Vestigingsplekken…

Vestigingsplekken…

Aansluitend op mijn vorige verhaal over vakanties en de plekken die ik al dan niet koester wil ik nog even aandacht vragen voor iets wat daar zijdelings mee van doen heeft. Het feit dat de mens vrijwel overal op deze planeet een vestigingsplek weet te vinden. Hoe onherbergzaam ook, hoe zwaar de omstandigheden, de mens vestigt zich daar en maakt iets van zijn/haar bestaan. De meest krankzinnig afgelegen eilanden, grote hoogten, in kou of juist tropische hitte, de mens trotseert alles om maar een eigen plekje te kunnen claimen.

Hoewel ik zelf meer van de realistische kijk op die dingen ben, waardeer ik wel de moed van die lieden die echt vanaf de grond een eigen huis opbouwen of zelfs een dorp. Om mee te kunnen met de rest van de wereld zie je daarna vaak dat men zorgt voor verbindingen die tenminste hulp in nood garanderen. Dat kan per vliegtuig, soms per boot, en in andere gevallen al lopend langs afgronden of over bruggen van touw en wat gekapte takken. Vaak ondergaat men de natuur die best wreed kan zijn en zet door, tegen beter weten in. Want er is iets te vinden wat elders niet voor komt of dergelijke argumentatie.

Reportages over dit onderwerp zijn op TV of het www regelmatig te vinden. En telkens zit ik er met een mengeling van verbazing en soms verbijstering naar te kijken. Plekken waar eens in de maand een boot langskomt voor levensmiddelen, post of bezoek van de dokter, of bergen waar mensen wachten op het (kleine) vliegtuigje dat wekelijks landt op een van de modderige paden die een dorpsgemeenschap zelf hebben aangelegd om die verbinding te kunnen onderhouden. Jungles waar kampongs of soortgelijke samenlevingsvormen te vinden zijn die je slechts per Jeep of ezel kunt bereiken. Levenslijnen met de rest van de wereld. Zelf ben ik toch van het comfort, de sociale netwerken, de familie en vrienden om je heen. Zou ik me thuis voelen in een dorp ergens op 1 uur rijden van onze stad?? Wel eens over nagedacht maar steeds weer vastgelopen in dat zelfde gevoel van onzekerheid. Hoe zit dat met jullie beste meelezers? Wel eens nagedacht om op een kale bergtop te gaan wonen? Of op een eiland zonder iets? In de jungle van Centraal-Afrika? Idealiseer je dat of juist niet? Bij ‘Ik vertrek’ of ‘het roer om’ op TV meteen het gevoel dat jij dat ook wilt? Zo ja…laat maar weten waarheen de reis gaat dan….Ben benieuwd…. (beelden: Archief/internet)

Type werd merk…Jeep!

Type werd merk…Jeep!

Eigenlijk is het merk Jeep niet veel meer dan een aanduiding voor een soort voertuig. Een General Purpose Vehicle, door de Amerikaanse GI’s aangeduid als Gee Pee (uitgeschreven spreektaal) kortweg Jeep.

Een auto die voor militaire doeleinden te benutten was, overal doorheen kon ploegen en ongeveer alles kon vervoeren waaraan een legereenheid behoefte had. Een auto ook die moest kunnen worden geladen in elk Amerikaanse toenmalig transportvliegtuig, desnoods door amateurs in een paar uur in en uit elkaar te bouwen moest zijn en tenminste vier personen kon vervoeren. Het ding werd een auto met naam, en nadat hij min of meer was uitgevonden door het onbekende bedrijf Bantam, kwam de productie terecht bij het ook al minder bekende Willys-Overland.

Dat bedrijf zou de serieproductie van de oer-Jeep verzorgen maar moest al snel hulp vragen bij o.a. Ford. Honderdduizenden Jeep’s werden er zo geproduceerd, veelal ook bij andere bedrijven die mee mochten helpen om de geallieerden te voorzien van voldoende Jeeps om de oorlog te helpen winnen. Veel Jeep’s werden zo ook relatief snel afgeschreven. Als de opmars van de geallieerden er om vroeg, of als zij zich in een of andere slag terugtrokken bleven er de nodige schade-wagens achter. Vaak werden die dan door burgerbedrijven opgepikt en weer rijwaardig gemaakt. Zeker na de oorlog was dit het geval. Oude Jeeps werden omgebouwd voor politiediensten, ze reden als bestelwagens, creatieve geesten deden alles met die wagens om vervoer te verzorgen waarbij de Jeeps trouw dienst deden tot ze werden vervangen door meer geciviliseerde auto’s.

Jeep werd een begrip, een merk, en Willys in een adem genoemd als fabrikant. Dat bedrijf bouwde normale auto’s na de oorlog, waarbij je veelal het oude militaire concept terug kon vinden. Met probeerde het ook nog met meer normale personenwagens als de Aero, Wing of Lark. Die kenden een aardig succes in met name de V.S. en Zuid-Amerika. Het merk Jeep kwam uiteindelijk op zichzelf staand in handen van Chrysler dat met die naam indruk wist te maken. Men bouwde modellen als de Cherokee, Grand Cherokee, zette moderne varianten van het oude thema op de agenda en trok zo een publiek naar zich toe dat viel voor het sportieve of stoere wat dit merk toch in zich had.

In Nederland werden aangepaste Jeep’s voor het leger gebouwd door NEKAF, in India bouwde Mahindra ook decennia lang allerlei variaties op het thema. De Jeep, van type tot merk, maar zeker ook tot begrip in de 4×4 klasse. Want voor veel mensen zijn terreinwagens per definitie ‘Jeeps’, terwijl ze werden gebouwd door Japanse, Koreaanse, Chinese, Russische of andere fabrikanten. En dat is eigenlijk een compliment voor een wagentype dat zich in de meest lastige tijden wist te ontwikkelen tot een trouwe bondgenoot voor veel militairen die er voor hun leven en veiligheid afhankelijk van waren. Een mooi compliment voor een in basis zo simpele auto. (Beelden: Yellowbird archief/internet)