt half overleden Austin Allegro uit het jaar kruik, kwam het moment dat de heer L met al zijn rijervaring vertrok. Gillend zette de nieuwe Skoda zich in beweging. We roken buiten staand zowat de koppelingsplaten. Hielpen hem de uitrit van de altijd drukke weg waar langs we gevestigd waren, veilig te nemen. Zwaaiden nog even en stapten weer naar binnen. De volgende aflevering wachtte. Slechts een minuut later hoorden we de klap. ‘Nee he’ spotten we nog. Maar het bleek ja. De heer L had ergens halverwege de weg waar hij op was gereden, besloten om te keren. Nerveus, natuurlijk. Maar daar kon je niet keren. Toen hij het toch deed kon een busje dat aan kwam snellen hem niet meer ontwijken. En dat was einde oefening. De mensen kwamen er goed uit, de Skoda was zodanig beschadigd dat die niet meer gerepareerd kon worden. Voor de werkplaats was dat jammer, weer een klant minder erbij. Maar voor de heer L was ook net zo jammer. Zijn rijbewijs werd ingenomen. Hij mocht niet meer autorijden. Wij hebben hem nooit meer gezien. Bijzondere klanten, net wat ik zeg….
Hoe vreemd dat ook moge klinken, ik ben in mijn vroege leven niet bepaald opgevoed met Volkswagen als favoriet automerk. Niet dat ik die karretjes van vroeger niet kende hoor. Er reden er voldoende van rond om je een beeld te geven van hoe dat spul er uit zag. Maar mijn leenpa, toch een expert in het beroep van autotechnisch handelaar, zag niets in wagens met de motor achterin. Die waren maar onveilig en je stuurde je helemaal gek als er wind stond. Nu was dit bij veel auto’s met de motor voorin ook zo, maar die VW’s hadden voor hem nog een extra nadeel, ze kwamen uit Duitsland en dat lag in de jaren na de oorlog gevoelig. Leenpa had in de oorlog geleden. Het was echt vaag wat hij had meegemaakt met die Duitse bezetter, maar fraai was het niet geweest zo begreep ik wel. Dus hoefde er geen Duitse toerist aan hem de weg te vragen in Amsterdam, hij deed net of de man of vrouw niet bestond. De tik van de oorlog had velen bereikt. Hem ook. Toch was er een moment dat hij zijn zelf gekozen afkeur van dat Duitse succesmerk overboord zette. Dat was op het moment dat hij voor een klant een ‘bussie’ moest regelen waarin die man met zijn hele gezin kon verkeren als dat zo uit kwam.
Al snel had hij zo’n ding te pakken. Had een paar jaar moeten werken hij de lokale autoverhuurder in onze straat die indertijd al behoorde tot een van de grootste van onze stad. Maar leenpa kon daar redelijk mee door de deur, al was het wel zo dat we ook vaak mot hadden over de parkeerplaatsen voor de deur. Zowel het bedrijf als mijn ‘Pa’ wilden daar auto’s uitstallen en dat leidde nog wel eens tot conflicten. Hoe dan ook, dat busje was er en kostte niet de wereld. Maar ‘pa’ wilde toch wel graag even een weekendje kijken of hij het ding met iets van garantie op de kwaliteit zou kunnen verkopen aan de beoogde klant. En dus ging de bus een weekendritje mee. En wij ook. Raar gevoel zo voor in die Sambabus. Geen neus en het stuur plat tegen de ruit. Het leek in niets op wat wij tot dan hadden gereden en hoogte en lengte was best wennen. Ook voor ‘pa’.
Die was niet zo van de verkeersregels en had ook een (ik druk me netjes uit) opvliegend karakter. Toen we dus na een leuk dagje uit met het busje vastliepen in de altijd optredende file die stad-in ontstond bij de Middenweg in Amsterdam-Oost, zat hij zich danig op te winden. Wij moesten een paar honderd meter verderop linksaf en de stroom rechtdoor ging hem veel te langzaam naar de zin. Dus bedacht hij dat het handiger was om met het geleende busje over de tramrails door te rijden richting het stoplicht linksaf naar onze woonbuurt. Hij trok aan het stuur, gaf flink gas en trok op. De Opel die voor ons in de file voort sukkelde stopte plotseling en dat zorgde voor een fiks ongewild contact. Het busje liep rechtsvoor een behoorlijke deuk op, de Opel had schade aan de bumper. Het werd allemaal geregeld, Pa was daar goed in, schade was voor hem immers een jaarlijks terugkerende situatie. Vaak een gevolg van een ‘eigen schuldje’. Maar hoe hij het regelde met dat garagebedrijf van wie hij de auto leende is me niet duidelijk. Ik was er te klein voor. Wel weet ik dat er daarna helemaal nooit meer een VW voorbij kwam. Hij had er zijn buik meer dan van vol. Hij had eens moeten weten dat ik later een rol zou gaan spelen bij de importeur van dat spul. Hij zou zich vermoedelijk omdraaien in zijn graf. Als hij dat uit zichzelf al niet had gedaan. Al die graven, en niemand die bewoog. Niks voor hem…..