
Onze stad Amsterdam baseert zich op een ontstaansgeschiedenis waarbij zeer ontwikkelde en rijke Noord-Afrikaanse ontdekkingsreizigers via de oude Zuiderzee hun pijlen richtten op de boorden van het IJ. Zij lieten meteen daarbij hun hoogwaardige Afrikaanse stempel achter en zorgden voor welvaart en ontwikkeling bij die eerste agrarisch ingestelde oermensen in dit gebied die onder hun leiding achterbleven om de stad te maken tot wat het later werd. Zij leerden oorspronkelijke bewoners van het omliggende gebied naast de Arabische taal ook hoe je de moerassen droog kon leggen en daarnaast hoe je goede schepen of stevige huizen moest bouwen. Later vestigden ook donker getinte mensen zich in deze streek en werkten eeuwen lang keihard aan de groei en bloei van Amsterdam.

Zij predikten daarbij ook het christelijke geloof en leefden volledig naar de Tien Geboden van Mozes. De eerste zeevaarders die vanuit ons land en stad handel gingen bedrijven in en met de rest van Europa waren dan ook uitsluitend zwarte mensen. Blanken dienden slechts als domme arbeiders en soldaten voor een leger van rijke welvarende lieden van kleur. De oorlogen met de Engelsen, Fransen of Spanjolen werden vooral gevoerd door donkere admiraals en generaals. Jonge blanke meiden dienden diens echtgenotes als dienstknecht terwijl hun mannen voor ons land en deze stad hun leven gaven op zee of tijdens veldslagen met de vele omringende volken die ons land zagen als wingewest maar niet als volwaardige staat. Later kwamen ook nog de wijzen uit het oosten.

Vanuit Palestina zelfs. Waar de daar gevestigde volken een zodanig hoog levenspeil hadden bereikt dat ze hun kennis en ervaring kwamen delen met ons, Barbaarse volken uit het noord van Europa. Zit je langzamerhand te twijfelen aan mijn geestelijke vermogens of kennis van de geschiedenis?? Nou niet nodig hoor, maar ik geef even weer wat het extreemlinkse stadsbestuur hier allemaal over ons uitstort. Via exposities (later meer) of het TV-programma ‘Het Verhaal van Nederland – Amsterdam’ zoals onlangs uitgezonden. Tot aan de dag van vandaag predikt men het evangelie van de multiculturele samenleving, past de geschiedschrijving daartoe aan en laat dit eigen, verzonnen, verhaal overal horen en lezen. Men liegt en bedriegt en schroomt niet om net te doen alsof islamofobie en racisme in onze vrije en open stad naar traditie, de boventoon voeren. Niks is echter minder waar.

Amsterdam was in die 750 jaar van haar bestaan een stad vol bijzondere gebeurtenissen, hard werkende mensen, zeevaarders, handelaren, ontwerpers, wereldreizigers, maar zeker ook vol met lieden die van heinde en verre kwamen. Dat klopt nog wel. Maar dan heb ik het vooral over mensen uit de eigen vaderlandse provincies, Duitsland, Frankrijk of Spanje. We kenden het katholicisme en later protestante geloof. Pas een jaar of 50 geleden kwam de invasie op gang van islamitische immigranten en vanaf 1975 gevolgd door de halve Surinaamse bevolking. Die integreren voor een deel prima, maar zeker niet in meerderheid. Dat ligt anders bij veel van die andere groepen. Die ‘verdwenen’ in onze samenleving en bevochten een eigen plek. Chinezen, Indische mensen, Hongaren, Tsjechen, Italianen, Spanjaarden, noem maar op. Maar zeker ook de Joodse immigranten die vanuit het toenmalige Spanje en Portugal eeuwen geleden deze kant op kwamen, net als de zelfde groepen maar dan uit Polen en zo meer. Opgejaagd en vervolgd. Toen al. En voor een groot deel tijdens WO2 door de Duitsers industrieel over de kling gejaagd. Het is dus een grove schande dat een links stadsbestuur ons aller geschiedenis gebruikt voor links-drekkige propaganda voor het multi-culti-denken. En echt ik heb er intussen al heel wat staaltjes van gezien of gehoord. Vervalsing van de geschiedenis past bij een land als Noord-Korea. Ik vertelde daar al eerder over. De Kim-dynastie daar heeft de totale geschiedenis aangepast bij de eigen heldenrol voor de familie binnen de historie van het land. Daar verwacht je dit, in ons land niet. Als iets bewijst dat dit college niet deugt, dan dit. Leugenaars zijn het. En Amsterdam huilt daardoor waar het eens heeft gelachen…. (Beelden: archief)







Laat ik vooropstellen, en dat doe ik met klem, onze zwarte kater Pixel, nu net 4 jaar oud, is een ongekende schat van een kat. Hij is dol op kroelen en wil het liefst tussen ons in zitten of liggen. Waarbij hij het bijster plezierig vindt als we hem aaien, strelen of onder de kin kriebelen. Kreunend geknor is dan ons deel en het geeft aan dat dit een ware mensenkat is. Het was dan ook met stomme verbazing dat we keken naar hoe hij de kleinere uitgave van zichzelf Punkie, toen die nog leefde (werd maar net twee jaar oud) soms door het hele huis heen joeg. Hij had dan grote zwarte ogen, wilde niet luisteren naar onze waarschuwingen en knokte als een wilde kat. De kleine gilde het dan vaak uit. We snapten het niet, want soms lagen ze echt ineengestrengeld op bank of het eigen bedje. Maar even vaak liep het gierend uit de klauw. Die kleinere versie was op zichzelf ook een enorme lieverd, daar niet van, maar dat hij achterna gezeten werd had een reden. Alleen kregen wij daar niet meteen inzicht in. Wellicht was hij toch zwakker dan zelfs wij konden inschatten. Sinds afgelopen zomer kwam ter completering van het stel, nummer drie hierbinnen.
