
Als geboren en getogen hoofdstedeling erken ik meteen dat ik een paar van de door buitenlanders en mensen uit de provincie regelmatig bezochte aantrekkelijkheden van onze stad graag mijd als de pest. Reden, de enorme drukte in en rond die vaak cultureel vol gepakte plekken. Zo ben ik nog nooit in het Achterhuis geweest waar ooit Anne Frank ondergedoken zat en meed ik het Rijksmuseum alleen al omwille van de vele files van mensen voor de ingangen. Maar een aantal weken terug waren we er alsnog te gast.

Aanleiding, een expositie over Frans Hals. Daarover later meer in deel 2 van mijn bloemlezing over de kunst en die schilder. Het Rijks is een paar jaar terug enorm verbouwd. Dat verbeterde de lichtval was het nieuwe verhaal en ook de in/uitgangen waren aangepast aan de veranderde situatie waar bezoekers dagelijks bij de duizenden passeren. Wij hadden gereserveerd, de museumkaart in de knuisten, maar mochten alsnog toch in een rij plaatsnemen die zich schuifelend naar de ingang begaf.

Eenmaal daar binnen moet je door een veiligheidscontrole (logisch in de huidige tijden met dat extreemlinkse nulmensenvolk dat kunst beklad..) en kunt dan je jas en tassen kwijt in de ruime maar drukke garderobe. Ook daar weer een rij mensen voor ons. Ik was al bijna weggelopen als al die mensen van het Rijks niet zo aardig waren en behulpzaam. Daarna gingen we met een soort landkaartje van het museum aan de slag om e.e.a. te verkennen. Dat we daarbij een belangrijke spelregel over het hoofd zagen vermeld ik later nog een keer. In ieder geval zagen we de kunstwerken die het Rijksmuseum maken tot wat het is. De schatkamer van onze kunstzinnige geschiedenis.

Meteen ook de plek waar je de vaderlandse geschiedenis voorbij ziet komen. Vastgelegd door schilders, beeldhouwers en meubelmakers uit afgelopen eeuwen die soms een wel erg hoog innovatief en kunstzinnig karakter bezaten. Rembrandt natuurlijk een favoriet en dat was ook te zien. Het ziet er zwart van de mensen bij de Nachtwacht. Helaas is die om dezelfde veiligheidsredenen omringd met plastic schermen (gevolg reflectie van achterliggende ramen bij foto’s maken) en staan er zoveel mensen voor dat je op enige afstand moet constateren dat dit in feite een aardig schilderij is, maar dat de heer van Rijn wel betere dingen heeft geschilderd tijdens zijn carriere.

Je ziet onze zeehelden in dat museum, maar ook oude bestuurders als de Gebroeders de Witt. Ga je van de ene periode naar de andere moet je vooral trappen gebruiken want liften zijn niet te vinden of buiten gebruik. Daar hadden wij geen last van hoor, maar voor hen die lastig ter been zijn best een dingetje. Opvallend is ook als je al die kunst bekijkt dat de afgebeelde mensen vaak heel vrolijk in beeld zijn gebracht. Vertrutting kwam pas later aan de orde en men hield wel van een blote borst of meer. Zet ik dat anno nu op mijn blog en andere sociale media krijg ik meteen de zedenpolitie van die organisaties achter me aan, ik heb me dus maar ingehouden. Na een paar uur lopen langs al dat fraais (kijk ook naar de werkelijk schitterende architectuur van het museum zelf en de gebrandschilderde ramen..) gingen we op weg naar de uitgang. Jassen en tassen opgehaald, en dan zoeken. Bordjes Exit zijn niet te vinden. Wel een informatiebalie, waar een aardige dame ons de weg wees.

Daarbij constateerden we dat we wederom trappen op moesten. Nogmaals voor ons geen probleem, maar toch… Na dik 60 jaar was ik er dus weer eens. En dat viel niet tegen. Ik blijf het een erg drukke toestand vinden. Maar eenmaal aan het genieten van al dat fraais vergeet je snel de nadelen. Wie geen museumjaarkaart heeft betaalt 23 euro p.p. voor de entree. Dat is best geld, maar in vergelijking met andere musea met bepaald minder te bieden valt het nog wel mee. In een volgend verhaal ga ik even in op de expositie van Frans Hals…
(Beelden: Prive)


