
De typische forens maakt nog steeds veelvuldig gebruik van de auto. En dat is elk jaar weer een groeiend feit. Dus van die zogeheten ‘milieuvriendelijke’ dromen komt weinig tot niets terecht. Het simpele antwoord op de vraag ‘waarom niet’ komt toch vooral door de matige tot slechte bereikbaarheid van bepaalde plekken in dit land via het nog steeds aardig falende OV. Ik ken uit mijn omgeving en uit de praktijk een situatie waarbij de betreffende reizigster voor het bereiken van haar kantoor elders in het land moet zien per trein een belangrijke overstapplek te bereiken wat in slechts 50% van de gevallen echt lukt.

Dan moet ze daar veelal maar hopen dat de aansluitende trein uberhaupt komt en als die haar dan op het bestemmingsstation heeft afgezet is de bus die ze nodig heeft vaak nergens te bekennen. Met de auto is dit een ritje van pakweg 45 minuten uit en thuis, met de trein is haar reistijd al snel 2.5 uur. En dan moet ze ook nog een keer terug. Zullen we dan met deze ervaringen in het achterhoofd even kijken naar de echte feiten? De Nederlander rijdt in grote meerderheid per auto naar/van de werkplek. 66.2% benut de auto dus en nog eens 3.5% stapt bij een ander in. Samen 69.7%. Slechts 9.7% van de forenzen doet dit soort dagelijks vervoer per trein.

Zitten ook scholieren en studenten bij dit totaal. Maar zeker is dat dit een bepaald niet aansprekend vervoermiddel is voor hen die ergens echt op tijd moeten komen. Nog eens 2.6% benut andere vormen van OV als de bus, metro of tram. Het zal duidelijk zijn dat veel combi’s van OV worden gemaakt door hen die op plekken wonen of werken die met de trein niet te bereiken zijn. Ik weet uit eigen ervaring dat voor grootstedelijk vervoer dat OV altijd moet worden benut om uberhaupt bij een NS-station te komen.

Nu kan dat uiteraard ook per fiets en de typische stedeling (zij die ook op bijpassende stromingen stemmen…) fietst in de stad graag naar werkplek of school. 7.5% van alle reizigers. Best een aardig aantal. Mits het niet regent of sneeuwt. Zijn er ook nog wandelaars? Jawel, 0,6% van de forenzen loopt op en neer. In het vakje overig vervoer staat maar liefst 9.9%. Die mensen gaan vermoedelijk met een scooter, elektrische step, (water)taxi of soortgelijke vervoermiddelen. Maar een specificatie ontbreekt. De cijfers zijn van 2022, een jaar later groeiden de files weer, net als de vertragingen op het spoor. Kortom, de forens doet zijn vervoer het liefst op efficiente en mobiele wijze. Het thuiswerken valt langzaam aan weg. De normale situatie keert weer. En zo hoort het ook….Hoe gaan jullie om met je persoonlijke vervoer? Of blijf je het liefst thuis op de bank omdat je niks meer hoeft?? Mag ook hoor…. (Cijfers: RDC Beelden: archief Yellowbird)


