
En als ik hiervoor nog schreef over wat er een eeuw geleden allemaal (niet) gebeurde, neem ik jullie vandaag even mee naar een kantoor bij een grote bank die toen nog haar hoofdkantoor had aan de Amsterdamse Herengracht. Daar vond je begin jaren 60 allerlei afdelingen waar in het pre-computertijdperk heel wat mensen werkten die naar gelang hun leeftijd en ervaring via een strak systeem van rangen en standen plus de nodige studie hun weg omhoog binnen dat instituut zouden kunnen vinden of dat al hadden gedaan. De afdeling waar ik indertijd als jong ventje was binnengekomen bestond uit tientallen mensen achter stalen bureau’s die in blokken waren ingedeeld naar rang en stand en zeker bij de functie passende status.

Waar ik toen zat was na mijn aantreden de afdeling van de jongste bedienden en zij die al een jaartje verder waren in hun carriere-status. Hoe verder weg je zat van de ramen (uitkijkend op de Herengracht en de grote concurrent AMRO aan de overkant) hoe lager de rang. Maar dat ging dan weer niet op voor de dames die er in die periode ook actief waren. Die zaten helemaal achteraan op een verhoging achter glas maar zonder deur met achter zich een afgesloten magazijn/archief.

De leeftijd van de dames was een afspiegeling van wat ook bij de ‘mannen’ speelde. Ze waren er in alle leeftijden, maten en uitmonstering. Zij tikten veelal op de toenmalige schrijfmachines kaarten die later een grote rol speelden bij het werk dat ‘beneden’ werd gedaan. Hoe dan ook, net als bij de mannen/jongens op die afdeling werd ook bij de dames eenmaal per jaar een nieuwe lichting meiden toegevoegd aan het bestaande bestand. Het kon ook zo zijn dat van de jonge meiden die vorig jaar waren ingestroomd voor een deel weer naar andere afdelingen verdwenen. Ging bij de jonge mannen ook zo. Lang geleden alweer stapte daar een meisje binnen dat nu nog mijn echtgenote en partner is.

Wij hadden snel contact met elkaar, verkenden, zochten, gaven niet toe, maar kregen elkaar toch te pakken. Zelfde frequentie, veel overeenkomsten in achtergrond, en bereid samen te knokken tegen wat wij zagen als onwenselijk maar zeker ook in de weg staand voor de zo gewenste zelfstandigheid. Het werd bij die bank niet zo begrepen, maar we zetten toch door. Na een tijdje lang intense verkering, verloofd, en kort daarop getrouwd. Hartstikke jong, geen idee wat het leven ons zou brengen maar zeker wetend dat we het wel gingen redden samen. Met hulp van de schoonouders een eigen stekkie bij hen in dat fraaie oude grachtenpand aan de Amstel. Later een eigen flat in de splinternieuwe Bijlmermeer. Het leven kwam met ups en downs maar samen maakte sterk, dus dat redden we wel. Verhuizingen, werk, veel werk soms, en nog steeds bij mekander. Tuurlijk oudere lieden nu. Maar die herinneringen blijven. Samen knokken nog steeds, soms onderling, maar dat sterkt…. Hoe dan ook, vandaag een fiks aantal jaren getrouwd. Ooit een bankstel….Maar door andere beroepskeuzes nu allang niet meer. Pensionado’s geworden en daarvan genietend. We vieren altijd heel bescheiden…Want dat verdienen we samen…(beelden: Prive-archief)


