Franse Fords…

Franse Fords…

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: ford-vedette-vendome.jpg

Terwijl we tegenwoordig vrijwel niet meer kunnen spreken over ‘typisch Duits’ of ‘Made in Japan’ omdat de autoproductie zich zowat overal en nergens afspeelt, was dit in vroeger jaren vrij uniek. Toch was er een van die fabrikanten die overal in de wereld wagens liet bouwen met een enkel merklogo maar verder een aardig onderscheidend imago en ook specifieke eigenschappen; Ford. Had men voor de oorlog al de nodige belangen in diverse landen, na WO2 bouwde dit concern haar wagens in heel veel landen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: ford-vedette-1950.jpg

Ook in Europa, waar je naast de bekende ‘Amerikanen’, ook Fords kon bestellen uit Duitsland, Engeland, Nederland, maar ook Frankrijk. Daar had Ford voor de oorlog de fabrieken van Mathis overgenomen en na de oorlog werden daar dus die aparte Franse Ford’s gebouwd. Wagens die compleet afweken van alles wat je weer zag komen uit Keulen of Dagenham. Een bekende verschijning was de Vedette. In 1949 uitgebracht en als grote trekpleister een vrij ouderwetse maar wel goed presterende V8 motor van 2.1 of 2.4 liter inhoud. Die motor was nog een zgn. ‘zijklepper’ en leverde een bescheiden 60pk’s. Maar je kreeg wel een behoorlijke hoeveelheid luxe en ruimte.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: ford-vendome-poster.jpg

Naast de basis Vedette was er ook een soort bestelwagenuitvoering van met grotere achterklep en een luxere variant die als Vendome door het leven ging. De vormgeving paste bij die van de toenmalige Amerikaanse Fords en was gebouwd op een apart chassis. Afgeleide van deze Vedette-reeks was de Comete. Een sportcoupe waarvan de body bij het toenmalige Facel in Frankrijk werd gebouwd en dan bij Ford op dat aparte chassis werd gezet. Dat geheel woog een dikke 1300 kilo en ondanks de wat grotere hoeveelheid Franse paarden uit de van de Vedette geleende motor was dit best een wat trage broeder. En wie de absolute topsnelheid van 140km/u wilde behalen had een tankwagen benzine nodig want hij dronk dat spul als een tempelier.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: ford-vedette-abeille.jpg

In 1955 gooide men bij Ford Frankrijk de vormgeving over een andere boeg en zette men de veel moderner aandoende Vedette voor die jaargang neer. Technisch nog steeds baserende op de oude V8 motor maar wel met een wat beter prestatieniveau. De auto was maar net in productie en verkoop of Ford USA trok haar belangen in de Franse fabricage terug en concentreerde zich meer op de Duitse en Britse. De Franse Ford-fabrieken kwamen in handen van het toen nog nieuwe Simca dat met name die nieuwe Vedette nog een tijdje zou produceren. Tot begin jaren zestig zelfs. Het imago van de oude Ford’s en nieuwe Simca’s was trouwens door het enorme roestprobleem vrij beroerd. Toen Simca er overigens een eigen 4-cilinder blok in ging monteren werd de toen als Ariane 4 aangeduide Vedette ineens geliefd onder taxi-chauffeurs.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: ford-vedette-1951.jpg

Want niet te gek op benzine, ruim en betrouwbaar. Hoe ik zelf nou op dit Franse onderwerp kwam? Wel, mijn naamgevende Pa reed op enig moment in zo’n auto van de eerste serie Vedettes en ik kan me dat groene exemplaar nog goed herinneren. Toen hij zelf in iets anders overstapte, de man deed ook iets in auto’s dus had heel wat keuzemogelijkheden, verkocht hij die oude Vedette aan mijn oudere broer. Nou die heeft er ‘veel plezier’ van gehad. Maar dat is een ander verhaal. Hoe dan ook, in mijn mini-museumverzameling komen zeker Vedettes en Vendomes voor. Al was het maar om die familiegeschiedenis. Maar ook omdat Ford zo ver voor liep op de rest. Overigens werd Simca ergens in de jaren zeventig onderdeel van Chrysler USA. Dat vormde het merk om tot Talbot en bracht het onder bij Peugeot. Toen dat ook allemaal weer eindigde verdween de geschiedenis van Ford France eigenlijk van het toneel. En Chrysler? Dat is tegenwoordig onderdeel van een groot autoconcern dat door Peugeot wordt aangestuurd. Vertel dan nog maar eens dat je de specifieke eigenschappen van een Franse, Duitse, Italiaanse of Amerikaanse auto zo kunt duiden… (Beelden: Archief)

Van nobel naar volks…Talbot..

