Ruimtelijk perspectief…

Ruimtelijk perspectief…

Als je wilt weten hoe relatief het leven is op onze Aarde moet je eens een kilometertje of 250 omhoog reizen en om je heen kijken.

Oneindig zwart en diep is het Heelal om ons heen. Zo groot dat wij er als nietige mensjes niet eens een echt goede berekening op kunnen los laten om het totale volume te delen met elkaar. Lichtjaren zijn een slap aftreksel van de afstandsmeting benodigd om in te schatten hoever sommige objecten van ons af staan. En wat we zien is soms tienduizenden lichtjaren verderop als puntje te zien. En die tienduizenden lichtjaren zeggen dus iets over in welk tijdvlak wij dat Heelal om ons heen beschouwen. We kijken naar het verleden van dat enorme Heelal. We zouden dus best voor verrassingen kunnen komen te staan als we nu in staat waren op reis te gaan, de snelheid van het licht te verslaan en eens een kijkje te nemen op die uitgezochte plaatsen.

De kans dat we bij leven ons eigen Melkwegstelsel zouden kunnen verlaten is overigens relatief klein. De mens ook te kwetsbaar van gestel voor die reizen. Onze technologie momenteel daarbij absoluut ontoereikend. Al dromen we via series en films dan van onbeperkt door die ruimte reizen en nieuwe beschavingen tegenkomen, de kans dat dit lukt is miniem en wat we daar zouden kunnen ontmoeten vermoedelijk ook niet meteen reden om op stap te gaan. Omgekeerd is het ook zo dat die natuurwetten en afstanden ook gelden voor geleerden die nu op dit moment onze kant op kijken vanuit een van die stelsels elders in het heelal. Ook dan ziet men 10.000-en lichtjaren terug in de tijd, en dat men dan leven zou constateren op het op dat moment van constateren geldende niveau is klein. De mensheid is pas een paar honderd jaar van invloed op dat wat hier op Aarde gebeurt, slechts enkele decennia in staat zelf de ruimte om ons heen te betreden. En dat betreden is buitengewoon bescheiden. We liepen ooit op de Maan, we schoten wat satellieten naar omringende planeten, en lieten een gerobotiseerde ruimtesonde ons eigen zonnestelsel verlaten, waarover dat ding overigens 45 jaar deed.

De technologie aan boord dus in onze ogen al zeer ouderwets, laat staan hoe geavanceerde UFO-bezitters er naar zouden kijken als ze dat door ons afgeschoten ding ooit gaan ontleden. Dat Heelal is zo groot dat wij het niet kunnen bevatten. Ook niet als we het door geleerden uitgelegd krijgen. Iets als een peuter die hoort dat Oma heel ver weg woont. Voor die kleine is de volgende straat al ver. Perspectief nog niet echt ingedaald. Intussen draait die Aarde van ons zijn rondjes om de trouwe zon. Die naar verwachting nog een jaar of anderhalf miljard in staat is om de boel te verwarmen en verlichten hier. De Maan zien we vooral als een leuke bijkomstigheid voor ons leven, maar zonder dat ding waren de getijden op Aarde van een wat andere orde en zou onze baan om de zon ook wel eens niet zo stabiel kunnen zijn. Met alle gevolgen van dien. Kortom, dat kleine bolletje in dat enorme zwart is ons aller thuis. Waarom we er dan altijd en eeuwig zo’n puinhoop van maken is mij een raadsel. Geloof in een of andere profeet? Het zal wel! Maar het wat netter omgaan met wat de Aarde te bieden heeft lijkt mij een beter advies. Anders moeten we op enig moment wel die ruimte in, en geloof mij, dat wordt geen pretje. Nu al weten we dat met de huidige stand der techniek een ritje Mars (nieuwe toekomst) er ook een wordt van enkele reis en aju paraplu. Wellicht om daar nog even goed over na te denken. En ook dat een beetje ruimtesteen op botsingkoers ons leven wel eens totaal op zijn kop kon zetten. De dinosauriers gingen ons voor op dat punt. En er is er geen een overgebleven om dat verhaal door te geven. U bent gewaarschuwd…(Beelden: Internet)

Handel…

Handel…

Kinderen waren wij slechts toen de handel van leasepa nog floreerde.

