Innovatie….

Innovatie….

Toen ik het op 5 april jl had over onze ontwikkeling t.o.v. afkomst als zoogdier op twee poten, schoot me daarna ook iets in de bol wat bewijst dat wij mensen door de jaren heen aardig zijn doorontwikkeld. We zijn slim, technisch begaafd en in staat tot wonderbaarlijke uitvindingen. Onlangs zag ik een Engelse dame bij Ivo Niehe die decennialang was opgetrokken met Afrikaanse Chimpansees, Volgens haar waren die dieren maar 1 of 2% afwijkend van ons mensen. Immers zij leerden na jaren ook omgaan met routine, ontwikkelden gereedschappen en zo meer.

Nou ik maak daar graag een beetje gehakt van. Niet van die apen natuurlijk, ik vind die beesten prima in de dierentuin of pakweg een of andere niet door mij bezochte jungle, maar als broedervolk zijn ze me net even te harig. De mens is in een aantal opzichten wel 100% slimmer dan die bejubelde apen. Bedenk maar eens dat alles waar wij tegenwoordig gebruik van maken, in wonen, rijden, en zo meer afkomstig is uit meer dan creatieve technische geesten die elk detail kunnen uitdenken of dat in het verleden hebben gedaan.

Neem een simpele fiets. Dit voorbeeld voor de meer milieuvriendelijke types onder mijn lezers. Kijk eens hoe zo’n ding in elkaar steekt. En hoe elk schroefje, boutje, verflaagje, laspuntje, echt alles door mensen is uitgedacht en dat die samenstelling der onderdelen die fiets vormt die als het goed is vele jaren lang mee zal gaan. De elektrische fietsen van tegenwoordig voegen daar nog eens een factor 10 aan toe. Zelfde geldt voor de auto.

Wij stappen er in, ge(mis)bruiken die voertuigen, we leveren ons er aan over, maar zelden wordt bedacht hoe ingewikkeld de constructie is welke wij ‘de automobiel’ noemen. Vele tienduizenden onderdelen samen werken zodanig dat wij pakweg 20 jaar gebruik kunnen maken van zo’n ding dat in weer en wind de diensten verricht. Of neem een vliegtuig. O wee als dat iets mee misgaat. Linkse tuinkabouters schreeuwen al snel moord en brand als een stukje van zo’n vliegtuig los laat, maar we bedenken niet dat zo’n vliegende machine uit honderdduizenden onderdelen bestaat die allemaal van een losse hoop (op het oog) rommel wordt samengesmeed tot een vliegend toestel vol mensen en lading. En dat dan jaren lang op grote hoogte, tegen stevige snelheden en onder de meest extreme omstandigheden.

Iets van trots en bewondering zou ons daarbij passen. Zeker als je ziet dat we ook in staat zijn om naar of in de Ruimte te reizen. Maar die trots geldt ook voor gewone huishoudelijke apparatuur natuurlijk. Een televisie, stofzuiger, de koffiezetmachine en zo meer. En wat te denken van de laptop waarop ik hier deze teksten tik of die smartphone die je met de hele wereld verbindt maar vaak wordt behandeld als een oude bos violen. Kortom, moet je eens gaan nadenken over alles wat wij als mensen uitvonden en ook dat over elk onderdeeltje is nagedacht. Wellicht dat je dan net als ik overtuigd raakt van onze superioriteit. Of het gaat je net als mij gebeurde ook verbazen. Zijn we eigenlijk slimme types….Slimmer dan die apen, of al die andere dieren die maar een beetje nutteloos in zo’n bos of tuin rondlopen of kruipen…. Maar nu ben ik ironisch natuurlijk…. (Beelden: Archief)

Mislukt avontuur – Tucker..

Mislukt avontuur – Tucker..

Grote kans dat je dit automerk wel kent maar er nog nooit een auto van heb zien rijden. Ik heb het over het Amerikaanse merk Tucker. Dat wilde na de Tweede Wereldoorlog met een revolutionaire auto kopers van toen bekoren en weg lokken bij de grote jongens in Detroit. Preston Tucker, naamgever en oprichter was wat je noemt een uitvinder. Hij bouwde racewagens voorafgaand aan en speciale toebehoren voor tanks tijdens de oorlog.