Het Prinsje Percy, ik beschreef hem al eens uitgebreid. Breed van haar, stevig van postuur, en anders dan zijn ras eigenschappen doen vermoeden, een vechtersbaas. Hij werd niet meteen met gejuich ontvangen hier, de beide zwarte huisgenoten waren het over een ding snel eens, die nieuwe kleine kater was eng en hoorde hier niet. Dat onthield de koninklijke kat. Toen wij nummer 2 dus na een lijdensweg van dagen helaas moesten laten inslapen en hij niet meer mee terug kwam van de dierenarts werd door de beide overblijvers nog wel soms gekeken waar hij kon zitten of liggen. Men zocht maar kon niet meer vinden. Dat oogde nog wel lief. Maar ook vreemd. Daarna nam het gewone ritme zijn plek weer in.
En zagen we ineens dat de grote lieve kater veel last kreeg van de kleine vechtersbaas. Die kreeg weliswaar op zijn beurt best klop, maar deed geen stapje terug. Viel gewoon aan en op enig moment verjoeg hij die zwarte huisgenoot van ongeveer elke zit- of lig plek. De grote kater weet niet precies hoe om te gaan met dat langharige tuig, moppert wel, maar wordt niet boos. Gaat ‘af via de zijdeur’ als het nodig blijkt en hij het geknok zat is. De hiërarchie duidelijk gewijzigd. En we zoeken naar dat boze karaktertrekje wat hij nog wel had toen nummer 2 onder ons was. Ging dat dan toch een uiting van het feit dat die kat chronisch ziek was door zijn slechte start als kitten?! Het moest wel. We grijpen overigens niet in bij de verdeling van de macht hoor. Nog steeds kunnen ze mekaar hebben, maar de door zijn afkomst als meegaand bekendstaande jonge prinselijke kater is geen exemplaar om zonder handschoenen aan te pakken. Zoveel is ons wel duidelijk. Wonderlijk genoeg zijn ze midden in de nacht net zulke goede vriendjes als nummer 1 en 2 dat waren als de lichten werden gedoofd. Soms snap je die wereld van katten echt niet. Maar dat maakt ze ook zo boeiend. En vandaar dat ik er iets over schreef….
In onze wijk zijn een paar jaar geleden van die ondergrondse vuilcontainers geplaatst. Beetje graafwerk en hup. Nieuw systeem, werkt prima. Maar ik ontdekte onlangs ook dat de bewoners ergens na de jaarwisseling hun oude kerstbomen van de ‘afvallende naaldensoort’ keurig naast die containers plaatsen. Niet de bedoeling, maar toch. Overigens worden die containers vaak ook oneigenlijk gebruikt. Een van de aannemertjes uit onze buurt wil nog wel eens een halve aanhanger spullen in dat ding dumpen, kennelijk om zich een ritje grofvuil-stortplaats te besparen of zo. Hoe dan ook, die kerstbomen deden me ineens terugdenken aan een heel andere tijd. Dik vijftig jaar geleden. In de huizen uit mijn jeugd stonden ook bomen. Niet van die Nordmannen of andere dure soorten, maar gewoon kerstbomen. Die dingen stonden er van pakweg een week voor de kerst tot een dag of tien later. Mooi opgemaakt met engelenhaar en ballen. Maar omdat we vrijwel allemaal met kolen stookten (olie en gas moesten nog worden uitgevonden..) werden die bomen kurkdroog en lieten al snel hun prikkende naalden vallen. Reden om ze direct na de kerst de deur uit te mikken. Die enkele uitzondering daar gelaten. En daar op straat was een cultureel evenement aan de gang dat je tegenwoordig niet meer zo ziet.