Met Skoda als centraal automerk waarmee hij soms goede sier kon maken kwamen er ook heel wat andere merken voorbij. Ik schreef daar al eens eerder over in mijn verslagen over het leven met de Vliegende Pijl. Mijn leasepa deed overal zijn zaakjes, veelal ook bij en met autobedrijven in de woonomgeving. Daar kocht hij dan een stuk of wat ingeruilde auto’s in, testte ze, pakte ze echt beet, reviseerde waar nodig of spoot over, en verkocht weer met winst. Op een dag had hij met het tegenover ons huis gelegen garagebedrijf een deal gesloten om een Skoda over te nemen die daar een tijd lang in de verhuur had gelopen en nu werd verkocht. Pa kocht hem min of meer ongezien.

Had hij beter niet kunnen doen, want het ding bleek ‘krom’. Vast door een of andere aanrijding, maar ja, de prijs was ook lager dan hij gewend was. ‘Daar kwam wel weer een baasje voor’ zo dacht hij. En dat bleek ook. Via een tip wist hij iemand te vinden die in de (toen) nieuwe woonwijk Osdorp woonde en een grote Opel had staan waar hij graag vanaf wilde, maar ook wilde omruilen voor een kleiner en goedkoper model. Dat trof, want die kromme Skoda zocht een baasje. Wij moesten als kinderen mee op die missie, want dat maakte de handel optisch minder schimmig. Pa deed zich graag voor op dit soort ritten als een normale particulier…. In het donker reden we naar Osdorp. Het was een beetje regenachtig weer, de Skoda glom als een spiegel daardoor en Pa wist een ding zeker, die klant zou niet zo nauwkeurig inspecteren….

Bij de betreffende mensen voor de deur, de tegenpartij bleek een gezinshoofd die omstandig uitlegde dat die grote Opel Kapitan echt te duur voor hem was geworden en die Skoda hem prima zou bevallen qua kosten. Bij een bakkie koffie en nog een neutje werd de deal beklonken. Pa kreeg nog wat geld toe ook, want hij had omstandig uitgelegd dat die Opel moeilijker te verkopen was dan de best populaire Skoda in die jaren. Sleutels en papieren werden uitgewisseld en hup wij stapten in die grote Opel en reden weg. Pa lachte in zijn vuistje. Die deal was goed gegaan en de Opel zou best zijn centen opbrengen.

Rijdend op de hoofdstedelijke Johan Huizingalaan hoorde we uit het achteronder van de grote Duitser een hoop gebonk. En dat werd niet veel beter toen we bijna thuis waren. Er klapperde iets onder de auto en dat klonk mechanisch. Pa’s humeur zakte aardig in. Morgen maar eens kijken wat er loos was. Het bleek een cardanas die kapot was. Een dure reparatie. Dat handeltje zou alleen maar geld gaan kosten. Maar, handel is handel, dezelfde man die hem die kromme Skoda had verkocht zag de Opel staan en vond dat wel iets voor hem als vertegenwoordiger van dat verhuurbedrijf. Over de prijs werden ze het snel eens, en garantie zat er niet op voor dat geld. De Opel verdween, de relatie met het verhuurbedrijf daarna wat bekoeld, maar mijn leasepa trok zich daar meestal weinig van aan. Hij leerde wel om zelf ook wat beter op te letten bij zaken doen met particulieren. Want die beduvelden de boel nog eerder dan die garagisten die hij kende. In mijn latere carriere in dat mooie vak maakte ik dat ook nog wel eens mee. Al was ik intussen wel door de wol geverfd. Die avond met die Opel nooit vergeten. Vandaar hier even gememoreerd…. (beelden: Yellowbird archief/Internet)

