
Een auto jockie is iemand die met voertuigen dingen kan doen (of doet) die andere mensen niet in hun hoofd zouden halen. Het moet in je gestel zitten, in de genen. 90% van alle rijbewijsbezitters zijn veelal verstandige mensen, maar in die 10% zit ook een groep die maling heeft aan de wetgevers of dat wat je als normaal gedrag zou kunnen benoemen. Mijn stiefpa was er in zijn jonge jaren zo een. De avonturen die we meemaakten met de man waren soms bijna op het krankzinnige af. Zo had hij de gewoonte om de voorrang die onze woonstraat bood op de doorgaande straat die leidde van de Utrechtsebrug naar het stadscentrum, optimaal te benutten.

‘Voorrang is voorrang’ was zijn devies en hij reed altijd door. Behalve als er een tram van lijn 4 in de buurt was want daar had hij een zeker respect voor. Ging het altijd goed? Nee, maar dan had hij toch voorrang, dus de tegenpartij betaalde. Toen ik verkering had met vrouwlief en die op enig moment woonde bij haar ouders in hartje centrum bood hij vaak aan om haar ‘even weg te brengen’ met het op dat moment beschikbaar staande voertuig.

Dat was soms een bestelwagen. Dan nam hij niet de meer normale route naar het centrum maar reed bewust langs de boorden van de Amstel waar je de nodige hoge bruggen over de grachten tegenkwam, gas er op en de voorwielen kwamen los van de grond. Hoe harder je dan gilde hoe leuker hij het vond. Mij zette hij nog wel eens als klein jochie voorop de tank van een motorfiets en ging dan dwars door de straat heen op en neer scheuren. Bang werd ik er niet door, maar ik voelde best wel eens dat dit geen normaal gedrag was. Nu was er een vader van een vriendje die in de diverse stadions van het land op een speedwaymotor trachtte furore te maken, en ook die scheurde met die motoren gewoon door de straten heen. Nunanceverschil…daar zaten geen remmen op, die motoren van leasepa hadden die nog wel. Op een bepaalde dag had ‘pa’ in zijn handeljaren een Hansa ingeruild.

Dat was een bijzondere personenwagen uit de stal van het Noordduitse automerk Borgward. Zo’n auto had een viercilinder boxermotor en reed best. Omdat hij voor de ‘handel’ bedoeld was gingen we er op een zondag even mee ‘proefrijden’ en spoedden ons richting de Veluwe. De Hansa deed het best, die kon verkocht. Mijn vrouwlief in de dop zat net als ik op de achterbank, moeder voorin. Leasepa vond het in de vesting Naarden wel een leuk idee om daar over de keitjes van de (nu nog) matige bestrating scherpe bochten te maken. Een keer, twee keer, drie keer….Bang…Linkervoorband lek.. Daar stonden we. Dat was niet de bedoeling en wat hij er uitgooide heeft het klimaat vast jaren verpest omdat de weergoden dat taalgebruik minder apprecieerden… Maar na montage van het reservewiel reed hij een stuk minder hard. En zo kan ik nog wel een blogverhaal of wat vullen. En was hij daarmee bijzonder? Nee. Mijn naamgevende pa (ook een automan) nam me nadat ik hem vele jaren nadat hij ons gezin had verlaten weer eens ontmoette en ik aan den lijve ondervond dat hij ook in de auto’s zat, mee voor een proefrit in een net door hem gerepareerde Porsche 356. De oude Haagse weg op richting Schiphol. Ook hij kwam los met zijn wielen toen we over een steil viaduct heen reden. Hij keek me aan en vroeg ‘leuk he??’. Toen wist ik dat ik omringd werd door malloten. En dat ik zelf moest uitkijken om niet dezelfde gekte te vertonen. Nou dat is maar met mate gelukt. Maar daarover zwijg ik liever…. (Beelden: archief)