Van nobel naar volks…Talbot..

Voor de echte kenner of liefhebber heeft de naam Talbot nog wel wat al dan niet goede herinneringen in zich. Aan de tijd dat aan de toenmalige Simca’s ineens de naam Talbot hing waardoor het aloude volksmerk met haar kleine en goedkope auto’s plots extra status moest verkrijgen. Op zich niet zo’n gekke gedachte want Talbot was ooit een chique Frans merk waarvan de eerste modellen al in 1896 op de wielen werden gezet. Later kwam het in handen van een groep waartoe ook het Britse Sunbeam en het volkomen verdwenen merk Darracq onderdeel van waren. Later kocht de heer Lago het merk en kwamen er wagens op de markt die met name na de oorlog naam en faam maakten als Talbot-Lago. Wagens met een fikse zescilinder-motor onder de fraaie geboetseerde kap waarvan de aantallen relatief bescheiden bleven. Record, Le Mans, Grand Sport de namen en voor dit soort sportieve wagens moest de beurs stevig worden getrokken.

Talbot-Lago leverde ook auto’s zonder carrosserie, kon je als koper bij een speciaal bedrijf je eigen koets laten bouwen. Kostte wat, maar dan kreeg je ook iets. Het merk daarmee behorende tot de wat exclusieve klasse. Maar volhouden deed men het niet. Ergens in de jaren vijftig was het over en uit met Talbot. Maar het merk werd door Chrysler weer nieuw leven ingeblazen aan het einde van de jaren zeventig. En geplakt op de boedel van het ook failliet gegane Simca dat daarmee een nieuw leven kreeg. Later zelfs onder de leiding van Peugeot/Citroen.

Met de wagens uit de boedel van Simca kwamen er de nodige Talbots uit de fabrieken van dat oude merk die we al kenden als Horizon (een Frans alternatief voor de VW Golf) 1308 (een antwoord op de VW Passat) of de Rancho (een semi-terreinwagen gebouwd door Matra zonder die specifieke modderploegcapaciteiten). Omdat men behalve de naam en wat optische aanpassingen weinig deed aan verbetering van de uitmonstering van de Talbot’s uit die periode zagen klanten al snel dat met name roest weinig ontzag had voor alles wat ook Talbot leverde. Leuk was overigens ook de Samba Cabriolet, een klein wagentje met open kap, en afgeleid van de driedeurs-versie met dezelfde naam. Bij de cabrio was het vermogen wat groter, maar qua roest was het allemaal niet veel beter geregeld. Na een paar jaar was het over en uit. Peugeot liet het merk langzaam uitdoven en zo verdween het van de markt. De borden met het merklogo bleven vaak nog lang bij toenmalige dealers aan de wand hangen. Maar auto’s werden er niet meer geleverd. Er zijn vast nog wat rijdende exemplaren overgebleven van dit bijzonder merk. Daarvan zijn die Talbot-Lago’s uit de jaren vijftig nu peperdure klassiekers geworden. Dat geldt niet voor de merkgenoten uit de jaren tachtig. Waarvan er maar weinig zullen rondrijden die ongerestaureerd in topstaat bleven. Maar wellicht staan er nog wel ergens in oude schuren wagens met het merk te wachten op herontdekking….(Beelden: Archief)

Mateloos populair; Simca!

Mateloos populair; Simca!

Je moet wel onder een steen hebben geleefd wil je als 40+-er niet van Simca hebben gehoord. Ooit een mateloos populair Frans automerk in ons land, maar zeker ook in de rest van Europa. Zelfs in Oost-Europa kwam je ze wel tegen. Toch was het een relatief jong merk. Want pas opgericht in 1934. Een dan vooral om in Frankrijk Fiat’s te bouwen voor de eigen markt. Pas na de oorlog, in 1951 werden Simca’s uiterlijk andere wagens dan die Fiat’s waaraan men vaak nog wel een stukje techniek ontleende.

De eerste van de reeks was de Aronde. Een plezierig ogende wagen die in Frankrijk tot de best verkochte auto van de jaren vijftig uitgroeide. Met zijn 1.2 of 1,3 liter motor kreeg je een vlotte familieauto die ook nog eens goed gebouwd bleek en lang meeging. Naast de sedan was er ook een stationcar van te koop, maar ook een besteller en pickupje. Jarenlang bleef de auto in productie al werkte Simca door de jaren heen wel verbeteringen uit en mocht ook het exterieur zich verheugen in wat modernisering.

