
Ik ben een pragmatisch mens en verdrink veelal niet in ‘what if’ filosofische overpeinzingen ten aanzien van zaken die de geopolitiek of in onze eigen microwereld bepalen. Nee, aanpakken is handiger dan lang nadenken. Dat kenmerkt de creatieve, snelle, daadgerichte mens. En zo een ben ik wel. Het was dus even aanpassen toen ik op jonge leeftijd door het al eens vroeger beschreven besluit om mij vrij te stellen van militaire dienst vanwege mijn hoofdkostwinnerschap en getrouwde status, terecht kwam bij de BB. ‘Bij de wat?’ vragen jongere lezers zich nu wellicht af, nou die letters stonden voor de Bescherming Bevolking.

Een organisatie die, naar de plannen van toen, een coordinerende rol speelde tussen politie, ambulancediensten en brandweer tijdens een of andere ramp of conflict. De BB als organisatie een overblijfsel uit het denken van tijdens en kort na WO2 met in het achterhoofd uiteraard de dreiging die daarna ontstond door de scheiding van de Oost/West blokken in onze toenmalige wereld. De meeste leden van het voetvolk bij die BB kwamen voort uit types zoals ik die de dienstplicht ontgaan alsnog een rol moesten spelen voor het vaderland. Dus werd ik als jong mens opgeleid, kreeg een (grijs) uniform met bijpassende helm en leerde wat het is om voor volk en vaderland mensen te gaan redden. Maar al snel was mij duidelijk dat een daadkrachtig type als ik niet in de wieg was gelegd voor het sjouwen van brancards. Ik stuurde op Schiphol toen al een hele afdeling aan, was o.a. logistiek opgeleid in de praktijk en hield van aanpakken.

Na een brief richting de Minister van BiZa kreeg ik een gesprek met een leidinggevende van de Amsterdamse BB en die deelde me daarna in als Asst.Commandant Reddingdiensten. Dat hield in een of twee keer per jaar opkomen voor een oefening in een grote ondergrondse bunker in het chique Amsterdam-Zuid. Soms in aanwezigheid van de Burgemeester of commissaris van politie werd dan geoefend dat er een atoombom om de Dam was gegooid. Wat te doen in zo’n situatie?? Vele scenario’s werden nagespeeld, ook met het voetvolk dat in busjes van de organisatie dwars door Amsterdam werd gestuurd om denkbeeldige slachtoffers te bergen. Het was elke keer dolle pret. Als men dan later in vergadering bijeen kwam om te evalueren wat je in een echte situatie zou doen die hier op leek stelde ik heel simpel vast dat ik dan echt niet vanaf huis naar die bunker zou komen om dienst te gaan doen. Een atoombom was m.i. van een kracht die alles zou wegvagen op mijn weg richting die bunker en mij zou uitschakelen voor ik dat doel bereikt zou hebben. Ik las en zag indertijd voldoende informatie die me de destructieve kracht van A-wapens duidelijk maakten. De overige ex-dienstplichtigen beaamden mijn stelling. Het werd niet op prijs gesteld. Theorie versus praktijk. Intussen is die dreiging weer wat in hevigheid toegenomen. De BB bestaan niet meer, de brandweer moet het nu oplossen. Maar hoeveel van die wagens en manschappen zouden uit kunnen of willen rukken bij een nucleaire aanval?? Loopt vast niet goed af. Precies zoals ik het toen voorspelde….. Carriere maakte ik er overigens niet meer, sterker nog, toen ik verhuisde naar het nieuwe land hoefde ik uberhaupt niet meer op te komen. Almere kende geen BB en nog minder het idee dat de Russen die stad toen in het vizier zouden nemen. De theorie bleef, de praktijk werd afgelost….. Het was Wiegel die er een streep onder zette. Uitstekende beslissing…(Archiefbeelden)