De zgn. kerstbomenjacht. Jongelui, ik ook, stroopten de straten af voor de afgedankte bomen, verzamelden en bewaakten ze daarna. Want dat oude groen ging dienen als brandstof voor het oudejaarsvuur dat in veel van die buurten gewoon midden in de straat werd ontstoken om 12.00 middernacht tijdens de Oudejaarsviering. Spannende dagen, want je moest bijna militair denken rond die bomenjacht. Je werd benoemd door de grotere jongens als ‘jager’ of als ‘bewaker’. En dat was nodig ook, want in belendende straten en buurten deed men precies hetzelfde en wie de grootste berg bomen bezat had ook het grootste vuur. Er wilde nog wel eens een knokpartijtje uit voort komen. Gelukkig was het een fenomeen dat iedereen in onze straat aansprak, dus de jonge lieden die als automonteur of smid in de buurt actief waren wilden wel een handje bijsteken als het op vechten aan kwam. En dat maakte veel verschil.
Net als de pluimpjespistolen en geweren die we bij de bewaking van die bomen gebruikten. Dwong respect af. Als ik het nu terughaal voor dit blog denk ik wel eens, jeminee, wat een risico voor die verrekte bomen…. Maar een fenomeen was het en als ik nu wel eens kijk op Google of Wikipedia zie ik dat het ook in andere steden en dorpen in die jaren heel normaal was. Toen ik die straat verliet om elders te gaan wonen was ik ook niet meer op de hoogte van hoe men dat met de kerst allemaal regelde. In de nieuwe woonbuurt kwam het niet voor, daar woonden geen jongelieden die er mee bezig waren. Ik hoorde het nog wel eens van mijn ouders. Die woonden in die periode na een verhuizing juist op dat punt in die straat waar wij vroeger de vuren stookten. En dat maakte soms nerveus, zo’n groot vuur voor de deur. Intussen is het ondenkbaar geworden. Overal staan auto’s en scooters, de huizen zijn allemaal gekocht door mensen met een andere mentaliteit of afkomst. Nee, geen bomen meer en al helemaal geen vuren. Men zet ze gewoon bij de vuilcontainer. En niemand die er naar omkijkt. Er is veel veranderd in de loop van al die jaren….
Nog zo’n plek die we wel kenden van naam maar nooit eerder bezochten, Heusden! Vestingstadje aan de Bergsche Maas. Klein, er wonen slechts 1500 zielen, maar met een centrum dat je echt eens gezien moet hebben. Plaats met een geschiedenis ook. En die geschiedenis gaat ver terug. In het gemeentewapen zelfs tot in de tijden van Alexandrië en haar koningin Catherina. Heusden zelf dateert ergens uit de 8e eeuw. De plaats zou in 829 na Christus door de Noormannen zijn verwoest. Deze noeste Scandinavische strijders trokken vaak met hun schepen tegen de stroom in de rivieren op in onze lage landen en roofden, verkrachtten of verwoestten alles wat ze tegen kwamen. Vandaar dat in de 12e eeuw een kasteel te vinden is op deze plek. Strategisch gelegen. In de rug Brabant, aan de overkant van de rivier Holland en verbindingen met het Graafschap Kleve. Maar door deze positie ook interessant voor de diverse toenmalige krijgsheren om in te nemen.
Hertog Jan van Brabant deed dat al in 1279. Tachtig jaar later werd Heusden met alles erop en eraan verkocht aan het Graafschap Holland en bleef het onderdeel van dat belangrijke gewest. Heusden werd intussen getroffen door flink wat rampen. In 1569 via een belegering die werd uitgevoerd door de Spanjaarden. Die verwoestten Heusden opnieuw. De stad werd meerdere keren getroffen door de pest. Ook niet fijn. En in 1572 brandde de boel ook nog eens compleet af. Later was het weer raak toen de heropgebouwde stad samen met het kasteel werden getroffen door de bliksem en weer werd verwoest. Daarna bouwde men een vesting om de stad heen die heel lang standhield tegen vijanden van buitenaf. In de Tweede W.O. trokken de Duitsers echter door Heusden heen en bliezen delen van de omwalling op, net als het stadhuis en de twee kerktorens. De tactiek van de verwoeste aarde. In 1968 is men begonnen om het oude stadje en de wallen er omheen stevig op te knappen.
Terug te brengen naar haar oude luister. Een stevige klus, want de boel was best in verval geraakt. Die restauratie duurde 40 jaar, maar is nu afgerond. En het resultaat mag gezien worden. Terwijl wij er waren regende het gestaag, maar dan zie je toch nog wel wat een mooi stadje dit is. Het verkeer wordt er via een verkeersplan door de straatjes geleid. Je kunt er prima wandelen, er zijn havens, leuke bruggetjes, uitkijkpunten, molens enz. enz. Stel je van het winkelaanbod niet te veel voor. Dat is er vrijwel niet. Maar voor wie houdt van de vaderlandse geschiedenis is dit zowat een verplicht nummer. Wij komen hier zeker nog eens terug bij mooier weer. Het maakte nieuwsgierig. Altijd een goed teken als je ergens komt waar je wel veel over hoorde maar nooit eens binnen reed. Dat gemis is nu weg….