Maar met die personenwagen wilde hij i n een keer een grote slag slaan. Daartoe leende hij grote bedragen, kocht zich een fabriekshal en zette een auto in elkaar die vrijwel in niets leek op wat indertijd op de markt te vinden was. De auto kon zes personen comfortabel vervoeren, had een helicoptermotor van Franklin achterin zitten, kreeg drie koplichten en reed als een speer. Tucker huurde ook de creme van autospecialisten in om de boel op gang te brengen en deed mateloos veel aan publiciteit.

Zoveel dat de grote merken in Detroit, General Motors, Ford en Chysler Tucker de voet dwars gingen zetten. En omdat de productie en verkoop van zijn merk maar niet op gang kon krijgen raakte hij in de schulden en die groeiden op enig moment zo ver boven de fraaie hoed dat het bedrijf failliet ging. Dat kostte meer dan 25 miljoen dollar, 2000 werklozen medewerkers en 1872 dealers die hun aanbetalingen op de eerste wagens van het merk kwijt waren. In totaal zijn er 51 Tucker Torpedo’s (de naam van het model) gebouwd. Een deel daarvan is bewaard gebleven in musea. En nog steeds is het een prachtige wagen die je doet mijmeren over hoe het zou zijn gegaan als oprichter Tucker naast uitvinder ook een goed zakenman was geweest. En waar zou de gemiddelde leek op autogebied Tucker van kunnen kennen? Wel van een prachtige film die over deze historie is gemaakt door regisseur Francis Coppola. Wie die film bekijkt ziet hoe dit merk een paar jaar lang de tongen los kreeg…. (Beelden: Internet)

1876

1876

De gemiddelde mens heeft er tegenwoordig in huis of binnenzak een stuk of wat. Sommigen zelfs twee of meer, afhankelijk van hoe belangrijk je bent (of hij/zij zich voelt) en of je altijd bereikbaar moet of wilt zijn. Ik heb het over telefoons. Tegenwoordig noemen we die dingen iPhones of smartphones en in sommige huishoudens zijn er ook nog van die bekabelde exemplaren te vinden die al dan niet verbindingen in huis leggen met andere bewoners op andere etages of pakweg het thuiskantoor in de tuin. Maar precies op deze datum, 10 maart in het jaar 1876 was het Alexander Graham Bell die voor het eerst een werkende verbinding op afstand tot leven wekt met de woorden: ‘Mister Watson, hier komen, ik heb u nodig’.

Die Watson was zijn assistent en verkeerde in een andere ruimte. De van oorsprong Schotse Bell werkte jarenlang aan het idee dat het mogelijk moest zijn met gebruik van het toen nog heel moderne kabelnet van de telegraaf spraaksignalen door te sturen. Dat was deels ook hoe hij het graag naar de buitenwereld ventileerde want er waren meer uitvinders bezig met iets soortgelijks. Maar Bell was het verst in zijn onderzoek en was dus op de genoemde datum zo ver gevorderd dat hij al dan niet met wat gekopieerde onderzoeken van anderen in staat bleek zijn uitvinding in de praktijk te testen. Hij vroeg er ook meteen patent op aan, wat ook niet zonder slag of stoot verliep omdat ook anderen die hiermee bezig waren soortgelijke claims lieten vastleggen. Uiteindelijk was het Bell die aan het langste eind trok. Sindsdien is de wereld langzaam maar zeker verbonden via spraak- en beeldtelefoons. Eerst nog wat schoorvoetend en met name aansluiting op dat wondernet voor de rijken der aarde.

Veelal via centrales elders in het land verbinding vragen en maken met mensen die dan werden opgeroepen om antwoord te geven aan de beller. Voor het gewone volk kwamen er op enig moment openbare telefooncellen waar je voor een paar centen ook kon bellen. Bedrijven namen vaak als eersten telefoons in gebruik, zodat het contact met leveranciers en afnemers vlotter kon verlopen. De meeste telefoons nog via bekabeling die vaak armdik door straten heen liepen in de ontwikkelde gebieden en via allerlei wonderlijke buitenpandse kabelspanners in de wat rommeliger landen dezer aarde. Na de komst van de satellieten gingen die telefoons er ook anders uitzien. We spraken met mensen in andere werelddelen via die stukjes ruimtetechniek. En die leidden weer tot de huidige generaties mobiele telefoons en smartphones waarmee de meeste mensen nauwelijks tot niet meer bellen maar appen en mailen. Bell kon daar slechts van dromen. Net als veel uitvinders na hem. Feit is dat de telefoon ons allemaal dichter bij elkaar heeft gebracht. En dat er zelfs lijnen zijn gelegd tussen leiders van landen die normaal niet met elkaar zouden spreken maar waartussen de spanning nogal eens heel hoog kon oplopen. Bellen als het dreigt fout te gaan. En dat alles met dank aan de Schot Bell. Vandaag, precies 147 jaar geleden…. Blijft de vraag wie van jullie nu nog steeds aan de vaste lijn hangt of alleen nog maar mobiel actief is…. (Beelden: Archief/Wiki)