Die chef van dat kantoor waar dit verhaal over gaat, Ruud Breems, was nog een transportman van de oude stempel. Gek op het declarantenwerk dat hij ook altijd in Amsterdam had gedaan. Export was niet zijn wereld. Maar hij legde me de fijne kneepjes van het vak wel uit. Daar was ook nog tijd voor want in die beginperiode zaten er best wel eens hiaten in het werkaanbod. Zeker die exportzendingen kwamen pas in de loop van de middag wat op gang. Niet altijd naar de zin van mensen zoals ik. Want dat hield soms in dat je pas laat aan de slag kon of moest en allerlei hindernissen moest nemen die lagen tussen jouw plan- plus typewerk en het vliegtuig dat het vervoer voor haar rekening moest nemen. En dat waren er indertijd nogal wat. Want we leefden in een andere wereld dan nu. De EU bestond niet, heette toen nog EEG, en als je binnen de toenmalige grenzen van dat gebied iets vervoerde had je naast een exportformulier voor de douane, ook nog een speciale verklaring nodig dat het hier ging om EU-goederen.
Alles omwille van de in/uitvoerrechten. Daarnaast was er de in een dik boek verpakte wetgeving rond al dat vervoer. Je moest een wetboek bijna uit je hoofd kennen waarin de goederen op typische overheidsmanier werden beschreven, gevolgd door een statistieknummer dat dan weer werd verwerkt bij het CBS. Een afwijking van de interpretatie leidde al snel tot hele discussies met de toen overal actieve douanemensen die je het leven als expediënt (want zo heette dat vak wat ik me eigen had gemaakt) aardig zuur konden maken. Immers, omdat we nog geen loodsmensen of chauffeurs in dienst hadden moest je alles zelf doen. Dus ook met die erg vervelende douanelui door een deur zien te komen. Zeker als je haast had, en veel van die luchtvrachtzendingen hadden dat per definitie in zich, je moest immers ook nog een vlucht halen. En daarover valt ook nog wel iets te vertellen. Want anders dan je zou verwachten en nu meer gebruikelijk, vervoerden de toenmalige luchtvaartmaatschappijen de meeste vracht gewoon in het ruim van hun passagiersvliegtuigen. En die waren nog niet meteen van het formaat ‘jumbojet’ dus dat was soms echt opmeten van de kartons of kisten die door klanten werden aangeleverd en dan maar zien hoe je het spul bij de uitverkoren maatschappijen onder kon brengen. Vaak moest je dan ook een route bedenken voor die handel.
Via Londen, New York, of Parijs dan wel Frankfurt naar de eindbestemming. Voor de buitenlandse maatschappijen was het zaak zoveel mogelijk weg te kapen van die Nederlandse markt. KLM was daarop toen zeer dominant maar ook anderen deden hun best de nodige lading aan boord te krijgen. Eigenlijk was luchtvracht een flinke extra bron van inkomsten die men in die jaren goed kon gebruiken. Het echte zware werk moest je dan via vrachtvliegtuigen laten vervoeren. Dat ging meestal prima, want die hadden grote laaddeuren en een versterkte vloer. Maar dat was nog de romantische kant van het verhaal. In de praktijk moesten er ook de nodige documenten voor dat vervoer worden gemaakt. Airwaybills bijvoorbeeld waarop je dan alle informatie van de klant, lading, route, maatschappij, gewicht, maten en het kilotarief moest opnemen. En die dingen tikte je dan in 15-voud of zo en verdeelde ze voor vertrek over o.a. die douanedocumenten, de lading en je eigen administratie. Dan maakte je de plaklabels met informatie over de zending en bestemming en het betreffende AWB-nummer en monteerde die (nog met echte vloeibare lijm)op de actuele lading. En dan bracht je alles naar de loods van KLM of AG waar het dan weer door een extra molen moest van de airline of diens vertegenwoordiger. Veelal was de geadresseerde van de zending een bevriende agent in de plaats waar het vliegtuig uiteindelijk de lading zou afzetten. En die agenten waren weer jouw tegenpool in dit werk. Gaf je hun de nodige lading (en dus klanten) stuurden ze jou weer allerlei sales-leads die dan moesten worden opgevolgd voor binnenhalen als klant. Het was een echte en uitgebreide leerschool, maar het beviel me uitstekend. Bleek goed voor het avontuurlijke, de talenkennis, maar zeker ook het daadkrachtiger zakelijk zijn. En dat alles in combinatie met die toch heel bijzondere Schipholse wereld. (Foto’s: Yellowbird collectie/archief)
Een derde van de werkende Nederlanders krijgt geen reiskostenvergoeding, ov-kaart of leaseauto van de baas. Van de medewerkers die 20 kilometer of meer van huis naar werk reizen moet 22% in eigen buidel tasten, omdat zij geen enkele vorm van vergoeding ontvangen. Dit blijkt uit een onderzoek van mobiliteitsprovider Athlon onder ruim 1.000 Nederlanders uitgevoerd door Multiscope. Ik kreeg dat een paar dagen terug onder ogen en moest meteen denken aan al die mensen die menen dat werkenden direct in een lease-auto van de baas zitten of een OV-kaart krijgen waarmee ze gratis op en neer kunnen reizen. Valt best mee, of tegen eigenlijk!
Onder Nederlanders is voor woon-werkverkeer de eigen auto het populairst. Slechts 13% reist met de trein, tram of metro naar het werk. Een extra vergoeding of bonus voor het gebruik van een alternatief vervoermiddel zou 23% van de werknemers stimuleren uit de auto te komen. Maar de meeste winst valt te behalen in de totale tijd die werknemers kwijt zijn aan de reis. Afscheid nemen van de auto is voor 81% van de werknemers geen probleem, wanneer dit de reistijd verkort. En zo zie je maar weer dat anders denken best mogelijk is, de files bestreden kunnen worden, zonder dat je meteen met milieubelastingen je Groenlinkse zin door wilt drukken.
Wanneer werknemers wel gebruik kunnen maken van een mobiliteitsoplossing, dan gaat het in ruim een op de drie gevallen om een kilometervergoeding voor de eigen auto. 29% van de werkgevers biedt medewerkers een vergoeding of abonnement voor het openbaar vervoer. Wanneer de werkgever de huidige reisvergoeding zou intrekken, gaan Nederlanders sneller voor een voordeligere oplossing. Maar liefst 38% geeft dan de voorkeur voor de oer-Hollandse fiets als vervoersmiddel, tegenover 23% die zou kiezen voor reizen met het ov.

