DAB+

DAB+

Al een aantal jaren worden wij als consumenten rijp gemaakt voor de nieuwe vorm van radio ontvangen, namelijk via DAB+, wat in feite gewoon online-radio-ontvangst betekent. FM, veruit de meest bekende vorm van nu, gaat op termijn verdwijnen omdat de zendgemachtigden te weinig ruimte vinden op de benodigde frequenties om ons allen te bedienen met hun klanken en vertelsels. Nu is dat DAB+ nog best iets in de kinderschoenen. Want koop maar eens een radio die daarop is ingericht. Veelal is het niet veel meer dan een vierkant blokje van plastic of hout dat met een al dan niet blikkerig geluid maakt dat je uberhaupt nog iets kunt horen of verstaan. Wij kochten ooit zo’n dingetje. Met een enkele knop moet je zien dat je al die digitale zenders in beeld krijgt en de door jou vast beluisterde kunt dwingen om elke dag op dezelfde plek aanwezig te zijn. Raak die knop niet verkeerd aan bij aan/uit zetten want dan is die zender verdwenen en mag je het hele menu weer doorlopen.

Ik heb zelf nog geen grotere apparaten gezien die ook het aanzien zelf waard zijn. Zoals ik ooit een Japans apparaat kocht dat met diverse boxen uitgerust stereo-surround aanbood en met name als je een DVD-of goede film via de kabel draaide bioscoop-kwaliteit uitstraalde. Ik was er altijd verguld mee. Ook de radiokwaliteit (FM/Analoog) was geweldig. Maar ja, de moderne tijd, op enig moment besloot Ziggo, onze kabelaar, om de analoge radiozenders in de prullenbak te mikken en alleen nog maar digitaal uit te zenden. Resultaat, wil ik nu radio luisteren via de kabel moet ik de tv aanzetten. Zullen sommige mensen vast doen en leuk vinden, ik niet. Ik ben van de strikte scheiding van radio/tv.

Nog los van het energieverbruik. Voor de radio-uitzendingen hebben we nu een kleinere FM-radio bovenop de fraaie Japanner neergezet. Maar o wee, als DAB+ dwangmatig wordt ingevoerd is het afgelopen met de radio-ontvangst. En hoe zit dat in de auto? Ook daar? Ik word er mesjogge van. Allemaal nieuwe technieken waar ik niet op zit te wachten. Laat wat goed is gewoon intact en biedt mensen die dat perse willen het nieuwste van het nieuwste aan. Tegen meerprijs. Ik vrees dat ik tegen dovemansoren praat als ik daarop wijs. Ik ben niet bang voor digitaal hoor, echt niet, kan aardig uit de voeten met laptop en iPhone en dergelijke. Maar merk wel dat er hele functionaliteiten opzitten die ik nooit zal benutten. Dat geldt dus ook voor DAB+. Pas als ik weer een mooi toestel zie met vooruitstrevende geluidskwaliteiten zal ik wellicht overwegen om ook…. Tot dan draai ik wel cassettebandjes…. Maar o jee, dan moet ik eerst een speler aanschaffen…want ook die is verdwenen…. (Beelden: Internet)

Tele-visie…

Tele-visie…

Als ik terugkijk in de tijd zie ik ons als gezin met beperkt budget kijken naar de eerste televisie-uitzendingen van die tijd. Stiefpa had bij een van zijn handeltjes een Philips TV-toestel als betaling ingenomen. Meer een enorme glanzend opgewreven meubel met daarin een klein TV-toestel voorzien van een vrijwel rond scherm dat een groenachtig beeld uitstraalde. De bijbehorende antenne werd op het dak van ons huurhuis geplaatst waardoor stiefpa meer op het dak dan in de huiskamer vertoefde, want iedere meeuw of duif die voorbij vloog veranderde het beeld beneden in een ruisende brij. Hoe dan ook, we waren in onze woonstraat een van de eerste gezinnen met zo’n radio waarin ook beelden werden vertoond. En dat dan ook nog met zeer beperkte uitzendtijden. Voor ons kinderen waren er de woensdagmiddagen waarin de kinderprogramma’s voorbij kwamen.

Dappere Dodo, Kantjil en zo meer. In de avond waren er stichtelijke woorden per zendgemachtigde want die moesten allemaal hun eigen zuil bedienen. Geen onvertogen woord in die tijden, en natuurlijk altijd een opgeheven vingertje en de nodige handige tips. Later kwam daar het NTS-Journaal bij, en het weerbericht dat steevast door een vrijwel onzichtbare man met een lipstick op een glimmende landkaart werd ingetekend. Door de jaren heen werden de TV’s qua meubel kleiner, qua beeld stukken beter. En werd de programmering ook veel aantrekkelijker. Toch bedenk ik me bij het terugkijken naar een geschiedenisfeit uit de jaren twintig dat wij in ons land pas relatief laat de voordelen en plezier van de televisie ontdekten. Immers, de techniek van dat fenomeen was uitgevonden door de Schot John Logie Baird in 1926. Hij deed dat op het Royal Institute of London in beperkte kring, maar toch. Het zou nog dertig jaar duren voor wij in Nederland een goed werkend TV-programma zouden uitzenden voor de massa. De Amerikanen waren ons wat dat betreft al dik tien jaar voor, maar dat is in veel situaties zo.

