
Op de 23e maart jl schreef ik al over die vliegbasis Soesterberg in het midden van ons land en wat dat in het verleden persoonlijk met me deed en nu nog doet. Maar ik schreef ook even zijdelings over dat fraaie Nationaal Militair Museum dat juist dezer dagen het bezoeken zo waard is. Nou dat deed ik zelf dus in diezelfde week dat mijn vorige blog verscheen voor de vijfde keer. Ik wist dat er wat wijzigingen waren doorgevoerd in de expositie, dus reden te meer om er weer eens heen te gaan. Met de Museumpas is dat ook relatief simpel, want je hoeft daar niet eens voor langs de kassa als je zo’n kaartje bezit.

Hoe dan ook, nieuw in deze enorme grote hallen van het museum is de grote vliegende vrachtwagen van onze Luchtmacht, de Boeing CH-47D Chinook. Deze met twee turbinemotoren en grote rotoren uitgeruste heli kent wereldwijd heel wat gebruikers en onze strijdmacht heeft er flink wat missies mee uitgevoerd in binnen en (ver) buitenland.

Intussen vliegen we bij de krijgsmacht met veel modernere uitvoeringen van het zelfde werkpaard en worden de oudste machines van dit type, zoals deze, in een museum gestald of gesloopt. Van de Amerikaanse bijdrage aan onze verdediging was bij mijn recente bezoek trouwens niets meer te vinden. De fraaie F100 in USAF-kleuren die ik de vorige maal nog zo bewonderde was verdwenen. Alvast vooruitlopend op de politieke afstand tussen Amerika en Europa??

Het buitenterrein liet dit keer twee oud gedienden zien, een in matige conditie verkerende Sabre-jager en een Spitfire die ook niet meteen in ‘ready to rumble’ staat verkeerde. Nu heeft het museum de nodige machines en voertuigen die men opknapt en wisselt met andere dus het kan zo maar dat we ook bij een volgend bezoek worden verrast. Wat dit museum trouwens goed doet is voorlichting geven over alle aspecten van de krijgsmacht.

Daarbij domineren de Koninklijke Land- en Luchtmachten, van de Marine is weinig terug te vinden. Overigens krijgt ook de Koninklijke Marechaussee de nodige aandacht en dat spreekt ook wat bezoekers aan zagen we. Wie wil weten hoe onze krijgsmacht er voor stond tijdens de Koude Oorlog zal meteen zien dat we er toen veel sterker in stonden dan nu.

Al die verhalen over uitbreiding van de dreiging en de kosten die te maken zijn om ons tegen ‘de vijand’ te kunnen verdedigen verbloemen het feit dat met name de VVD de afgelopen 20 jaar heeft bijgedragen aan een ontstellend grote ontmanteling van ons militaire apparaat. En dat met ernstige gevolgen. We hadden de wapens, de mensen en de mentaliteit. Maar die zijn met dat links-liberale denken grotendeels verdwenen. Hoe dan ook, ik blijf dit relatief nieuwe museum een warm hart toedragen. Omdat feiten hier in woord en beeld maar zeker in materiele zin realistisch worden gepresenteerd.

De mensen die namens het museum rondlopen zijn vriendelijk, de toiletten goed bereikbaar en schoon en de atmosfeer plezierig. Nu troffen wij het dat een relatief rustige dag betrof, het kan hier door schoolbezoek of wat ook soms best druk zijn. Maar dat was dit keer niet het geval. Ik kijk nu alweer uit naar een volgend bezoek. Eens zien wat men nu weer gaat bieden dan… (Beelden: Yellowbird collectie)