Op 21 maart 2014, de dag dat in dat jaar de lente begon, haalden wij hem als kleine kitten op bij medeblogster Bettina in Oss. Pixel. Gitzwart van kleur, fluweel van huid, ondernemend, maar vooral intens lief. Vanaf het eerst moment dat we hem hier onderdak boden, wist hij ons in te palmen. Een vrijdoos, knuffelkat, maar zeker niet zonder eigen wil. Zijn oranjerode en even oude broertje, Lucky, kreeg een warm onderdak bij een naast familielid. Vanaf het moment dat we Pixel in huis hadden leek het wel of ook in ons huis de lente echt door was gebroken. Hij was zo aanhankelijk dat hij echt een soort kind werd. Een diertje dat je constant wel moest aaien en dat was waar hij ook zeer van hield. Ach, hij maakte wel eens iets stuk in mijn hobbykamer, maar dat vergaf je hem als hij dan knorrend naar je op keek met die blik die hem zo kenmerkte.
Eigenlijk kwam hij ook in huis als gezelschap voor onze ‘oude theemuts’ Poespoes, die na het verlies van haar even oude broer een jaar eerder, toch een wat zoekende en eenzame indruk maakte. De oude dame en de jonge kater gingen al snel heel goed met elkaar om. Helaas duurde dat niet zo lang. Poespoes was op leeftijd, had nog nooit een dierenarts gezien, maar was ineens ‘op’. Werd benauwd en dat noopte tot een beslissing die Pixel nu op zijn beurt alleen deed zijn. Iets waar hij maar matig van hield. Als we wel eens een dagje of zo weg wilden keek hij ons voor het raam na en braken we zowat of zegden soms die tripjes bijna af. Reden waarom we een maatje voor hem zochten in de vorm van de achteraf bezien zeer ongelukkige Punky die naar later bleek zo’n slechte start te hebben gemaakt dat dit zijn korte leven elke vreugde uit het jonge diertje zou weghalen.
Pixel bleef een stabiele factor, maar had weinig op met deze nieuwe kameraad. Sterk/zwak ging kennelijk niet goed samen. Pixel werd de dominante kater en dat was even een andere kant van zijn karakter die wij nooit eerder hadden gezien, maar achteraf logisch bleek. Nadat we eind vorig jaar november die arme kleine stakker moesten laten verlossen uit zijn lijden, was er intussen een nieuwe kandidaat huisvriend aangetreden in de vorm van de meer extravagante Prins Percy. Dat ging wel goed samen en de kleine Prins kreeg van Pixel een opvoeding die er toe leidde dat die intussen best grote jonge kater zijn zwarte maatje overal volgde. Van onder naar boven in ons huis, maar ook in bed. Want Pixel was een bedslaper. Mandjes had hij minder mee. Tegen ons aan in bed vond hij veel fijner. Een speciale poezendeken bracht uitkomst. Kon hij trappelen en zich daarna nestelen. Anders dan andere poezen en katers die wij gewend waren, sliep hij dan als een mens.
Diep, zonder onderbrekingen en dicht tegen je aan. Grappig genoeg nam de prins dat van hem over, al ligt die dan niet strak tegen ons aan. Pixel lag ook tot op het laatst naast me als ik hier in mijn werkkamer mijn stukjes tikte. Altijd op een kussen naast mijn bureau. En als het moest gewoon op mijn toetsenbord omdat hij even extra aandacht wilde. Vaste waarde, vaste prik. Altijd lief, altijd onvoorwaardelijk trouw en dus nu enorm gemist. Gisteren, de dag na Kerst, moesten we hem laten inslapen. Preventief. Oorzaak, een gemuteerd Coronavirus in zijn intussen sterk vermagerde lijf. Want hij viel in de laatste fase van het jaar enorm snel af. Van 5,5 naar 4 kilo. Opmerkelijk. At ook nauwelijks meer. Dan denk je al snel aan iets anders, maar na bloedonderzoek en analyses plus drie confronterende gesprekken met der dierenartsen werd het oordeel vrijwel even erg.
Hij zou enorm gaan lijden als we niets deden. Dat wilden we niet. Het voorspelbare trauma van ‘middelen die erger bleken dan de kwaal’ bij Punky zat en zit zeer hoog. We besloten hem wel nog tijdens de kerstdagen bij ons te houden en te verwennen. Hij at weer wat, hij deed alle dingen die we zo van hem waardeerden. Hij was als altijd lief en aanhankelijk, lag strak tegen me aan in bed. En mijn hart brak, bij elke aai die ik hem gaf. De decemberdip was en is dit jaar extra diep. Het afscheid is een open gescheurde wond geworden. Naast mij op dat speciale kussen ligt nu geen zwarte kater meer. In bed heb ik weer wat extra ruimte, maar o hemel wat mis ik dat diertje nu al. Net 4,5 jaar oud geworden…Maar gelukkig in een poezenhemel en naar we oprecht hopen hier op aarde veel leed bespaard. Ook een vorm van liefde. Wel een heel pijnlijke vorm….heel pijnlijk!