Ik geef het eerlijk toe, los van wat momentjes in de tijd, ben ik geen groot fan in de breedte van de artiest Herman van Veen. Ook al snap ik wel dat er hele volksstammen achteraan lopen. Mooie teksten, komisch talent, en slimme zakenman. En dan komt door dat laatste bij mij de bewondering alsnog. Want deze man is een alleskunner. Hij staat niet alleen op het toneel om zijn kunsten te vertonen, zijn nooit stilstaande geest ziet overal creatieve mogelijkheden. Dus heeft hij ergens in de bossen van Soest, niet ver van het Militair Museum daar, een schitterend landgoed ingericht als cultureel centrum. Een prachtig wit pand, met barstens veel ruimte binnen en buiten staat beschikbaar voor Herman van Veen zelf of de vooral jonge artiesten die hij begeleidt op weg naar een nieuwe carrière.
Daarnaast is dit een expositiecentrum voor zijn kunst en die van evt. andere creatieve geesten. Waar je kijkt, je ziet iets wat kunstzinnig bedoeld is of het in onze ogen ook echt is. Van smeedijzeren vogels tot nagemaakte krokodillen, een olifant of een van metaal gemaakte hond. Het pand kent een reeks van kamers, barstensvol kunst. Maar ook ruimten waar men workshops geeft. En heel veel uitingen van wat Van Veen in ons land voor de kunstsector betekende of nog doet. Je staat er als onbevooroordeeld meninggever echt paf van. De avonturen van Alfred Jodocus Kwak zijn daar maar een onderdeel van. Er is zoveel. In boekvorm of op cd, als kunstwerk aan de wand of in beeldvorm.
Ontelbaar, en zeer indrukwekkend. Beneden in het pand word je met grote warmte ontvangen, in ons geval door de maestro zelf. Geen sterallures, gewoon even een welkom en dan weer verder met wat die dag moest gebeuren. Het schitterende witte pand kent ook een terras waar we even in de buitenlucht, het was een prachtige nazomerdag toen wij daar waren, genoten van de omgeving. Die natuur eromheen zal ik later nog even beschrijven. Dat helpt hier zeker mee om de kunstzinnigheid te stimuleren. Zonder dat het op enig moment als een troep overkomt. Niks van dit alles. Glad, professioneel, plezierig.
Dat is de sfeer hier. Naast het grote pand nog wat kleinere waarin men tijdens ons bezoek driftig oefende op stukken klassieke muziek. Ook een kapel doet mee aan de ambiance, de bellen van de toren van dat gebouw klinken helder en luid. Maakt het extra grappig allemaal. Mocht je in de buurt van Soest zijn, neem eens de tijd om deze omgeving te verkennen. Neem ook even de kunst in ogenschouw, en als je een fan bent van het werk van Herman van Veen, is dit een eldorado. Weg gaan zonder dat je iets in de shop koopt is vrijwel onmogelijk dan. En ik snap dat. Zelfs als niet zo’n grote liefhebber…ja zelfs dan! (Beelden: Yellowbird Photo)
Die Museum Jaar Kaart heeft als groot voordeel dat je een interesse die je toch al bezit, verbreding van de kennis om zo een beter oordeel te kunnen vormen over de invloed van de geschiedenis op ons aller heden en toekomst, nog wat kunt uitbreiden. En zo was ik onlangs in twee achter elkaar liggende dagen binnen in maar liefst drie musea. Ik zal er hier in de komende blogs nog even verslag van doen, want die exposities onderscheiden zich nogal in aanbod en uitvoering. Het eerste museum dat ik bezocht was er een dat ik nooit eerder van binnen zag; het Singer Museum in het chique Laren. Men had er een alleraardigste expositie binnengehaald die als thema had de verzamelaar en kunsthandelaar Buffa die ooit een aardige winkel bezat in de hoofdstedelijke Kalverstraat. Kom daar nu nog maar eens om op die plek. Het Singer vraagt een kleine toeslag op die expositie en dat is gezien het gebodene wellicht iets overdreven, maar goed. Je bent in goed gezelschap van een kunstkenner en oud-blogger die me na een jaar of 4/5 weer eens wilde zien om wat bij te praten. De expositie bood wat aardige werkjes, o.a. van Kees van Dongen, maar ook veel somber ondefinieerbaar werk waar ik dan niet echt enthousiast over werd. Ik wil graag herkennen wat ik zie en somberheid is niet zo mijn ding in de kunst. 