Succesvolle Borgward-dochter; Lloyd!

Succesvolle Borgward-dochter; Lloyd!

Alweer zo’n Duits merk dat allang geleden verdween omdat moeder Borgward de concurrentie met de grote Duitse fabrikanten van toen niet langer kon volhouden en ten onder ging.

Maar tijdens de hoogtijdagen van de Duitse na-oorlogse heropbouw mateloos populair was. Lloyd bouwde na de tweede W.O. vooral kleine auto’s. Als je goed keek zag je een te heet gewassen Isabella in de Lloyd 300/400/600 reeks en trok mede daardoor de compacte auto veel kopers die ook in de markt waren voor een BMW Isetta of Messerschmitt Kabinenroller. De eerste Lloyds nog gemaakt van triplex dat werd overtrokken met leerdoek. Voorin een 2 cilinder tweetaktblokje dat door de jaren wel iets groeide, maar toch niet veel meer snelheid te bieden had dan 75 tot 85km/u.

Qua indeling waren het zeer compacte maar min of meer volwaardige autootjes, al zal een VW UP! van nu er als een reus uitzien als je die er naast ziet staan. Lloyd was wel zo slim om ook een soort tegenhanger voor de Fiat Multipla uit te denken, die als LT500/600 reeks in de showroom te vinden was. De techniek kwam van de kleine sedans maar de vormgeving bood ruimte aan zes personen. Hij was er zelfs met een verlengde carrosserie en ook als besteller werd het ding aangeboden. Een leuk autootje al moest je dan geen enkele haast hebben als je er mee reed. In 1957 verscheen de volledig stalen Alexander. En dat was toch iets meer auto.

De vormgeving nog steeds sterk gelijk aan de grotere Borgwards, technisch nog steeds een tweetakt, nu met 19pk en goed voor 100km/u. Die Alexander was een goed ding en bleek ook sterk. Een opgevoerde (..) versie werd als TS aangeduid en had zomaar 25pk onder de korte motorkap. Daarmee was 110km/u haalbaar. Een ander onderstel hield al die pk’s (..) in bedwang, maar er was ook een automatische bak leverbaar op de 600cc grote Tweetaktmotor. Een combi was bij de kleine Lloyd’s ook nog een leuke optie. Best bijzonder in deze klasse. Een erg exclusief ding was de door Frua uit Italie ontwikkelde sportcoupe. Een wagen die iets weg had van een gekrompen Renault Floride, allemaal rood gespoten, maar in zeer beperkte aantallen gebouwd.

Wie er nu een zoekt moet diep in de buidel tasten. Een Arabella was dan een betere optie wellicht, een echte vierzitter die door Borgward wat overhaast op de markt werd gezet in de nadagen van het concern. De wagen oogde zeer elegant, had een viercilinder motor voorin, haalde 130km/u maar barstte van de kinderziekten. Daardoor alleen al verkocht de grote Lloyd matig. Echt de tijd om de fouten te corrigeren en de markt nog wat extra te bewerken kreeg Lloyd niet meer. Moeder Borgward gaf er de brui aan, zoog dochtermerken als Hansa en Lloyd mee in de ondergang. Einde oefening! Intussen zijn er wel wat liefhebbers voor de wagens van het merk te vinden. Meer in Duitsland dan in Nederland, maar toch. En als je er een ziet, weet je ook weer waarom we in de huidige tijd toch maar een stuk meer gewend zijn geraakt aan veiligheid, ruimte en prestaties. (Beelden: archief)

Type werd merk…Jeep!

Type werd merk…Jeep!

Eigenlijk is het merk Jeep niet veel meer dan een aanduiding voor een soort voertuig. Een General Purpose Vehicle, door de Amerikaanse GI’s aangeduid als Gee Pee (uitgeschreven spreektaal) kortweg Jeep.

Een auto die voor militaire doeleinden te benutten was, overal doorheen kon ploegen en ongeveer alles kon vervoeren waaraan een legereenheid behoefte had. Een auto ook die moest kunnen worden geladen in elk Amerikaanse toenmalig transportvliegtuig, desnoods door amateurs in een paar uur in en uit elkaar te bouwen moest zijn en tenminste vier personen kon vervoeren. Het ding werd een auto met naam, en nadat hij min of meer was uitgevonden door het onbekende bedrijf Bantam, kwam de productie terecht bij het ook al minder bekende Willys-Overland.

Dat bedrijf zou de serieproductie van de oer-Jeep verzorgen maar moest al snel hulp vragen bij o.a. Ford. Honderdduizenden Jeep’s werden er zo geproduceerd, veelal ook bij andere bedrijven die mee mochten helpen om de geallieerden te voorzien van voldoende Jeeps om de oorlog te helpen winnen. Veel Jeep’s werden zo ook relatief snel afgeschreven. Als de opmars van de geallieerden er om vroeg, of als zij zich in een of andere slag terugtrokken bleven er de nodige schade-wagens achter. Vaak werden die dan door burgerbedrijven opgepikt en weer rijwaardig gemaakt. Zeker na de oorlog was dit het geval. Oude Jeeps werden omgebouwd voor politiediensten, ze reden als bestelwagens, creatieve geesten deden alles met die wagens om vervoer te verzorgen waarbij de Jeeps trouw dienst deden tot ze werden vervangen door meer geciviliseerde auto’s.