Naast de grootmachten die ik in de afgelopen maanden al eens de revue liet passeren via hun grote strategische bommenwerpers, was er natuurlijk ook nog Groot-Britannie. Dat land had het bombarderen van vijandelijke steden tot kunst verheven in WO2 en men vond de dreiging vanuit de Sovjet-Unie zodanig groot dat men meteen na de oorlog aan de slag ging met de ontwikkeling van maar liefst drie grote bommenwerpers, waarvan de Avro Vulcan er een was. Die machine viel direct op door zijn vormgeving, want anders dan bij de door Handley Page en Vickers ontwikkelde vliegtuigen had de Vulcan een driehoekige deltavleugel. Het was hiermee een tijdlang een uniek toestel dat al in 1952 voor het eerst vloog en vanaf 1956 bij de RAF in dienst werd gesteld. Met haar vier zeer krachtige Bristol Siddeley Olympus straalmotoren haalde de Vulcan dik 1000km/u op een hoogte van 20km. De Vulcan kon bommen en radio-bestuurde raketten meenemen over een afstand van bijna 8000km.
Toch was het na 48 gebouwde vliegtuigen eigenlijk al afgelopen voor deze zware jongens, want de Britten hadden intussen ook de beschikking over onderzeeboten met Polaris-raketten en die waren goed in staat om vrijwel ongezien de vijand te bestoken. De Vulcans kregen een andere rol. Ze werden ook voorzien van een camouflage-verflaag, de oorspronkelijke witte kleur was vooral bedoeld om de hitte van atoomontploffingen te reflecteren. De Vulcan werd voortaan een klassiek wapensysteem. En langzaam aan ook uitgefaseerd omdat de Britten ook de Tornado jachtbommenwerper aangeschaft en die kon die rol tegen lagere kosten ook uitvoeren.
Ik ben een vliegtuigspotter. Iemand die vanaf zijn jeugd is gefascineerd door het fenomeen van de vliegende metalen vogels. Net als duizenden anderen die dit zien als een serieus te nemen hobby. Elk vliegtuigtype kunnen onderscheiden en ook de maatschappij of luchtmacht die het toestel gebruikt. In die zin had ik een rol kunnen spelen bij een heel bijzonder fenomeen dat na de Tweede Wereldoorlog werd ingezet als verdedigingslinie van ons met kwade bedoelingen bezoekende vliegtuigen uit het Oostblok. In 1950 startte men in ons land namelijk met de bouw van een keten van torens die waren bedoeld om laag vliegende (onder de radarketen van toen) Russische vliegtuigen te spotten, hun richting en bedoelingen in te schatten en dat door te bellen naar de luchtverdediging van toen. Gebouwd op heel wat verschillende plekken, verspreid over heen Nederland. Bemand door het Korps Luchtwachtdienst (KLD) en actief gebruikt tijdens de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. In basis torens met een soort betonnen honingraatconstructie en wel op zodanige wijze uitgevoerd dat het niet te veel zou hoeven kosten.
Bovenop die torens een platform en dat was te bereiken met steile metalen of houten trappen. Het systeem heeft uiteraard nooit om het eggie hoeven dienen. De Russen kwamen niet, gelukkig maar, en onze radar- en afluisterapparatuur werd zodanig goed dat we de menselijke observaties niet meer nodig hadden. Van de oorspronkelijke 276 uitkijkposten (een deel was op bestaande hogere bebouwing gevestigd) bleven er maar weinig over. Naar verluid zijn er nog maar 19 zichtbaar in het landschap. Een daarvan bezochten we onlangs. In een plaatsje waar ik zelf nog nooit gehoord had zelfs, Strijensas, midden in de Mariapolder, aan het water niet te ver van de Moerdijkbruggen. Deze is gebouwd op een oude kazemat (1938) en heeft dus een behoorlijk fundament.
Tijdens de open dag die in de lokale krant werd aangekondigd en door een van onze lieve vrienden uit de omgeving opgepikt, beklommen we die toren (gevaar voor eigen leven..) en keken uit over de polder en de rivier. Voor mij is dat geen genoegen, want last van hoogtevrees, maar toch wel even een aardige indruk van hoe zoiets in de praktijk moet zijn gegaan. Kompas, verrekijker, op de rand van de toren aanduidingen van welke plaatsen in een bepaalde zichtrichting te vinden waren. Men houdt de boel hier in ere. Vrijwilligerswerk. En zo hoort het ook. De geschiedenis was mij onbekend. En ik vind het knap te bedenken dat al die lui die dat werk deden ook in dezelfde boekjes als ik indertijd hun basiskennis opdeden om al die Russische vliegtuigen te kunnen onderscheiden van de laagvliegers uit eigen gelederen. Ik ben blij dat ik dit heb gezien. Net als die polder, op de uiterste noordoostpunt van de Hoeksche Waard. Ik was verbaasd dat ook daar mensen wonen…maar dat is een andere discussie…