VW – van dip tot absolute top…

VW – van dip tot absolute top…

Was ik bij de vorige beschrijving van het grote Duitse concern VW gebleven bij de situatie waarin het op enig moment verkeerde toen bleek dat men had gerommeld met de software bij veel van haar dieselmodellen, nu gaan we verder naar wat dit allemaal heeft opgeleverd. Terwijl de hele autowereld werd opgeschrikt door het feit dat veel van de autofabrikanten het voorbeeld van VW hadden gevolgd met hun eigen dieselsoftware, de omslag daarna was zeer indrukwekkend. VAG, het moederconcern van VW en de andere merken die tot het concern behoren, verving de leiding van de Zentrale maar ook leidinggevenden bij een aantal submerken.

Men investeerde in nieuwe technieken en modellen waardoor het bedrijf intussen een van de grootste leveranciers is geworden van elektrische auto’s ter wereld. Men werkt nu nauw samen met andere fabrikanten (als Ford) waar men met soortgelijke uitdagingen kampt en ontdekt dat ‘samen sterk’ maakt dat je er al snel winstgevende businessmodellen op kunt bouwen als je samen met een enkel platform diverse auto’s op de markt zet die zijn voorzien van een hybride of elektrische aandrijflijn.

VW heeft zelf de id3, 4 en 5 uitgebracht en zet de productie van benzinemodellen langzaam aan stop. De dochtermerken Audi, Skoda en Seat volgen op de voet, zelfs bij Bentley en Lamborghini komen soortgelijke nieuwe aandrijflijnen in gebruik. Men investeert in fabrieken die nieuwe accu’s kunnen maken waar je eindelijk een actieradius mee kunt bieden die lijkt op die van een meer normale benzineauto. De zeer effectieve diesels vragen nog wel een jaar of wat om die te kunnen evenaren.

Onlangs zette men na dik 10 jaar experimenteren een idBuzz in de showroom, een geweldig leuke eerste vingeroefening voor bedrijfswagens en elektrische busjes met een futuristisch uiterlijk. VW investeerde miljarden Euro’s en bedient intussen ook markten in Amerika en China met toonaangevende modellen. Kijk je naar de tweedehands modellen is het merk met de Polo, Golf en Passat, maar zeker ook de Transporter-range marktleider. En diens opvolgers zullen daaraan niet veel doen veranderen. Een Volkswagen is een kwaliteitsproduct en het merk blijkt zelfs de door de linkse milieukerk opgeroepen schandalen redelijk te kunnen overleven. Teken van flexibiliteit. Ging andere merken wel anders. En zo hoort het ook. Met een heel gamma aan eigen merken met een heel specifieke doelgroep, markt en niveau heeft VW meer te bieden dan menige concurrent. En dat is geld waard, heel veel geld. Wie had dat kunnen denken toen men ooit die wat wonderlijke uitziende eerste Kevertjes in elkaar schroefde in het Duitsland van net voor, tijdens of na de oorlog…. (beelden: Archief)

Relatief jong, wel enorm groot; VW. – deel 1

Relatief jong, wel enorm groot; VW. – deel 1

Was er geen Nazi-Duitsland geweest, had de VW Kever wellicht nooit bestaan. Zo simpel lijkt het, maar of het echt zo is? In de jaren dertig, toen de eerste ontwerpen voor de kleine Volkswagen werden getekend door Ferdinand Porsche, waren er meer fabrikanten die soortgelijke wagens bouwden. Denk aan Zundapp of zelfs Mercedes. De motor achterin was net trend geworden en om het simpel te houden maakte Porsche die motor luchtgekoeld en compact van vorm.

De vormgeving van zijn eerste ‘Kever’ nam hij met veel liefde (maar ook in stilte) over van o.a. Hans Ledwinka die in Tsjecho-Slowakije de befaamde Tatraplan had ontwikkeld en waarbij veel overeenkomsten terug te vinden zijn in die Kevers. De Nazi’s pikten het idee van een ‘Volkswagen’ graag op en zetten een spaarplan in elkaar waardoor Duitsers een zgn. Kraft-durch-freude auto konden verkrijgen. Daartoe werd ook een fabriek gesticht in Fallersleben, het huidige Wolfsburg.

