
Ooit was er een wat oudere heer in onze familie die van twee generaties boven ons stamde en soms in een nostalgische bui vertelde over de auto’s (en berijders) van ver voor de oorlog. Maar ook over het feit dat hij als kind de oer-Zeppelins nog had zien vliegen boven Amsterdam. Ooit geloofde men namelijk in heel wat landen met enige technische bagage dat een luchtschip de toekomst zou brengen qua intercontinentaal vervoer. Immers qua omvang zo groot als een beetje schip uit die tijd, maar dan in staat om op te stijgen en op relatief lage hoogte richting New York of zo te ‘varen’. Bij gebrek aan de toen nog wat onder ontwikkelde luchtvaart, de vliegtuigen van toen nog best simpele dingen met wat minder betrouwbare techniek, dachten heel wat overheden en technici dat deze opgeblazen dingen het zouden gaan maken. Bewijs werd geleverd door met name de Duitse Zeppelins die over de oceanen vlogen met in hun kajuit rijke passagiers die prima verzorgd door het boordpersoneel in fraaie rieten stoelen uitkeken over land en zee en soms zagen dat het luchtschip zich marginaal sneller bewoog dan de echte zeeschepen die toen nog de oceanen bevolkten. Het einde voor deze vorm van vervoer kwam met de Hindenburg ramp in1937.

Door het gebruik van zeer brandbare waterstof (..) explodeerde de grote en trotse zeppelin bij de landing op een veldje bij New York. Van de 97 mensen aan boord kwamen er 35 om het leven. Normaal zaten de gascellen voor die dingen vol met helium maar dat werd aan Nazi-Duitsland niet meer geleverd. Klaar was men daarna met het principe. De vliegtuigen namen de rol als primaire vervoerders over. Dezelfde grootvader die ons over die zeppelins vertelde had het ook over de stoomtreinen die ons railvervoer decennia lang voor hun rekening namen. Wij als stadsmensen (kinderen) hadden de laatste Nederlandse stoomlok nog voorbij zien komen halverwege de jaren vijftig, maar waren intussen gewend aan elektrische voortstuwing van die railrupsen.

In Duitsland reden die kolen- of oliegestookte treinen nog tot ver in de jaren 70 en ik heb ze als jong ventje daar nog wel gezien. Heel indrukwekkend. Dat maakt dat ook ik af en toe even verhaal over wat ik toen zag. De kracht van de cilinders, de stoom en rook die aan alle kanten uit die krachtige werkpaarden vandaan kwam. Ik kan er soms mooie verhalen over vertellen. Net als over die eerste grote vliegtuigen met propellers, trolleybussen in Arnhem, zware trucks waarop nog twee mensen zaten die samen alle werk opknapten, misschien wel reparaties uitvoerden onderweg. Of over de bussen van Maarse en Kroon of de NBM. In de loop van de jaren heb ik daar specifiek al eens over geschreven hier. De lezer wil me wel vergeven. Ooit, ver in de toekomst, vertelt een jong mens van nu, als ouder of grootouder aan zijn nageslacht over die elektrische (en uitgestorven) Tesla’s of YingYangs die zo fraai oogden. Terwijl men weer per paardenkoets of trekschuit reist mijmert men dan in die familie over lang vervlogen tijden. Zoals ik doe als het gaat over die zeppelins, stoomtreinen en propliners….(beelden: Archief)







We hadden weer eens een paar kaartjes gekocht voor een dagtripje, de lente leek in zicht en de behoefte om weer eens iets aardigs te ondernemen verdrong de weerstand om weg te gaan. Dus togen we na enig overleg naar Dordrecht. Een stad die we al een paar maal eerder bezochten, maar nu eens uitgebreid wilden verkennen. De trein die ons bracht reed via een stuk of wat tussenstops (het was een Intercity, maar leek wel een Sprinter…) binnen 1,5 uur naar de Dordtse eilanden. Waar het gezellig druk bleek te zijn. Mooi weer, maar flink frisse wind. De ligging aan het vele water zorgde voor kilte. Nam niet weg dat we al snel een leuk ogend koffietentje vonden. Maar het bleef bij ogen. Zelden zo’n chaos in de bediening meegemaakt (en vooral ook gehoord).
En de prijs/kwaliteitsverhouding was daarbij compleet zoek. Ach, kniesoor. Lopen maar weer, rondkijken, de prachtige oude panden bekijken, de grachtjes, en de verrekte aardige winkeltjes waarvan veel gevuld met ‘antiek’ of spullen die daarop lijken. Dordrecht barst trouwens ook van de horeca. En anders dan die eerste indruk was het daar in tweede termijn prima toeven. Waar dat ook zo was, het Museum van Dordrecht, waar men een reeks aardige collecties onder dak heeft en waar je daardoor best een paar uur kunt doorbrengen. Het was er gezellig druk. Prachtige tuin trouwens en een goed gevuld restaurant. Aanrader als je daar een keer bent. Wij liepen verder.
Wilden wat zien van de havens. Want die heeft Dordrecht. De ligging aan het water maakt dat de stad niet alleen kwetsbaar is voor storm en hoge waterstanden, maar ook dat je daar schepen en boten ziet in alle soorten en maten. Het befaamde stoomfestival geeft die haven extra aantrekkingskracht. En van die oude schepen liggen er een stel in de fraaie havenkommen waar omheen de nodige oude panden de sfeer geven van eeuwen terug. Kwekkkerdekwek met inwoners is ook simpel.
En voor de liefhebbers zijn er bij die haven ook nog wat aardige kringloperige winkels te vinden. Wij vonden er niks van onze gading, maar dat kwam ook doordat we ons zelf wat discipline oplegden voor we vertrokken. Met een anker lopen slepen voor in de tuin is onhandig als je nog terug moet in zo’n gele rups. Wat we uiteindelijk na flink wat gewandel in de loop van de middag deden. We wilden voor de spits zou beginnen thuis zijn.
Daarbij hebben die kortingkaartjes ook wat beperkingen t.a.v. reistijden. Voor vieren en anders wachten tot na half 7. En dat werd ons te laat. Maar laten we wel zijn, dat Dordrecht is een aardige plek om te vertoeven. Het mist maar weinig van de aantrekkelijkheden die andere steden zoveel mensen doen trekken. Deze parel lijkt nog niet ontdekt. Ook al ligt het nog zo dicht bij Rotterdam. Voor de sfeer is dat maar goed ook denk ik. We komen er zeker nog eens terug!