Naast een reeks beperkt gebouwde sportievelingen als de Coupe de Ville (zie ook Cadillac), Week-End en Plein Ciel kwam het merk in 1955 met de grote Vedette Berline. Dat was eigenlijk helemaal geen Simca maar een Ford, omdat dit bedrijf op enig moment besloot haar Franse fabriek met alles er op en aan bij Simca onder te brengen. En dus kreeg Simca een grote wagen in het gamma inclusief V8 motor van 2.3 liter inhoud. Men bouwde die lijn door de jaren heen uit met diverse speciale uitvoeringen. Maar in 1961 was het over en uit met de grote Simca’s. Bij de kleinere en goedkopere modellen scoorde men flink door de nieuwe 1000. In 1961 uitgebracht.

Een vierdeurs autootje in de stijl van die jaren, motor achterin, hoekige vormgeving, en tegenhanger voor de vergelijkbare Renault Dauphine. Motorisch was de 1000 te koop met bijna armoedige 740 cc blokjes, maar ook met een 1000, 1100 en zelfs 1300 motor. Met name de Rallye 1, 2 en 3 versies waren mateloos populair, al waren die niet meteen geschikt voor de gemiddelde huisvader. Een afgeleide van de 1000 was de Coupe-uitvoering die in samenwerking met Bertone werd ontwikkeld.

Een erg aardig ding dat beperkt leverbaar bleef. Dat gold niet voor de 1300 en 1500. Die wagens verschenen in 1963 op de markt en waren weliswaar elegante maar ook best saaie ontwerpen. Ruim van binnen, comfortabel, en betaalbaar. Ze bleven tot en met 1976 leverbaar. Een ander succesnummer was de 1100. Ineens een auto met de aandrijving op de voorwielen, met een grote achterklep en een wat geknikte kont was dit een auto voor ook de Nederlandse markt.

Heel wat kopers van toen vonden dit een auto om voor te gaan. Schijfremmen op de voorwielen maakten de 1100 ook nog eens extra modern. Naast de hatchback was er ook een stationcar en een bestelwagen. Die laatste zag je ook bij grote bedrijven en instanties rondrijden. En lang. Ondanks de grote roestproblemen bij dit type waren het best taaie wagens. Dat gold niet voor de grote Simca 1307, 1308 en 1309. Die moest de 1300/1500 reeks opvolgen in de jaren zeventig.

Al werd de auto nog zo geroemd in de toenmalige autopers, het waren modern uitziende maar zwaar sturende en extreem onderhoudsgevoelige wagens. Toch bestaan er wel liefhebbers voor die oude exemplaren nog graag restaureren. Intussen was Simca in handen gevallen van Chrysler uit Amerika en kregen de wagens al snel een andere naam. Zo waren er markten waar de Simca’s als Sunbeams werden aangeduid, elders koos men voor Talbot. Een auto die al die namen mocht dragen was de Horizon.

De beoogde ultieme concurrent voor de VW Golf van toen. Hoekig, modern van uiterlijk, bekende en betrouwbare techniek, maar ook weer extreem roestgevoelig. Want dat was wel een euvel bij die Simca’s. Of Talbot’s zoals men ze later moest noemen. De Horizon ging jaren mee tot het einde van het hele avontuur in de jaren tachtig. Toen waren deze wagens ook nog verkocht in de VS onder de naam Dodge Omni.

Het doek viel, Chrysler nam haar verlies en verdween van de markt in Europa, en liet een leeg autolandschap achter. De naam Simca door de een gekoesterd, door anderen verguisd vanwege die roestproblemen. Feit is dat dit een merk was dat aansprak en altijd goed is geweest voor behoorlijke verkopen. Er zijn vast wel lezers die het nog kennen of weten dat ‘die of die’ uit de omgeving een Simca bezat. Ik zelf heb nooit een Simca bezeten, maar er wel veel in gereden. Want we ruilden die wagens nog wel eens in, zeker toen de APK werd ingevoerd en heel wat van die Franse wagens de eindstreep niet haalden…..(Beelden: archief)

Detroit’s nummer drie….Chrysler…

Naast General Motors en Ford was The Chrysler Corporation Amerika’s derde autoconcern. En behoorde ook na WO2 tot de grote Drie van autobouwers in de wereld. Onder de merkparaplu van Chrysler hingen ook merken als DeSoto, Dodge, Imperial en Plymouth. Maar net als je bij G.M. wel eens zag ging men vrij willekeurig om met de merkimago’s van de dochtermerken en had men voor de hele wereld een typisch Amerikaanse aanpak die er uiteindelijk toe leidde dat het concern een paar maal flink in de problemen kwam. Hoe dan ook was het een merknaam die klonk als een klok. Ook in ons land, waar Chryslers toch behoorden tot de top van automobielrijdend geluk. Toch bleef men in de VS met name na de oorlog nog een tijdlang verder bouwen aan modellen die vooroorlogse techniek lieten zien.

