Mijn tante Hannie, jongere zus van mijn moeder, was een noeste en hardwerkende vrouw. Samen met haar in mijn ogen volkomen nutteloze man, mijn aangetrouwde Ome Jan, kreeg ze vier kinderen maar was meteen ook hoofdkostwinster. Ze had een grote mond, was stevig van postuur en daardoor meteen zeer geschikt voor een leidinggevende rol op wat lager niveau. Zoals zij op enig moment voorvrouw was bij een schoonmaakbedrijf dat bedrijfsgebouwen elke dag spic-en-span verzorgde. Zij liep daar dan in een witte jas in de rondte en deelde orders uit, controleerde of het werk wel goed werd gedaan en was bij vlagen meedogenloos voor werknemers die er de kantjes vanaf liepen. Ook thuis had zij de wind eronder, al moet ik zeggen dat ze wel buitengewoon vergevingsgezind was voor haar man die echt nergens voor deugde. En man van dertien ambachten en even veel ongelukken. Niets in zijn leven lukte. Of hij nu als vertegenwoordiger aan de slag ging voor van die automatische olifantjes of ander vee dat werkte op een ingeworpen kwartje, horecazaken trachtte te exploiteren of in auto’s handelde. Altijd eindigde het in narigheid en ellende. Oorzaak, anders dan mijn tante was hij te lui om te werken eigenlijk. Hij had wel altijd hele verhalen waarom het hem niet lukte.
Maar wij wisten aan onze kant van de familie wel beter. In de steun leven was een stukje handiger en minder vermoeiend dan altijd maar zoeken naar een stukje inkomen door hard te werken. Dus deed mijn tante het werk. En hoe! Werken was bij ons in de familie een belangrijk onderdeel van het leven. Met werken verkreeg je een stukje welvaart. Denk maar eens aan een nieuwe tv, of je kon zomaar een week op vakantie. Dat maakte je toch vrolijker in die jaren. En dus werkten wij altijd. Dat deed de hele familie. En soms kwamen die zaken bij elkaar. Zo heb ik nog eens een tijdje, samen met mijn oudere broer, voor mijn tante Hannie gewerkt. In de vakantieperiode, gewoon even wat bijverdienen. Nu was ik niet zo geschikt voor het schoonmaak vak zo bleek al snel. Ik ben nogal ‘vies uitgevallen’ en was beter in het met een poetsmachine omgaan om zo de gangen van die gebouwen glimmend te maken dan om vieze prullenbakken van anderen te legen. Nog erger was het om toiletten schoon te maken. Je weet gewoon niet wat je tegenkomt. Gelukkig duurde het voor mij niet zo lang, andere (bij)banen lonkten. Maar ik leerde mijn tante meteen van haar strenge kanten kennen.
Opvallend was dat haar kinderen iets hadden van de een of de andere ouder. Twee leken sprekend op hun moeder, maar hadden het karakter van pa, de andere twee leken op niemand, maar waren qua inzet en werkinstelling precies hun moeder. Tante Hannie en Ome Jan verschenen nog wel op onze (in het vorige blog benoemde)oorspronkelijke trouwdag, daarna waren ze wat mij betreft buiten beeld verdwenen. Tot ze oud en krakkemikkig geworden af en toe opdoken bij mijn moeder thuis. En we er nog weleens tegen aan liepen. Tante Hannie was een lieve oudere maar ook fysiek vermoeide dame geworden. Niets meer over van haar strenge voorkomen uit de jonge jaren. Voor Ome Jan gold dat die nog steeds niets deed. Het was hem aan te zien. Ze overleden kort na elkaar. En bleken, naar verluid, tot op hoge leeftijd gek op elkaar te zijn gebleven. Het maakt dus niks uit of je hard werkt of niets doet. Daar gaan die persoonlijke emoties aan voorbij…zeker binnen die ouderwetse huwelijken…
Zo’n huwelijk zou tegenwoordig geen kans op slagen meer hebben. Je zou voor minder weggaan.
LikeLike
Indertijd werd er ook al getwijfeld binnen de familie, aan nut en noodzaak…:)
LikeLike
Het verschil tussen werkpaarden en luxe paarden, je tante was een bewonderenswaardige vrouw.
Je oom moet iets van ‘luxe’ hebben gehad in haar ogen.
LikeLike
Hij was vooral zeldzaam lui…
LikeLike
Een duidelijk geval van ” tegenstellingen trekken elkaar aan”, maar ook van “op ieder potje past een dekseltje”
LikeLike
Het moet wel zoiets geweest zijn….
LikeLike