Gezongen liefde…

Gezongen liefde…

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: actie-b-en-l-zondat-220407-011-2.jpg

Is er een gemene deler in de muziek? Ja zeker, in 80% van de alle teksten gaat het over de liefde. In al haar vormen en kleuren. ‘I love you’ en meer van die dingen komen vrijwel altijd voorbij. Soms gaat het over scheiding, afscheid, maar meestal over alle zaken die het leven mooi maken. Wie sommige titels letterlijk vertaalt vanuit het Engels zal zien dat die liefde ook fysiek wordt beschreven. ‘I want to make love to you’ gaat over meer dan bloemetjes en bijtjes, maar toch vinden hele volksstammen dit geen enkele reden om die liedjes niet luidkeels mee te zingen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: hals-2-.jpg

Ik denk dat men vaak de teksten niet zo snapt of zo, maar OK. Toch is het wel opmerkelijk dat onze soort in staat is om al zingend en kwelend onze liefde voor ‘die ander’ uitgebreid met anderen te delen. Of ons verdriet. Want wie zijn/haar liefde kwijt raakt gaat ook vaak zingen. En herkenning maakt succesvol. Dat zien we ook terug in de hitlijsten of Spotify-ranglijsten. Gaat het dan nooit ergens anders over? Tuurlijk wel, er zijn ook liedjes over steden, (Geef mij maar Amsterdam…) over het leven in gevangenissen (zie Johnny Cash..), het overleven of het delen van drankzucht (Jan Boezeroen). Vader Abraham had het over diens Smurfen, maar ook over dat kleine cafe aan de haven, om het over zijn ontuchtige teksten maar niet te hebben.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: singer-9-.jpg

Sommige artiesten bezingen de blijheid van het zichzelf kunnen zijn, beschrijven oorlogen (99 Luftballons) of hun al dan niet tevreden zijn met hun huidskleur (Kermit de Kikker). Maar dat zijn in het grote aanbod van songs best de uitzonderingen. Het gaat dus veelal over de liefde. Mannen, vrouwen, over en weer, op en neer, telkens weer. En dat is al heel lang zo. En daarmee hebben we een gevoelig thema te pakken. We zingen het uit als we met die ander of de relatie bezig zijn, maar zwijgen over de sleur, het standaard patroon, het uitgeblust zijn. Dan komen we meer terecht in de wereld van de spot en cabaretiers.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: wp_000796.jpg

(I don’t want to make love to you anymore….) Die liedjes komen vaak niet in de hitparade. Het moet immers niet te confronterend worden of te echt. Dan doen we er het zwijgen maar toe. In sommige culturen wil men dat zwijgen graag opleggen aan een ieder. Immers ontuchtige teksten zijn niet voor iedereen geschikt. Voor ons westerlingen werkt het echter nog steeds goed. Ben wel benieuwd, zijn er teksten of liederen waaraan jij als lezer van mijn verhalen een zekere herinnering aan hebt dan wel betekenis aan geeft?? Laat maar weten…. Intussen zing ik mij een weg….(I’m singing in the rain, singing in the rain, what a glorious feeling, I’m happy again….) Beelden: Archief/Internet

Gemiste selfies…

Gemiste selfies…

Ik ben vast een roepende in de digitale woestijn als ik aangeef niks te zien in series beelden waarop ik zelf als onderwerp of lijdend voorwerp acteer. Hele volksstammen zijn met niets anders bezig zo lijkt het wel eens. Ze kopen daarvoor de meest geavanceerde foto-apparatuur of nog potentere smartphones met 45 MP’s, maar benutten ook filters in de software om er vooral zelf zo goed mogelijk uit te zien. Het fenomeen had al eerder mijn aandacht. Maar het is best confronterend als ik tijdens mijn zoektocht door de analoog opgeslagen diabeelden ontdek dat ik indertijd ongeveer alles en iedereen op foto of dia zette, maar zelf niet in beeld verscheen.

Ik weet ook nog wel dat ik daar indertijd echt geen behoefte aan had, of het moest een hoger doel dienen. Zo werden er nog wel eens professionele beelden geschoten voor artikelen in vakbladen of rond weer een opening van een nieuw dealerbedrijf waar ik bij betrokken was. Dan moest het wel. Maar verder zette ik toch vooral fraaie vliegtuigen, auto’s, vrouwlief of de rest van de familie en de toenmalige leuke en lieve huisdieren op de foto. Dat was op zich al leuk, want nu ik ze regelmatig scan komen ook herinneringen terug aan een totaal ander tijdperk en dieren die weer even aandacht krijgen omdat ze dat ook verdien(d)en. Wat ik natuurlijk ook zie is hoe snel een leven eigenlijk door je handen glipt.