Van de massa-productie van Kdf-Wagen kwam door de oorlog helaas weinig terecht. Veel aandacht ging daarentegen naar afgeleiden van die eerste VW’s, voor de Wehrmacht, de Kubelwagen of varend zusje Schwimmwagen. Die concepten bewezen een ding, de boxermotor was sterk, vroeg weinig onderhoud en was simpel te onderhouden. Toen de Britten na de oorlog in door hun bezet gebied van Duitsland die toen stil gevallen autofabriek aantroffen brachten zij eigenlijk de productie weer aan het rollen. Ze benoemden een ‘goede Duitser’ als directeur. Dat werd de conservatieve Heinrich Nordhoff. De juiste man op de goede plek. De eerste VW’s gingen in militair groen naar de Britten die er graag in rondreden. Later zou men ook zwarte exemplaren leveren waarvan een klein aantal ook naar Nederland werden gehaald door de toen al met een contract verbonden familie Pon.

Toen de productie een beetje op gang was gekomen en er ook wat meer lakkleuren verschenen werd de Kever een succes. Wie niet in een dwergauto wilde rondrijden of op een motorfiets koos graag voor een Kever. Dankzij importeur Ben Pon ontstond ook de eerste bestelwagen, nu als T1 Transporter bekend. Gewoon de bodemplaat van een Kever, voorzien van een busjesvormige opbouw. En ook dat vervoermiddel werd een instant succes.

Veel middenstanders waren er gek op. Luxe moest je niet verwachten, maar de VW vroeg minder inspanningen dan een paard en wagen of de toenmalige driewielers met tweetaktmotor die ook nog al populair waren. De Kever groeide intussen door. Men werkte aan het comfort, gaf de auto een andere achterruit (ovaaltje ipv twee door een spijltje gescheiden raampjes). Leverde men nu ook andere lakkleuren of betere stoffen op de stoelen. Bij een andere lakkleur paste men vaak de bekleding binnen ook aan. Volkswagen kwam op stoom. Versies met schuifdaken kwamen er, de boxermotor kreeg wat meer inhoud en vermogen.

Maar verder bleef alles bij het oude. De eerste echte revolutie betrof de komst van de Karmann-Ghia semi-sportwagen. De plannen voor zo’n lage en flink duurdere auto kwamen in eerste instantie niet voorbij het bureau van de managers onder grote baas Nordhoff. Maar uiteindelijk ging men akkoord en mocht Karmann de lage VW’s zelf bouwen. Ze zijn tot nu toe mateloos populair. Gold ook voor de echte Kever Cabriolet die ook bij en door Karmann zijn gemaakt. In de basis bleef verder alles bij het oude. De Kever kwam, zag en bleef. Maar de markten veranderden. Het publiek kreeg meer te besteden en koos steeds vaker voor wagens met meer vermogen, ruimte of gewoon aanzien. Opel de grote concurrent. VW reageerde daarop met de 1500 sedan. Die oogde als een totaal andere auto als een Kever, maar werd nog steeds net als zijn oervoorvader aangedreven door een luchtgekoeld boxer achterin. Je kon er wat meer bagage in meenemen, hij was iets sneller, maar het bleef een Keverkloon. Gold ook voor de 1600 die we nu een fastback zouden toedichten. Nog meer vermogen maar in feite niet meer dan een afgeleide van die 1500. Wel een elegante auto en de overgebleven exemplaren zijn nu gezochte klassiekers. Van de 1500/1600 kwam ook een stationcarversie op de markt en die werd nog best populair. In een volgend deel van dit verhaal ga ik verder bij een auto die duidelijk zou maken dat bij VW het roer drastisch om zou moeten wilde men de jaren zestig nog kunnen overleven. Daarover later mee. (beelden: Archief)