Jeep werd een begrip, een merk, en Willys in een adem genoemd als fabrikant. Dat bedrijf bouwde normale auto’s na de oorlog, waarbij je veelal het oude militaire concept terug kon vinden. Met probeerde het ook nog met meer normale personenwagens als de Aero, Wing of Lark. Die kenden een aardig succes in met name de V.S. en Zuid-Amerika. Het merk Jeep kwam uiteindelijk op zichzelf staand in handen van Chrysler dat met die naam indruk wist te maken. Men bouwde modellen als de Cherokee, Grand Cherokee, zette moderne varianten van het oude thema op de agenda en trok zo een publiek naar zich toe dat viel voor het sportieve of stoere wat dit merk toch in zich had.

In Nederland werden aangepaste Jeep’s voor het leger gebouwd door NEKAF, in India bouwde Mahindra ook decennia lang allerlei variaties op het thema. De Jeep, van type tot merk, maar zeker ook tot begrip in de 4×4 klasse. Want voor veel mensen zijn terreinwagens per definitie ‘Jeeps’, terwijl ze werden gebouwd door Japanse, Koreaanse, Chinese, Russische of andere fabrikanten. En dat is eigenlijk een compliment voor een wagentype dat zich in de meest lastige tijden wist te ontwikkelen tot een trouwe bondgenoot voor veel militairen die er voor hun leven en veiligheid afhankelijk van waren. Een mooi compliment voor een in basis zo simpele auto. (Beelden: Yellowbird archief/internet)

Mag ik dan bij jou?

Twitterd4e3bfaBij de presentatie van de Top-2000 voor dit jaar bleek dat een paar politiek geladen nummers de top-10 van die lijst zijn binnengekomen. Nummer 1 dit jaar is John Lennon met zijn ‘Imagine’. Min of meer veroorzaakt door de verontwaardiging over de barbaarse aanslagen door heidenen op de joods/christelijke maatschappij die in Frankrijk op zich ondergeschikt is aan de Republiek. Naieven blijken vaak creatief als het gaat om hun al dan niet gespeelde verontwaardiging of verdriet. Na de aanslag op de redactie van een niets zeggend maar kritisch krantje in dat zelfde Frankrijk begin dit jaar is naiviteit t.a.v. die barbaren wel erg dom. Maar goed, het ging mij om de inhoud van het liedje dat op nummer 6 in die tophitlijst staat. Het gaat om het werkje van Claudia de Brey. Licht overschatte dame met een gulle lach en volgens mij verkeerde politieke inslag. Door de gastenlijst van het VARA-propaganda-programma DWDD bekend geworden en daar dan ook regelmatig te gast. Haar liedtekst spreek veel mensen aan. Wel vanuit verschillende invalshoeken, al zal zij dat niet zo zien.

Vluchteling 3Claudia is kennelijk bang voor rechts, met name de extreme vorm daarvan. Mochten de PVV’s of FN’s van deze wereld de baas worden en anders denkenden over de grenzen zetten zet Claudia haar huis open voor hen die dat zou treffen. Mensen die al jaren lijden onder de arrogantie van de macht, zo goed merkbaar bij het zonder pardon neerzetten van hele wijken voor nieuwkomers in buurten of dorpen die daar niet voor geschikt zijn, zien in de teksten van Claudia ook invulling voor hun angsten. Immers het lijkt er op ‘dat hun straat, buurt, stad of land’ wordt overgenomen door hele groepen mensen die ook nog eens vijandig staan t.o.v. hun gastheren/vrouwen. Parijs is in dat opzicht een opmaat voor hun angstige twijfels. ‘Mag ik dan bij jou’ is een vraag zonder echt antwoord. Toen in de tweede W.O. joodse mensen werden afgevoerd en bedreigd met de dood in de gaskamers konden zij bij sommige maar lang niet alle Nederlanders terecht. Met gevaar voor eigen leven nam die minderheid onderduikers op in hun huis. Of vluchtelingen uit gebieden in ons land die door de toenmalige oorlog enorm waren getroffen. Prachtige voorbeelden van gezien of over gehoord of gelezen.

WP_20151210_001 (2)Heldendom is niet dat je meteen gewapende weerstand biedt aan de vijand, maar dat levert meestal minder lintjes op. Zoveel is zeker. Zouden we in voorkomende situatie weer in staat zijn om mensen onder te laten duiken? Wie van ons is bereid om dit direct te doen? Ongeacht geloof, herkomst, politieke opvatting of wat ook? De vraag stellen is hem beantwoorden. Weinigen denk ik. De hele vluchtelingen(..)problematiek  van nu vertelt veel over onze instelling op dat gebied. OK, familie en vrienden zouden we direct onderdak bieden en brengen. Dat is toch een onderdeel van je eigen leven. Maar vreemden? Hele gezinnen?  Voor veel mensen is het onderdak brengen van een huisdier al te veel gedoe, zelfs als dit dier een tocht richting asiel zou moeten maken indien we niet bereid zouden zijn tot opvang. ‘Gedoe, druk, overlast, kosten’, de moderne mens is niet zo sociaal. En dus is de inhoud van dat liedje van die Claudia de Brey vooral mooi als symbool. Moeten we het vooral meezingen, maar er geen conclusies of verplichtingen aan verbinden. Want de meeste mensen zijn gewoon niet in staat of bereid om hun eigen leventje zomaar open te stellen voor anderen. Laten we daarover gewoon eerlijk zijn. Onlangs zag ik de aanbiedingen van NS/Thalys voor tripjes naar Parijs. Lekker goedkoop, leuk voor een dagje winkelen in de Lichtstad. De barbaren spelen geen rol meer. Het leven moet door. Laten we dan ook die emoties eens beheersen. We zijn gewoon egoistische lieden! Klaar! Ik lees het wel als we het oneens zijn……dan kom ik wel naar jou…:) (Foto’s: NPO/internet/Yellowbird)