Pas in 1949 kwam er een nieuw model uit waarbij men voor de zekerheid maar een zescilinder toepaste om de auto betaalbaar te houden voor een breed publiek. Wie echt geld genoeg verdiende kocht dan een zgn. ‘Town & Country Newport’ die was voorzien van houten panelen aan de zijkanten en werd gezien als het summum op luxegebied. Kostte wel het dubbele van een meer normale metalen versie. Zijn overigens nu peperdure klassiekers. Vanaf 1955 groeiden ook de Chryslers. Met de Windsor van 1955 kreeg je nu ook standaard een V8 motor die je naar gelang de versie 188/250pk’s leverde. De carrosserie van de toen befaamde ontwerper Virgil Exner viel op. Mastodont in het straatverkeer, zeker in Europa waar we toch eerder in microkarretjes of Opel Olympia’s vertoefden.

Die Windsor groeide maar door een kreeg eind jaren vijftig flinke staartvinnen op de achterschermen. De tijd van de luchtvaart in autoland was aangebroken. De grille werd een soort muil en twee koplampen werden vervangen door vier stuks. Bij het luxemerk Imperial moest je zijn voor extravagantie, maar gek genoeg leverde Chrysler die wagens in sommige markten als Chrysler en werd het submerk een modelaanduiding. Het begin van de onttakeling van het Chrysler-badge. Dat gold niet voor de groei van de wagens die het merk leverde. Groter werden ze, net als de vleugels. Uitbundigheid kende nauwelijks grenzen. Zo leek het. Met de 300-reeks van 1962 kreeg je echt een enorme wagen die vermogens meekreeg van 385-415pk en een top beloofde van dik 200km/u. Door de jaren heen ging dit zo door. Maar de Europese verkopen namen intussen af. En dus ontwikkelde men een list.

Men kocht een paar noodlijdende Europese fabrikanten op in Frankrijk als Simca en het Britse Rootes en bracht dan die daar gebouwde wagens op de markt als Chryslers. Jammergenoeg had men van Europa weinig verstand en ging het al snel bergafwaarts met Chrysler Europe. Toch deden ze erg bijzondere dingen met die Europese wagens. Zo werden Sunbeams en Hillmans aangeboden als Chryslers en liet men deze wagens ook een duidelijk Amerikaanse smaak uitstralen. Weinig geliefde wagens al reden er nog wat als taxi in bijvoorbeeld Amsterdam. Met de Simca’s deed men iets soortgelijks. Een groter model van dat merk werd in bepaalde markten aangeduid als Chrysler Alpine, later werd dat merk omgevormd tot Talbot. Chrysler was op enig moment blij van al die verliesgevende Europese activiteiten af te kunnen en likte daarop de wonden. Dat kreeg men nooit helemaal meer op orde. Een bekende naam die orde op zaken moest stellen was Lee Iacocca die zorgde dat heel wat overbodige ballast werd gedumpt. Na een paar jaar had hij het merk weer aan de winst. En vond het een nieuwe partner; Mercedes-Benz.

Maar tien jaar later, de financiele crisis bij de banken sloeg keihard toe (en Daimler trok haar handen van Chrysler af) bij de autobouwers in de VS, boog men toch het hoofd. Chrysler werd een marginale speler en kwam zo in handen van Fiat. Die twee concerns samen hebben het uitgehouden tot medio vorig jaar. Daarna bleek dat ook Fiat-Chrysler het zonder steun  niet zouden gaan redden. Een nieuwe overname/fusiekandidaat werd gezocht en gevonden in PSA uit Frankrijk, bekend van Peugeot en Citroen. Chrysler/Jeep komt zo weer in Europese handen. Na de fusie met Fiat werden overigens veel toen bekende en aardig verkopende modellen als Lancia op de markt gezet, eigenlijk een begin van het einde voor die roemruchte merken. Van al die merken is nu slechts Jeep nog puur Amerikaans. Dodge is grotendeels verdwenen, Chrysler, maar ook Lancia. Kortom, een legendarisch en ooit zo trots merk werd toch geknakt door de gebeurtenissen in de wereld. Wat blijft zijn de mooie verhalen en de dito auto’s. Maar zo groot als vroeger zal Chrysler nooit meer worden…..(Beelden: Yellowbird archief/internet)