Hoe vreemd dat ook moge klinken, ik ben in mijn vroege leven niet bepaald opgevoed met Volkswagen als favoriet automerk. Niet dat ik die karretjes van vroeger niet kende hoor. Er reden er voldoende van rond om je een beeld te geven van hoe dat spul er uit zag. Maar mijn leenpa, toch een expert in het beroep van autotechnisch handelaar, zag niets in wagens met de motor achterin. Die waren maar onveilig en je stuurde je helemaal gek als er wind stond. Nu was dit bij veel auto’s met de motor voorin ook zo, maar die VW’s hadden voor hem nog een extra nadeel, ze kwamen uit Duitsland en dat lag in de jaren na de oorlog gevoelig. Leenpa had in de oorlog geleden. Het was echt vaag wat hij had meegemaakt met die Duitse bezetter, maar fraai was het niet geweest zo begreep ik wel. Dus hoefde er geen Duitse toerist aan hem de weg te vragen in Amsterdam, hij deed net of de man of vrouw niet bestond. De tik van de oorlog had velen bereikt. Hem ook. Toch was er een moment dat hij zijn zelf gekozen afkeur van dat Duitse succesmerk overboord zette. Dat was op het moment dat hij voor een klant een ‘bussie’ moest regelen waarin die man met zijn hele gezin kon verkeren als dat zo uit kwam.
Al snel had hij zo’n ding te pakken. Had een paar jaar moeten werken hij de lokale autoverhuurder in onze straat die indertijd al behoorde tot een van de grootste van onze stad. Maar leenpa kon daar redelijk mee door de deur, al was het wel zo dat we ook vaak mot hadden over de parkeerplaatsen voor de deur. Zowel het bedrijf als mijn ‘Pa’ wilden daar auto’s uitstallen en dat leidde nog wel eens tot conflicten. Hoe dan ook, dat busje was er en kostte niet de wereld. Maar ‘pa’ wilde toch wel graag even een weekendje kijken of hij het ding met iets van garantie op de kwaliteit zou kunnen verkopen aan de beoogde klant. En dus ging de bus een weekendritje mee. En wij ook. Raar gevoel zo voor in die Sambabus. Geen neus en het stuur plat tegen de ruit. Het leek in niets op wat wij tot dan hadden gereden en hoogte en lengte was best wennen. Ook voor ‘pa’.
Die was niet zo van de verkeersregels en had ook een (ik druk me netjes uit) opvliegend karakter. Toen we dus na een leuk dagje uit met het busje vastliepen in de altijd optredende file die stad-in ontstond bij de Middenweg in Amsterdam-Oost, zat hij zich danig op te winden. Wij moesten een paar honderd meter verderop linksaf en de stroom rechtdoor ging hem veel te langzaam naar de zin. Dus bedacht hij dat het handiger was om met het geleende busje over de tramrails door te rijden richting het stoplicht linksaf naar onze woonbuurt. Hij trok aan het stuur, gaf flink gas en trok op. De Opel die voor ons in de file voort sukkelde stopte plotseling en dat zorgde voor een fiks ongewild contact. Het busje liep rechtsvoor een behoorlijke deuk op, de Opel had schade aan de bumper. Het werd allemaal geregeld, Pa was daar goed in, schade was voor hem immers een jaarlijks terugkerende situatie. Vaak een gevolg van een ‘eigen schuldje’. Maar hoe hij het regelde met dat garagebedrijf van wie hij de auto leende is me niet duidelijk. Ik was er te klein voor. Wel weet ik dat er daarna helemaal nooit meer een VW voorbij kwam. Hij had er zijn buik meer dan van vol. Hij had eens moeten weten dat ik later een rol zou gaan spelen bij de importeur van dat spul. Hij zou zich vermoedelijk omdraaien in zijn graf. Als hij dat uit zichzelf al niet had gedaan. Al die graven, en niemand die bewoog. Niks voor hem…..