Wandelen…

Wandelen…

Een ventje was hij nog, toen hij lang geleden dat ene meisje tegenkwam dat hem kennelijk als een van de weinigen die hij kende, begreep. Hij vond haar aantrekkelijk ook al was zijn ervaring op dat punt dan nog wat beperkt. Zij gaf hem de erkenning die hij zocht, de rust, en ook de vrijheid te doen waar hij zin in had als dat in relatie stond met zijn hobby’s. De vlucht uit huis begreep ze als geen ander. De gesprekken die vaak volgden op onstuimig gedrag waren diepgaand. Filosofisch, warm, en ook een zoektocht naar een toekomst die totaal anders zou verlopen dan die afgelopen jaren. Hij werkte hard, studeerde, net als zij, in de avonduren. Samen deden ze dingen in de weekends. Veel speelde zich af rond zijn interessewereld, maar altijd was er die basis waarop het respect en de vriendschap veranderde in liefde en vertrouwen. Samen besloten ze dat het leven delen toch de beste oplossing zou zijn voor hun beider toekomst. Aan een kant van de relatie stonden ouders open voor het idee, aan de andere veel minder. Ingewikkelde familiestructuren moesten overwonnen worden, net als vooroordelen en roddels over de noodzaak van hun op enig moment al vroeg voorgenomen huwelijk. Eenmaal zover werd op gepaste wijze gevierd en de onafhankelijkheid gekoesterd. Werken nog steeds een grote basis, voor hem ook zijn andere interesses. Zij was er voor hem, ving hem op als hij weer half bevroren van zijn brommer stapte na een late werkopdracht op dat vliegveld vlakbij de stad. Zij koesterden wat ze bereikt hadden, genoten van hun vrijheid in de ruimte die ze voor zichzelf hadden bevochten. En zo ging het verder. Nu, 54 jaar later, officieel nog steeds een stel. Vallen en opstaan, maar altijd snappende wat de ander voelt of meemaakt, er zijn voor die ander, en nog best tevreden terugkijkend naar die beslissing van toen. Dat jonge ventje met zijn werkdrang en hobby’s en dat meisje dat uiteraard uitgroeide tot een vrouw met overzicht en een sterk karakter. De trouwdag in gepaste bescheidenheid gevierd. Samen sterk. En zo hoort dat. Waarbij wandelen van hot naar her en van hier naar daar nog steeds een basis is om gesprekken te voeren die anderen zo graag weglaten. Uitgaande van wat n u het gemiddelde is zou dat over al die jaren zo maar een keer of anderhalf rond de Aarde zijn geweest wat ze samen al kwekkend aflegden. Nou als dat geen bewijs van liefdevolle teamsport is, dan niks toch??

Urbanus…

Urbanus…

In het ons als Mokummers omringende Amstelland kom je op korte afstand een viertal katholieke kerkgebouwen tegen met dezelfde naam.

St. Urbanus! En dat is opmerkelijk want een echt bekende figuur in de katholieke (vaderlandse) geschiedenis is dat nu ook weer niet. Zou je zo denken. Kijk, Antonius, Marcus, Petrus, Paulus, allemaal lieden die een belangrijke rol speelden in het oergeloof der Christenen, maar Urbanus? Nou dat ligt toch gevoelig. Urbanus 1 was een Paus uit de Roomse geschiedenis en stuurde de kerk van Christus aan tussen 222-230 na de dood van de naamgever. Echt veel is er over hem niet bekend, meestal gaat het dan om legendes. Hij wordt wel als martelaar voor het geloof vereerd. En in het jaar 700 door een bisschop in de omgeving van Trier heilig verklaard. En daar in die hoek van Europa is hij een belangrijke figuur geworden.

