De avonturen van Ridder Brandewijn – genezing…

De avonturen van Ridder Brandewijn – genezing…

Toen Ridder Brandewijn zijn ogen open deed na wat hij dacht een goede nacht slapen, ontdekte hij dat hij naakt in een bed van bladeren was neergelegd met een deken over zich heen van vrij grove stof.

Bij nader inzien bleek dat een dierenhuid te zijn. Zijn wonden waren ingesmeerd met een of ander goedje en daar lagen dan weer kruidentakken overheen. Hij voelde zich slap, kon zich ook niet herinneren hoe hij hier terecht was gekomen. Om hem heen hoorde hij slechts het geluid dat paste bij het woud waarin hij zich bevond, maar hij kon zich niet goed herinneren wat hij daar deed. Vaag kwam er een soort droom voorbij waarin een mooie vrouw hem had gered van een vierkoppige draak, maar verder was alles vaag. Hij bewoog zich en wilde opstaan, maar werd zo duizelig dat hij dat plan snel liet varen. Daarbij, hoe kwam hij zo naakt? Kon hij hier wel in zijn natuurlijke staat door dat takkenhutje rond gaan lopen op zoek naar oorzaak en gevolg van zijn hier zijn? Even later hoorde hij iemand lopen en een zachte stem tegen hem zeggen ‘Heer, blijf vooral liggen, uw wonden moeten genezen en ik zal U verzorgen tot U weer verder kunt reizen’. Hij keek opzij en zag een lieve bijna vrome vrouw die zich over hem heen boog en die met haar groene ogen in de zijne keek en half glimlachend vaststelde hoe het met hem ging. ‘Waar ben ik?’ vroeg hij bijna stamelend. De woorden kwamen nauwelijks uit zijn mond, hij had een droge keel en voelde zich zo slap als een herfstblad dat van een boom in een beek valt tijdens een storm. Nergens kracht voor…zo leek het.

De vrouw glimlachte nog een keer en haalde wat van de kruiden weg die sommige van zijn wonden bedekten. De glimlach verdween snel, zij pakte wat achter zich en doopte haar vingers in een pot waarin zich kennelijk de genezende zalf bevond die zij al eerder op zijn gevoelige wonden had gesmeerd. Ook nu deed ze dit. Hij kreunde. Want de wonden waren ontstoken en deden hem zeer. Elke plek op zijn lijf waar hij gewond was geraakt (maar hoe dan toch en wanneer??) werd door haar aangepakt. En daarna bedekte zij zijn lichaam weer onder de kruidentakken en de dierenhuid. Hij kreeg iets van haar te drinken en nadat hij dat gulzig naar binnen kreeg viel hij vrij snel weer in een diepe slaap. Dromen die vooral door koorts werden opgewekt maakten dat hij zich man voelde in een open veld vol vrouwen die hem wilden plezieren maar als hij er dan op in ging werd tegengehouden door mannen met zwaarden die op hem inhakten. En die dromen herhaalden zich. Hij werd er zelfs in zijn dromen angstig van, terwijl hij als Kruisridder natuurlijk nooit echt angst had gekend. De vrouw die hem verzorgde keek neer op zijn naakte lichaam, zag zijn hoofd heen en weer gaan door de dromen en glimlachte. Zij had grootse plannen voor dat mannenlijf, maar dan moest hij wel op krachten komen. Nu was hij te slap voor wat ook. Buiten haar hut keek ze naar de lijven van de andere mannen die hem hadden vergezeld. De meesten in een staat van verglazing door de drankjes die zij hen had gevoerd en die hen minstens een paar dagen buiten de werkelijkheid zouden houden. De gevangenen had ze bewust wakker gehouden. Wel vast geketend aan een paar bomen die zij als bescherming om haar hut had neergelegd tegen de wolven in het bos. Maar als de wolven kwamen wilden zij graag vers vlees. En die mannen zouden dat vast kunnen verzorgen. Wederom glimlachte ze. Over een paar dagen zou de Maan vol zijn. Ze keek er naar uit…

Ridder Brandewijn – 6 – de bosheks

Ridder Brandewijn – 6 – de bosheks

Steeds langzamer ging de groep met de ridder in het midden huiswaarts.