Superbus van Ockels…

Superbus van Ockels…

In mijn verslagje van een bezoek aan het Nederlands Transport Museum in Nieuw-Vennep roerde ik ook de daar gestalde Superbus aan die ooit is ontwikkeld door ex-astronaut Wubbo Ockels. Omdat ik via de plekken waar ik dat blogverhaal publiceerde (AMM 281022)wat reacties kreeg over nut en noodzaak van die bijzondere creatie hier op deze zondag even specifieke aandacht voor het ontwerp daarvan. Wubbo Ockels was na zijn ruimtereizen in de jaren die volgden altijd bezig met het verbeteren van het milieu via vaak extreem-moderne en soms zeer kostbare projecten. Een daarvan deze Superbus die volgens het plan van Ockels (en zijn team) tussen de 150-250km/u zou moeten kunnen rijden met pakweg 25 passagiers over voor Nederland gezien, langere afstanden. Omdat de bus nogal bijzonder vorm was gegeven en hij elektrisch werd aangedreven was ook meteen bedacht dat zo’n bus buiten de bebouwde kom van de steden waartussen hij zou opereren een geleiderail zou kennen waar hij zijn stroom vandaan kon halen en zonder al te veel problemen met andere verkeersdeelnemers zijn maximum snelheid kon halen. Daarnaast was het dan mogelijk om een stel van die bussen als een soort treinen kort na elkaar te laten functioneren.

Die speciale busbanen moesten via geothermiek verwarmd worden zodat ook in de winter alles ijs- en sneeuwvrij zou blijven. Met miljoenen steun van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat werd hard gewerkt aan het eerste prototype. Dat ontwikkelen en bouwen nam veel langer in beslag dan gepland en twee jaar na de geplande datum werd pas de eerste proefrit gemaakt, we schrijven dan september 2010. Meteen daarna liet men het prototype zien tijdens een Transportbeurs in het Duitse Hannover. Daar ging men er vanuit dat deze bussen vijf jaar later wel operationeel zouden kunnen zijn. Maar ambtelijke molens malen langzaam. Op het ministerie en ook bij de betreffende provincies zette men de bus in een rijtje gewenste OV-verbindingen tussen de Randstad en de Provincie Groningen. Naast een conventionele treinenbaan en een door Groningen zelf nagestreefde magneettrein. Toen bleek dat men op deze afstanden de bus niet kon voorzien van een toilet, maar ook dat onderliggende plaatsen geen halteplekken zouden worden, was de belangstelling voor deze Superbus al snel tanende. Daarbij kwam uit wetenschappelijke hoek veel kritiek. De bus paste niet in het bestaande verkeer, vond men ook dat het in treinkaravaan rijden ronduit gevaarlijk was en zo verdween de Superbus toch vrij snel naar het land der fabelen. De draagkracht was er niet meer, de politieke wil om dit project beet te pakken en verder uit te werken ook niet. Daarbij hield de financiele crisis deze ontwerpen ook al snel om zeep. Het prototype verdween naar een opslagplek bij de TU in Delft. Ockels overleed en ondanks zijn toekomstgerichte visies raakten zijn projecten in vergetelheid. Vanuit Delft ging de Superbus naar een opslagplaats van het Transportmuseum in Lelystad om later verhuisd te worden naar Nieuw-Vennep waar hij nu in de totale collectie een bescheiden plek inneemt. Wie wil zien hoe we van een best aardig uitziend project toch een lelijk eendje wisten te maken moet hem daar maar eens gaan bekijken. Hij ziet er uit als een soort Batmobiel, maar de achterliggende gedachte was zo gek nog niet. Zoals zo vaak bij Ockels. Astronaut en uitvinder….(Beelden: Yellowbird/Wiki)