Hij werd er de patroonheilige van de boeren, wijngaarden en de wijn. Op 25 mei viert men in delen van Duitsland nog steeds Urbanstag inclusief processies en zo meer. Een meer bekende figuur dus dan we op het eerste gezicht zouden kunnen bedenken. Terug naar Amstelland. Opmerkelijk dat juist deze kerkelijke figuur zo belangrijk leek dat men er vier kerken naar benoemde. Het zou iets te maken hebben met het feit dat de vroegere Heren van Amstel via allerlei connecties die liepen naar Trier in contact kwamen met het verhaal rond de oude heilige en ergens rond het jaar 1000 Urbanus aannamen tot een soort van patroonheilige. Overigens tot grote afkeer van de Bisschop van Utrecht die toen nog gold als een zeer belangrijke figuur in onze streken. Die had meer op met de bekende St.Maarten (Martinus) die door zijn weggeven van een deel van zijn mantel aan een bedelaar werd gezien als prachtig voorbeeld voor devote christenen. De constante wrevel in Amstelland rond het beleid van die Utrechtse kerkaanvoerder maakte dat men vol devotie achter Urbanus aansjouwde en op enig moment dus die kerken bouwde met diens naam.

De oudste daarvan staat in Ouderkerk aan de Amstel en werd gebouwd door de bekende kerkenbouwer Pierre Cuypers. De grootste kerk met deze naam staat echter in Bovenkerk (Amstelveen), het vroegere Nieuwer-Amstel, en werd onlangs door een enorme brand zeer beschadigd. Gaat het om de kerk met de grootste en meest markante toren, moet je langs de Amstel stroomopwaarts even naar Nes aan de Amstel reizen. Daar staat een voor zo’n dorpje enorm gezichtsbepalend kerkgebouw aan de Amstel die duidelijk maakt dat men die Urbanus veel goeds toedichtte. De vierde kerk in deze regio met die naam (al is die onlangs veranderd in Stationskerk vanwege het nabij gelegen knooppunt van spoor- en metronetwerk) vindt je in Duivendrecht. Die kerk kreeg ook als bijnaam de Dom van Duivendrecht. Twee torens, mooi oud gebouw maar door de opsplitsing van deze woongemeente in de jaren 70/80 ontdaan van veel gelovigen. De kerk in Nes is ook van Cuypers overigens en dat is aan de bouwstijl goed te zien. In het zuiden van ons land is overigens ook nog een kerk met de naam van Urbanus te vinden.

In Belfeld namelijk, niet ver van Venlo, vallend onder het bisdom Roermond. Maar dat Limburg ligt natuurlijk ook 2 uur rijden dichter bij Trier, dus lijkt een logischer keuze… In de kerk van Ouderkerk zouden volgens de verhalen onderdelen van het geraamte van Urbanus zijn bewaard. Maar belangrijker is dat deze oud-katholieke bolwerken intussen beeldbepalend zijn geweest voor de woonomgeving waar ze staan. Alle kerken die typische uitstraling die de katholieke kerken zo eigen is, al was het maar door die befaamde bouwmeesters. Herstel van die zo ernstig beschadigde kerk in Bovenkerk gaat intussen langzaam maar gestaag. Ellendig genoeg was de brandoorzaak terug te voeren naar herstelwerkzaamheden die men daar had uitgevoerd om de kerk weer helemaal bij de tijd te brengen en het unieke orgel te restaureren. Al dat werk werd in een enkele rampzalige avond teniet gedaan. Gelukkig zorgen crowd-funding-acties en geld van het bisdom, opgeteld bij wat subsidies van de gemeente dat de kerk weer in alle ere wordt hersteld. De toren was onbeschadigd en kan nu zelfs weer worden beklommen. Een toren die nog een extra functie bekleedde in het verleden, het was voor sportvliegers die naar/van Schiphol vlogen namelijk een markant meldingspunt, aangeduid met de kreet ‘Point Bravo’ die ook bij de verkeersleiding herkenbaar was en leidde tot verdere instructies. Ik ben er in die soort kistjes vaak overheen gevlogen. En inderdaad ontdekt dat hij zeer herkenbaar was, van grote afstand. Urbanus als baken. Zo zagen die oude katholieken dat graag. (beelden: Archief)