Niet alleen omdat een aantal van de eigen soldaten van Ridder Brandewijn gewond was geraakt, maar hij zelf ook en dat begon hem nu op te spelen. Ook onder de paar gevangenen waren een paar mannen er slecht aan toe en vielen soms zomaar neer. Dat vertraagde de thuisreis. Maar dat deed ook het slechte weer dat na de slag aan de rivier over hen heen was gekomen als een gordijn. De regen maakte de paden modderig en zwaar al spoelde het ook de bloedresten van de lijven en het vuil van de kleren die ze droegen. Toen ze weer in het woud terecht waren gekomen en de heuvels beklommen die richting Rosendael leidden werd het donker. Hoewel de bomen de regen wat tegenhielden was het wel duidelijk dat ze kamp moesten maken. Zo konden ze niet door en Ridder Rogier voelde zich niet goed genoeg om ook in de nacht door te trekken, al liet hij dat niet merken. Midden in het woud zagen ze ineens een lichtje. Zou daar iemand wonen? De Ridder stuurde zijn paard die kant op en hoopte dat het een boerderij zou zijn waar hij met zijn mannen onderdak kon krijgen en even op temperatuur komen. Het bleek echter een relatief klein hutje te zijn.

Niet veel meer dan dat. En om dat hutje heen zag hij allerlei voorwerpen in de struiken hangen die hem meteen deden vermoeden dat hier een heks moest wonen. Vanuit zijn geloof had hij daar een afkeer van, maar die heksen uit het woud konden met kruiden nog wel eens iets doen om wonden te verzachten. Dus stuurde hij een van zijn mannen naar de hut om de daar wonende bosfeeks te vragen om hulp. De vrouw die naar buiten kwam was niet oud, zag er niet vies uit, maar liep meteen op hem af en bekeek hem en zijn paard van boven tot beneden. ‘Heer, alles wat ik u kan bieden is ter uwer beschikking’ zei ze met zachte stem terwijl ze het paard langs de hals streelde. Ridder Rogier stapte af, wankelde en zou gevallen zijn als zij hem niet had tegen gehouden. Ook twee van zijn mannen hielpen hem en droegen hem bijna naar de hut van de vrouw die hen voor ging met een olielampje in haar handen dat ondanks de regen toch bleef branden. Ze legden Ridder Rogier in de hut op een bed van oude lappen en takken en ontdeden hem van zijn harnas. Toen pas merkten ze de vele wonden die hij in de strijd had opgelopen. Veel bloed was hij verloren. De vrouw stuurde de mannen weg. Vertelde waar ze bessen en ander voedsel zouden kunnen vinden en dat ze buiten hun kampement konden opzetten. Zij zou de wonden van de ridder wel verzorgen. Toen de mannen van Brandewijn waren verdwenen ontdeed ze Ridder Rogier van zijn zijn verdere kleding en pakte wat potten met kruidenzalf en andere smeersels en begon hem daarmee in te smeren. Zelf maakte hij dat nauwelijks meer mee. De vermoeidheid speelde hem parten, maar het bloedverlies had hem ook verzwakt. Op zijn paard was het nog wel uit te houden geweest, maar nu hij eenmaal lag….. De vrouw bleef een tijd met hem bezig, pakte toen een aantal bladeren en legde die op zijn verwondingen en pakte hem daarna in een soort van oude deken, gaf hem iets te drinken uit een kleine nap en legde haar hand op zijn voorhoofd. Maar dat maakte Ridder Rogier niet meer bewust mee….Hij sliep….koortsig als hij was en doodmoe van…..ja van wat ook al weer??