Na de periode van de zwart/wit-tv’s kregen we kleur, stereo, kabel en nu dan digitale tv en kunnen we kiezen uit 20 aanbieders waar je simpel en tegen betaling qua vermaak voor kunt gaan. Denk maar aan Netflix in dat kader. Omroepen verloren hun kleur, de zuilen zijn gesloopt en de boodschap weer zeer eenduidig. De norm is wat de politiek sterkste stroming uitgezonden wil zien zo lijkt het wel eens. En afwijkende meningen wil men het liefst de mond snoeren. Wat nooit veranderde is het feit dat we voor dat hele bestel van ons via de belastingen moeten betalen. En je slechts indirect invloed hebt op de inhoud. Wie zich daar aan stoort kan naar de commercielen of de al eerder genoemde streamingsdiensten. Want het vingertje bleef op het publieke net. Alleen komt het nu van een andere sekte. In kleur, stereo en ook nog gedurende vele uren uitzenden. Maar het blijft een technisch mooi fenomeen. (beelden: Archief)

Werken op Schiphol – 5 – Harde leerschool

 

Dat werken op Schiphol was ook een lange en soms harde leerschool. Want er moest natuurlijk ook gewoon een nieuw vak geleerd worden en dat was indertijd een kwestie van in de praktijk leren en doen. Bedenk je maar eens dat in dat pre-computer-tijdperk alles aan benodigde informatie terug te vinden was in dikke boeken. Los van het al aangehaalde Wetboek voor de belastingwetgeving en statistiek had je een wereldwijd tariefboek, opgesteld door de IATA-organisatie waarin alle kiloprijzen en aanvullende informatie stonden waarmee je een ‘zending’ kon beprijzen. Als dat van Amsterdam naar Londen was, ging dat prima. Maar wat nu als je ergens in het achterland van Midden-Amerika moest zijn. Hoop gepuzzel. En op elke regel was een uitzondering te bedenken. Soms waren die tarieven op basis van een enkele carrier opgesteld, dan weer gold het alleen voor standaard goederen, maar vroeg men voor specialistisch spul een toeslag. Bij levende dieren was dat bijvoorbeeld altijd het geval. En dan waren er de zgn. timetables van de diverse luchtvaartbedrijven. Niet iedereen vloog naar elke plek ter wereld.

Soms moest je wel twee keer een transfer bedenken om zo dicht mogelijk bij de bestemming te komen, het zogeheten ABC-Boek bracht dan uitkomst. Allemaal zo dik als telefoonboeken (ja kinderen die hadden we toen nog). Daarbij kwam dan ook nog een berg aan handelskennis. Gelukkig had ik dat door die bankopleiding in huis, anders had ik niet veel weg geweten met termen als FOB, af fabriek of CIF. Bij die eerste term nam de afzender alle kosten tot het vliegtuig voor zijn rekening, de ontvanger betaalde de luchtvracht en alle kosten aan diens kant. Bij Af fabriek betaalde de ontvanger alles. Dan moesten wij als luchtvrachtbedrijf onze kosten zien te verhalen op de ontvangers. Ging dat vervoer via een van onze eigen agenten ter plaatse was dat een minder probleem dan wanneer je op een bestemming niemand had zitten. Dan moest het via de luchtvaartmaatschappij. Bij KLM of Lufthansa geen probleem, maar was dat toevallig Air Ouagadougou had je best een risico. Bij CIF (Cost Insurance Freight) betaalde de afzender alle kosten en was dat simpel factureren. Maar veel van dat type afzenders mekkerden vaak over de bijkomende kosten en die kregen dan na wat onderhandelen een korting tarief berekend.

En dan waren er nog de speciale ladingen. Bijvoorbeeld gevaarlijk spul. Best een dingetje want niet alles wat je probleemloos in een truck, trein of boot kon vervoeren mocht zo maar mee in een vliegtuig. Die dingen gaan naar pakweg 5-10km hoogte en als er dan door jouw lading brand uitbreekt heb je best een probleem. Dus als het mee mocht moest de lading speciaal worden ingepakt, voorzien van de nodige waarschuwingslabels en ook met certificaten bij alle documenten worden aangeboden. Ik heb er nog eens een speciale cursus bij de KLM voor moeten volgen en daar dan weer een certificering voor behaald. Tel dat allemaal op en je krijgt een idee van wat dit werk inhield. Anno 1967 was ik toch ineens een jongvolwassene met een hoop verantwoording en aardige soort hoog stressbestendigheid geworden. Want een ding wisten we uiteraard als beste…het vliegtuig wacht niet. Nooit! En zeker niet voor luchtvracht. 1967 was ook op dat punt een schakeljaar….(Beelden: Yellowbird archief. Met o.a. uitrollen eerste Fokker F28 in april 1967)