Toen Nederland nog bang was voor ‘de Russen’ werkte men zeer nauw samen in NAVO-verband aan haar verdediging. En die verdediging was stevig, vrijwel zonder beperkingen op materieel en financieel gebied. De Amerikanen hielpen ons met een soort ijzeren paraplu tegen de nucleaire regen, tot we met onze Koninklijke Luchtmacht een vliegtuig in huis kregen dat elke vijand van dat moment aan zou kunnen, de F16. Tot die tijd hielp een Amerikaanse squadron supervliegtuigen het land verdedigen. En die waren gestationeerd op Vliegbasis Soesterberg. Naast wat Nederlandse toestellen was het 32e Fighter Interceptor Squadron van de USAF een van de best bewaarde defensiegeheimen van die tijd.
Men gebruikte toestellen die onze KLu zich niet kon of mocht veroorloven. Zoals de North American Super Sabre, of de fantastische F-102 Delta Dagger van Convair. Later kwamen er F-4 Phantoms naar Soesterberg en weer een paar jaar verder als ultiem verdedigingstoestel, de McDonnell-Douglas F-15 Eagle die al omhoog stijgend door de geluidsbarriere heen kon breken. Laat de Rus maar komen, hij komt van een koude kermis thuis! Die Amerikanen leefden in Soesterberg en omgeving, veelal in speciale wijken van die plaats en bemoeiden zich weinig tot niet met de Nederlandse bevolking. Er waren eigen winkels op de vliegbasis, de spullen daarvoor werden ingevlogen via Schiphol of met speciale transportkisten die de Amerikaanse luchtmacht in Europa gebruikte om haar vele bases te bevoorraden. Ik was als jeugdig spottertje maar ook later in mijn Schipholse werkleven, regelmatig te gast op Soesterberg. Die kisten, die sfeer, al die geheimen.
Geheimen die je slechts kon bevroeden. Niemand wist precies hoe het echt zat daar. Intussen is de basis met dank aan Minister van Defensie Kamp al enige jaren gesloten. De vijand wordt geacht zich te wenden tot de Luchtmachtfilialen op Leeuwarden of Volkel als men even wil sparren. Soesterberg is nu de thuisbasis voor het Militair Museum, er zal op een deel van het terrein worden gebouwd en men stelde de bossen open. En juist die laatste opening is waarover mijn verhaal nu gaat. Welk een prachtig gebied. Gelegen naast de Paltz waarover ik al eens eerder een blogverhaal schreef. En midden in die fraaie groene omgeving (wandelen en fietsen) vindt je nu ondergrondse en bovengrondse bunkerstelsels. Indrukwekkend veel zelfs. Munitiebunkers, met speciale (enorme dikke)deuren en daken die er vanaf kunnen springen bij een onverwachte explosie.
Vaak zit er nu iets kunstzinnigs in, zoals je bij meer forten in ons land tegenkomt. Cultuur als tegenwicht voor militarisme. Het ‘parkgebied’ is heuvelachtig, er zijn bekkens voor drinkwater (vroegere bluswaterbakken) en er loopt en vliegt al het nodige rond dat in een beetje oerbos niet zou misstaan. Heuvelachtig, uitkijkplaatsen waar je een paar trappen voor op moet, en simpele verbindingen met Soest en Soesterberg. Ik liep er met dubbele gevoelens. Ik ben denk ik toch te veel van de goede defensie, zeker in tijden als nu, van de supervliegtuigen en de wetenschap dat die oude paraplu van toen niet in de schuur hoort te staan naast kunst maar uitgeklapt tegen alles wat een eventuele vijand over ons kan uitstorten. Hoe dan ook, en alle meninggeefblognostalgie terzijde schuivend, een prachtig gebied en een aanrader om er eens heen te gaan. Maak dan van de gelegenheid gebruik om ook dat prachtige militaire museum te bezoeken. Waar nog een deel van de oude Amerikaanse vloot te zien is ook. Zeker als die corona-ellende achter de rug is, een uitstapje met een uitroepteken. (Beelden: Yellowbird)
En dat maakt mijn plezier in de achterliggende jaren toch een stuk minder groot. Ooit, in een grijs en ver weg gelegen verleden, begon ik met deze liefhebberij door op de fiets vanuit mijn woonhuis of school naar het toenmalige Schiphol te fietsen en daar dan over de heg te kijken naar die startende en landende vliegtuigen. Dat werd later weer wat anders. Zomer en winter, warm of koud, altijd een paar uurtjes per week zitten op een van de toenmalige terrassen met een bakkie warme chocolademelk en dan maar kijken naar al die vertrekkende en aankomende vliegtuigen. De meeste daarvan nog voorzien van zuigermotoren en propellers. De eerste jets maakten het de oren in die tijd best wel eens lastig. Want die kisten van toen waren nog niet van de milieuvriendelijke soort. Met de brommer later ook wel eens naar de andere vliegvelden die vanuit Amsterdam binnen redelijke tijd bereikbaar waren. Hilversum, Soesterberg, Rotterdam-Zestienhoven. Zag je weer eens iets anders dan het standaardwerk. Wist ik veel in die tijd.