De glans van de jeugd, de mensen die er niet meer zijn, de vakantiebestemmingen die je al dan niet in de herinnering bleef koesteren en sommige bestemmingen van toen die eigenlijk uit de hersenkrochten waren verdwenen maar je nu weer terug haalt. Zonder zelf in beeld te komen. Het blijft knap. Nou ja, ook weer niet, want anders dan met die huidige apparatuur die zelfs voor en achter foto’s kan schieten had die toenmalige SLR van Praktika of Minolta de narigheid in zich dat je die moest instellen op afstand en licht, en dan voor je gezicht zou moeten houden om tot een plaatje te komen. Grote kans dat je dan je buik in beeld had, of een oor, maar niet je hele gezicht. Tuurlijk had zo’n ding een zelfontspanner, kon je alles op een statief instellen, indrukken en dan heel hard rennend een positie innemen voor de klik van de camera je vastlegde voor later. Nou, ik heb er weinig gebruik van gemaakt. Niet veel veranderd. Tuurlijk sta ik wel eens op de foto nu, maar toch te weinig interessant om dat hier regelmatig met jullie te delen. Maar OK, voor deze keer een paar uit afgelopen digitale jaren. Ik was, ben en zal namelijk nooit zo selfie-gericht zijn. Dat laat ik toch meer aan hen die het ego boven alles doen gaan. Daartoe schrijf ik mijn verhalen. Helpt mij in ieder geval beter. (Beelden: eigen archief)

Uniform…

Een van de zaken die ik vanuit de geschiedschrijving zoals ik die hier elke zondag voor u neerleg toch weer terug kreeg in de herinnering was de toenmalige voorliefde voor ‘uniformen’. En dan bedoel ik niet die officiele en voor de politie of pakweg douane of KLM-vliegerkorps verplichte kleding, maar meer die zoals hoorde bij uitstraling en positie in de branche waar je werkzaam was of bent. Dat uniform van toen was het kostuum. Inclusief stropdas. En liefst elke dag iets anders. Toen ik onlangs voor een gelegenheid weer eens een stropdas tevoorschijn moest toveren schoot me te binnen dat ik tegenwoordig nog hooguit drie of vier keer per jaar een dergelijk kledingstuk om de iets uitgedijde nek strop. Een kostuum draag ik ook zelden meer en ik voel me daardoor toch een soort van bevrijd. In die vorige werkkringen was het kostuum verplichte kost. Zeker als je omging met relaties in het buitenland liep je er bij om door een Hollands ringetje te halen. Altijd schone overhemden mee, bijpassende sokken en gepoetste schoenen. Dat deed men daar ook, dus het was raar om er als een vent in zijn vrije tijd rond te hobbelen. Zou niet op prijs zijn gesteld.

Pas de laatste jaren zien we de trend van losse boorden, jeans, skinny jasjes en niet al te glimmende schoenen bij mannen. Ook als ze zaken doen. Kennelijk vinden we dat heel normaal en ik geef toe, zelf doe ik niet anders. Toen ik van de autobranche wisselde naar de wereld van de communicatie werd het colbertje op de jeans bij een wat sportiever overhemd norm. Een das was niet nodig, zelfs raar en daar paste ik mijn kleding op aan. Nu alweer bijna 20 jaar hetzelfde. Netjes maar niet overdreven. En nooit uniform. Dat gold indertijd overigens ook voor de stropdassen. Ik had ze in alle soorten en maten. Met opdrukjes, aangepast voor de gelegenheid droeg ik ze met vliegtuigen als onderwerp, of auto’s en uiteraard ook die dassen die waren uitgerust met een logo van het gevoerde of verkochte merk. Als steun en toeverlaat diende dasspelden. Ook al in verschillende soorten en maten. Soms met Laurel en Hardy als afbeelding, als ik iets vrolijks wilde uitstralen, een andere keer strak en zakelijk met het logo van mijn geliefde merk.

In de afgelopen jaren draag ik veelal een speld met een subtiel aangebrachte vulpen als toevoeging. Je bent breedschrijver of niet natuurlijk. Al die zaken mengen zich tussen verleden en heden. Veel van mijn toenmalige ‘uniformen’ gingen later richting kringloopwinkel of anderszins. Niet meer in gebruik en met een of twee kostuums in de kast kom je al een heel eind. Ik ontdekte toen ook dat ik wel erg veel keuze in de kast had hangen. Donker was overigens wel de norm. In de zomer net even vrolijker kleuren. Ook een soort VVD-look, double-breasted blauw jasje en grijze broek. Het kon en moest. Wat beb ik blij dat dit alles niet meer hoeft. En dat je tegenwoordig toch wat eenvoudiger gekleed door het leven kunt. Zal de huidige generatie zakelijke lieden deugd doen. Wat ik nu weer zie is dat veel van die lui als ze al een pak dragen van die wonderlijke overhemdboorden met teruglopende punten dragen. Waardoor de stropdas niet alleen de knoop laat zien maar ook een deel van dat wat om de nek geknoopt zit. Terug naar heel oude tijden. Die van de bovenklasse die dit droeg in combinatie met een hoge hoed. Dat onderscheidde van de werkende klasse die altijd petten droeg. Blijk ik toch een beetje een tussengeval, want ik draag tegenwoordig eigenlijk altijd een sportief petje. Mijn eigen uniform. Mijn eigen smaak. Vast niet goed, maar tenminste niet uniform…naar de verklaring van het woord dan. (Beelden: Yellowbird archief/persoonlijk)